Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 februari 2016
Op 9 februari 2016 vond de plenaire behandeling van het initiatiefvoorstel Wet Huis
voor klokkenluiders plaats in de Eerste Kamer. Tijdens dat debat heb ik toegezegd
met een reparatiewet te zullen komen, waarin – naast enkele technische onvolkomenheden
– ook een aanpassing van artikel 7 van het initiatiefvoorstel zal worden opgenomen.
In mijn brief van 3 december 2015 aan uw Kamer is de kleine omissie in artikel 7 al
geconstateerd en heb ik aangekondigd dat reparatie zou volgen.
Tijdens het debat op 9 februari kwam nog een andere kwestie aan de orde en die betreft
de werkingssfeer van het benadelingsverbod. De initiatiefnemers hebben er voor gekozen
het benadelingsverbod expliciet in de wet te regelen voor ambtenaren (met een publiekrechtelijke
aanstelling) en voor andere werknemers (met een arbeidsovereenkomst). Dienovereenkomstig
zijn het Burgerlijk Wetboek, de Ambtenarenwet, Politiewet en de Militaire Ambtenarenwet
aangepast. In een brief d.d. 12 februari aan uw kamer hebben zij de door hen gemaakte
keus nader toegelicht.
Onder het kopje «rechtsbescherming van zzp-ers» geven zij de rechtsmiddelen aan die
uit hoofde van het vermogensrecht beschikbaar zijn, als in een contractuele relatie
een melding van een vermoeden van een misstand tot een negatieve, benadelende reactie
leidt. De actie op grond van wanprestatie of uit onrechtmatige daad zijn dan de geëigende
rechtsmiddelen. Dat geldt eveneens voor stagiaires en vrijwilligers die doorgaans
ook op basis van civielrechtelijke overeenkomst werkzaam zullen zijn.
Alle categorieën werkenden hebben toegang tot de advies- en onderzoeksfunctionaliteiten
van het Huis voor Klokkenluiders, zoals blijkt uit de definitie van werknemer als
opgenomen in artikel 1, onder h van het initiatiefvoorstel: werknemer is degene die
krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling
arbeid verricht of heeft verricht, dan wel degene die anders dan uit dienstbetrekking
arbeid verricht of heeft verricht. Dat betekent dat zzp-ers, stagiaires en vrijwilligers
ook kunnen verzoeken om een bejegenings/benadelingsonderzoek, als bedoeld in artikel 4, eerste lid onder b. Zo zal een rapport van de
afdeling onderzoek van het Huis over de bejegening/benadeling van een zzp-er dus ingebracht
kunnen worden in een eventuele civiele procedure.
Een deel van uw Kamer vroeg mij of het kabinet bereid is om in de aangekondigde reparatiewet
de kwestie van het benadelingsverbod mee te nemen, in die zin dat eveneens voor de
andere categorieën werkenden een nader expliciet benadelingsverbod in de wet wordt
opgenomen.
In de systematiek van de voorliggende wet is het verbod op benadeling gekoppeld aan
de werknemersrechten waarvoor een wettelijke grondslag bestaat. Voor de zeer diverse
groep van niet-werknemers (stagiair, vrijwilligers en zzp-ers) bestaat een dergelijke
eenduidige wettelijke regeling voor de bestaande rechten niet. Een expliciet verbod
op benadeling ten opzichte van de bestaande rechten voor de laatstgenoemde groep kan
dan ook geen (simpele) reparatie van de voorliggende wet zijn. Ik ben wel bereid de
vinger aan de pols te houden of bij de praktijk van het Huis voor Klokkenluiders knelpunten
ontstaan, die niet via de bovengenoemde instrumenten (bejegeningsonderzoek ex artikel
4 eerste lid onder b en onrechtmatige daad, wanprestatie) kunnen worden opgelost,
en in dat geval mij met de collega’s van SZW en VenJ te beraden op mogelijkheden hier
iets aan te doen.
Ik hoop dat de brief voldoende duidelijkheid heeft verschaft, zodat het Huis voor
Klokkenluiders snel van start kan.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk