34 109 Bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed (Erfgoedwet)

K BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2021

Hierbij informeer ik uw Kamer over de gewijzigde planning van de evaluatie van de Erfgoedwet, de beleidsdoorlichting cultuur en de Erfgoedbalans. Eerder dit jaar informeerde ik de Tweede Kamer al over de planning van het onderdeel archeologie van de wetsevaluatie1. In deze brief liet ik weten dat de originele planning voor dit onderdeel niet langer realistisch was. Dit kwam door de prioritering van alle corona gerelateerde dossiers en de effecten die coronamaatregelen hadden op de binnen mijn departement beschikbare capaciteit. Ditzelfde blijkt nu te gelden voor overige onderdelen van de evaluatie van de Erfgoedwet, die eerder was toegezegd aan de Eerste Kamer voor 1 juli 20212, de beleidsdoorlichting van artikel 14 (cultuur) en de Erfgoedbalans (beide toegezegd voor 2021).

De evaluatie van de Erfgoedwet hangt inhoudelijk nauw samen met het onderdeel erfgoed van beleidsdoorlichting cultuur en de Erfgoedbalans3. Om dubbel werk te voorkomen zal ik de drie onderdelen waar mogelijk als één geheel benaderen en verbinden met de voor archeologie en collecties reeds gestarte deelevaluaties. Het resultaat is een evaluatie van het gehele erfgoedbeleid, inclusief de relatie met de ruimtelijke omgeving. Ik verwacht dit resultaat en de uitkomst van de beleidsdoorlichting cultuur met uw Kamer in 2022 te kunnen delen.

Anders dan aangekondigd zal ook mijn beleidsreactie op het advies van de Raad voor Cultuur over archeologie pas in 2022 gereed zijn. De eerder gecommuniceerde datum van eind 2021 kan niet worden gehaald omdat de Raad heeft aangegeven zijn advies in december 2021 gereed te hebben.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 32 820, nr. 406

X Noot
2

Eerste Kamer, kenmerk T0220

X Noot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 31 511, nr. 41

Naar boven