34 126 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de herziening van de regeling inzake de meerdaadse samenloop in strafzaken (herziening regeling meerdaadse samenloop in strafzaken)

Nr. 7 AMENDEMENT VAN HET LID HELDER

Ontvangen 13 maart 2018

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid vervalt «samenloop van misdrijven».

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Zij kan voor meer dan dertig achtereenvolgende jaren worden opgelegd in de gevallen waarin wegens strafverhoging ter zake van samenloop van misdrijven de tijd van dertig jaren wordt overschreden.

II

In artikel I, onderdeel A, vervalt in het voorgestelde artikel 57, tweede lid «en mag – voor zover het gevangenisstraf of hechtenis betreft – niet meer dan de helft boven het hoogste maximum uitgaan».

III

Artikel I, onderdeel B, komt te luiden:

B

In artikel 58 vervalt «, doch deze mogen – voor zover het gevangenisstraf en hechtenis betreft – te zamen in duur de langstdurende niet meer dan een derde overtreffen».

IV

In artikel I, onderdeel C, komt het voorgestelde artikel 60, onderdeel c, te luiden:

  • c. voor de verbeurdverklaring en de maatregel, bedoeld in artikel 36f, de vervangende vrijheidsstraffen voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering worden opgelegd.

V

In artikel I wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 62, tweede lid, vervalt «mogen» en wordt «het maximum, bepaald in artikel 24c, derde lid, niet overschrijden» vervangen door «worden voor elke overtreding afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd».

VI

Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:

E

Artikel 63 vervalt.

VII

Artikel II vervalt.

Toelichting

Dit amendement regelt in de onderdelen I tot en met III dat het strafplafond bij meerdaadse samenloop – dat met het wetsvoorstel wordt verhoogd van een derde boven het hoogste strafmaximum tot de helft boven het hoogste strafmaximum – komt te vervallen.

Het huidige artikel 57 lid 2 wetboek van strafrecht gaat uit van onbeperkte cumulatie, maar maakt een uitzondering voor vrijheidsstraffen en hechtenis. Hiervoor geldt gematigde cumulatie, ofwel een zogenoemd strafplafond.

In de periode 2012–2013 is onderzoek uitgevoerd door de Universiteit Leiden. Uit het daarop gebaseerde onderzoeksrapport «Meerdaadse samenloop in het strafrecht» blijkt dat ook bij de minder ernstige misdrijven de straffen bij meerdaadse samenloop zuiver worden gecumuleerd. Dit betekent dat ook hier geen sprake is van een zogenoemd strafplafond.

Dit betekent dat het strafplafond alleen in zicht komt waar het berechting van meerdere, ernstige misdrijven betreft. Alleen in die situaties kan het huidige strafplafond van 1/3 van het strafmaximum een probleem opleveren bij de straftoemeting. Indiener vindt dit onjuist en ook zeer onwenselijk.

Indiener wil het huidige strafplafond, ofwel de huidige uitzondering voor ernstige misdrijven uit het wetboek van strafrecht halen. Indiener meent dat alleen op die manier recht wordt gedaan aan berechting en bestraffing in situaties waarin sprake is van meerdere ernstige strafbare feiten. Indiener is van mening dat de rechterlijke macht voldoende in staat is om in dergelijke gevallen zelf te bepalen hoe hoog de op te leggen straf behoort te zijn en er geen sprake zal zijn van disproportionele straffen. Het uitgangspunt van proportionaliteit in bestraffing komt dan ook niet in gevaar.

In de onderdelen IV en V wordt geregeld dat bij meerdaadse samenloop de vervangende vrijheidsstraffen voor misdrijven en overtredingen of overtredingen gezamenlijk en de vervangende vrijheidsstraffen voor de verbeurdverklaring en de maatregel, bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht, afzonderlijk en zonder vermindering worden opgelegd. In onderdeel VI vervalt artikel 63. Omdat het amendement regelt dat bij gelijktijdige berechting van meerdere feiten voor elk van die feiten de hoogste straf kan worden opgelegd, is er geen reden meer om te regelen dat de meerdaadse samenloopregeling van toepassing bij ongelijktijdige berechting. Tot slot vervalt in onderdeel VII artikel II en de daarmee samenhangende invoeging van artikel 570c aan het Wetboek van strafvordering.

Helder

Naar boven