34 109 Bundeling en aanpassing van regels op het terrein van cultureel erfgoed (Erfgoedwet)

Nr. 21 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN PECHTOLD EN DIK-FABER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 15

Ontvangen 2 juni 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In het opschrift van paragraaf 4.2 wordt «of gemeente» vervangen door: , gemeente of andere publiekrechtelijke rechtspersoon.

II

Artikel 4.17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «of het college van burgemeester en wethouders» vervangen door: , het college van burgemeester en wethouders of het bevoegde orgaan van een andere publiekrechtelijke rechtspersoon.

2. Onder b wordt «of een gemeente» vervangen door: , een gemeente, of een andere publiekrechtelijke rechtspersoon.

III

In artikel 4.19, derde lid, wordt «het betrokken openbaar lichaam» vervangen door: de betrokken publiekrechtelijke rechtspersoon.

IV

In artikel 4.20 wordt «of het college van burgemeester en wethouders» vervangen door «, het college van burgemeester en wethouders of het bevoegde orgaan van een andere publiekrechtelijke rechtspersoon» en wordt «of gemeente» vervangen door: , gemeente of andere publiekrechtelijke rechtspersoon.

Toelichting

De indieners zijn van mening dat niet alleen het openbaar kunstbezit dat in handen is van de Staat, provincies en gemeenten beschermd zou moeten worden door de Erfgoedwet, maar ook het erfgoed dat in het bezit is van waterschappen, universiteiten en andere publiekrechtelijke rechtspersonen. Wanneer er sprake is van cultuurgoederen of (deel)collecties die van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis en onvervangbaar en onmisbaar voor het Nederlands cultuurbezit zijn, is het van belang dat de eventuele vervreemding hiervan zorgvuldig verloopt, ongeacht of de eigenaar de Staat, een provincie, gemeente, waterschap, universiteit of ander publiekrechtelijk rechtspersoon is. De indieners willen daarom aan alle bestuursorganen met een wettelijke taak de verplichting opleggen om advies van een deskundigencommissie in te winnen op het moment dat er een redelijk vermoeden bestaat dat het gaat om cultuurgoederen of (deel)collecties die van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis en onvervangbaar en onmisbaar voor het Nederlands cultuurbezit zijn. Universiteiten en waterschappen bezitten waardevol cultuurbezit dat vaak vrij specifiek is en vooral gerelateerd aan de historie van de organisatie zelf, waardoor in die gevallen bij een voornemen tot vervreemding geen advies zal hoeven worden ingewonnen. De omvang van de extra verplichting en het verwachte effect – een extra waarborg voor het openbare kunstbezit dat mogelijk onvervangbaar is en van grote waarde voor Nederland – acht de indiener daarmee dus in balans.

Pechtold Dik-Faber

Naar boven