34 109 Bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed (Erfgoedwet)

J BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 september 2016

Met hun brieven van 24 en 27 november 2015 hebben de AWN, Vereniging voor Vrijwillige Archeologie en de Detector Amateur (DDA) gewezen op enkele nadelen aan de op dat moment door mij voorgenomen vrijstelling voor metaaldetectie op de certificatieplicht voor archeologische opgravingen. De bezwaren richtten zich met name op de uitsluiting van alle terreinen met een archeologische bestemming, ongeacht de waarde van deze terreinen. Dit stond naar de mening van de verenigingen te ver af van de sinds jaar en dag bestaande praktijk. Detector amateurs zouden dientengevolge onvoldoende gemotiveerd worden om hun vondsten te melden en vondsten zouden verloren gaan.

Bij de behandeling van de Erfgoedwet in de Eerste Kamer heb ik aangegeven nogmaals goed naar de genoemde bezwaren te zullen kijken. Dit heeft ertoe geleid dat de uitzondering is aangepast in lijn met het voorstel van de AWN. Het uit de bodem halen van met een metaaldetector opgespoorde archeologische vondsten is vanaf 1 juli 2016 overal toegestaan tot een diepte van 30 centimeter (één spade diep), behoudens op (voorbeschermde) gemeentelijke-, provinciale- en rijkmonumenten en op terreinen waar al een professionele opgraving gaande is. Deze uitzondering geldt op land en niet onder water.

Bijgaand treft u een afschrift1 aan van de brieven die aan de AWN en DDA zijn verzonden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffienr. 157498.06.

Naar boven