34 105 Voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Koşer Kaya, Segers, Thieme, Klein en Voortman tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders

33 258 Voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Koşer Kaya, Voortman, Segers, Thieme en Klein houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders)

F1 BRIEF VAN DE INITIATIEFNEMERS

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 februari 2016

Tijdens de voortzetting van de behandeling van het voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Koşer Kaya, Voortman, Segers, Thieme en Klein, houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders) (33 258) en het voorstel van wet van de leden Van Raak, Fokke, Koşer Kaya, Segers, Thieme, Klein en Voortman tot wijziging van de Wet Huis voor klokkenluiders (34 105), zijn door de leden Barth (PvdA) en De Graaf (D66) enkele vragen gesteld over de rechtsbescherming als gevolg van het melden van een vermoeden van een misstand. Graag willen wij in deze brief nader ingaan op de door deze leden gestelde vragen.

Het initiatiefvoorstel Wet Huis voor klokkenluiders introduceert wettelijke rechtsbescherming voor de klokkenluider (werknemer) in de private sector in de vorm van een benadelingsverbod in het Burgerlijk Wetboek (BW) en het vult de wettelijke rechtsbescherming van de ambtelijke klokkenluider aan door het in de Ambtenarenwet, Politiewet en de Militaire Ambtenarenwet opgenomen benadelingsverbod uit te breiden.

De meerwaarde van het benadelingsverbod

Gedacht werd dat klokkenluiders in de private sector voldoende beschermd zouden worden door de algemene norm van het goed werkgever- en werknemerschap en het recht op de vrijheid van eningsuiting. Gezien de ervaringen met klokkenluiders achten wij echter een specifieke wettelijke regeling voor de bescherming van klokkenluiders noodzakelijk.

De rechter kan daaraan toetsen in plaats van een belangenafweging te maken op basis van de meer algemene norm van het goed werkgeverschap op grond van artikel 7:611 BW. Specifieke regelgeving schept duidelijkheid voor alle partijen. Bovendien gaat er een preventieve werking van uit. Dat is nodig, in ons land is het meldklimaat nu bepaald niet veilig genoeg.

Op dit moment ontbreekt een wettelijke grondslag die enerzijds de handelwijze van klokkenluiders normeert (goede trouw etc.) en zodoende ook verduidelijkt in welke gevallen zij aanspraak kunnen maken op bescherming bij benadeling als gevolg van het melden van een vermoeden van een misstand. Het initiatiefvoorstel Wet Huis voor klokkenluiders introduceert een specifiek benadelingsverbod in het BW. Eerder werd een benadelingsverbod al opgenomen in de Ambtenarenwet, zij het dat het verbod daar is gekoppeld aan de procedure van interne melding.

Het voorgestelde benadelingsverbod (gekoppeld aan de normering van de handelwijze van de klokkenluider) schept dus meer duidelijkheid voor de werknemer en de werkgever dan een belangenafweging op basis van de thans reeds bestaande algemene norm van het goed werknemer- en goed werkgeverschap.

Vanuit de concrete ervaringen met klokkenluiders hebben wij er als gezegd voor gekozen de rechtsbescherming voor werknemers met een arbeidsovereenkomst (ongeacht of het een vast of tijdelijk dienstverband betreft) te regelen en voor ambtenaren (vaste en tijdelijke aanstelling) te verruimen door het opnemen van een benadelingsverbod voor klokkenluiders in zowel de Ambtenarenwet als het Burgerlijk Wetboek.

Zo is het thans in artikel 125quinquies, derde lid van de Ambtenarenwet opgenomen benadelingsverbod in dit wetsvoorstel verruimd door nu ook rechtsbescherming te geven aan de ambtenaar die direct een melding doet bij het Huis of bij een daartoe bevoegde instantie, zoals bijvoorbeeld een toezichthouder (mits sprake is van een melding te goeder trouw en naar behoren).

De meerwaarde van het initiatiefvoorstel zit in het feit dat op grond van een normering van de situatie van klokkenluiden, zowel in de private sector als in de publieke sector specifieke rechtsbescherming kan worden ingeroepen. Namelijk, als er sprake is van benadeling als gevolg van een melding te goeder trouw en naar behoren. Dit geldt als gezegd zowel in de fase van de interne melding bij de eigen werkgever als in de fase van een melding buiten de eigen organisatie, bijvoorbeeld bij een toezichthouder.

Rechtsbescherming van zzp-ers

Het wetsvoorstel biedt niet alleen «reguliere» werknemers maar ook ex-werknemers, vrijwilligers en zzp'ers de mogelijkheid om geadviseerd te worden over een vermoeden van een misstand of een verzoek te doen tot een onderzoek naar een misstand. De afdeling onderzoek kan naast deze mogelijkheid van advies en onderzoek tevens een onderzoek doen naar de wijze waarop een (ex-) werknemer of zzp'er is bejegend (benadelingsonderzoek) naar aanleiding van een melding. Op deze manier kan de afdeling onderzoek van het Huis voor klokkenluiders als het ware «over de schouder van de werkgever meekijken» en hierover een rapport uitbrengen.

In geval van benadeling van een zzp'er, die op basis van een overeenkomst van opdracht werkzaamheden verricht, wijzen wij ook op de rechtsbescherming in het kader van de opdrachtovereenkomst in titel 7:1 van Boek 7 van het BW. De opdrachtgever, die beroepsmatig de opdracht heeft verstrekt, is bij opzegging van de overeenkomst schadevergoeding verschuldigd.

Tevens wijzen wij op de mogelijkheid van een actie uit onrechtmatige daad. Daarnaast is een beroep mogelijk op artikel 6:74 BW vanwege een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis indien de opdrachtgever vanwege een melding van een vermoeden van een misstand bijvoorbeeld in gebreke blijft het verschuldigde bedrag aan de opdrachtnemer (melder) te voldoen, waardoor een verplichting ontstaat de schade te vergoeden. Het oordeel van het Huis voor klokkenluiders over de bejegening van de zzp'er zal ook betrokken kunnen worden in een eventuele civiele procedure.

Het Huis voor klokkenluiders is uniek in zijn vorm, ook in de rechtsbescherming. De werking van die rechtsbescherming zal zich in de praktijk moeten bewijzen. Naar ons oordeel zal de werking van de rechtsbescherming ook nadrukkelijk onderdeel moeten worden van de evaluatie van de wet.

Van Raak Fokke Koşer Kaya Segers Voortman Thieme Klein


X Noot
1

De letter F heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 34 105.

Naar boven