34 104 Langdurige zorg

Nr. 36 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2015

Met deze brief voldoe ik aan uw verzoek uit de Regeling van werkzaamheden van 7 april 2015 om inzicht te geven over de verdeling van middelen voor de langdurige zorg over de Wmo 2015, Wlz, Jeugdwet en Zvw (Handelingen II 2014/15, nr. 72, Regeling van Werkzaamheden). Dit naar aanleiding van een bericht in het AD van 5 april jl. Voorts voldoe ik aan uw verzoek van 13 april 2015 om te reageren op een brief van de VNG over NZa-cijfers over 2014. Ik zal eerst ingaan op de realisatiecijfers van de NZa. Daarna ga ik in op de budgetten voor beschermd wonen, waarbij ik de door uw Kamer gestelde vragen zal beantwoorden.

Verdeling middelen langdurige zorg

Er bestaan geen voornemens om meer te bezuinigen op de langdurige zorg. Berichtgeving die dit wel suggereert klopt niet. De discussie die gevoerd wordt met ondermeer de VNG gaat over de verdeling van het beschikbare budget voor langdurige zorg. Gesprekken hierover worden ieder jaar gevoerd, graag geef ik u hierin nader inzicht.

Zoals bekend worden de middelen voor langdurige zorg vanaf 2015 verdeeld over de Wmo 2015, Wlz, Jeugdwet en Zvw. Deze verdeling wordt gemaakt op basis van inschattingen over het zorggebruik. Deze verdeling kan worden aangepast als dit zorggebruik door de tijd verandert. Indien meer mensen ondersteuning krijgen uit de Wmo betekent dat bijvoorbeeld dat minder mensen zorg krijgen uit de Wlz en andersom. Dat betekent dat in dat geval middelen van de Wlz naar de Wmo 2015 zullen verschuiven. Andersom geldt hetzelfde, immers: geld moet daar besteed worden waar mensen er gebruik van maken.

In februari jl. zijn de realisatiecijfers AWBZ 2014 van de NZa beschikbaar gekomen. Deze cijfers zijn conform de verdeling van de realisatiecijfers AWBZ 2013 toegerekend aan de verschillende nieuwe wettelijke domeinen (Wlz, Zvw, Jeugdwet en Wmo 2015). Uit deze informatie blijkt dat de gerealiseerde uitgaven op de «AWBZ zorg» die per 1 januari 2015 onder de Wmo en jeugdwet vallen en daarmee onder de verantwoordelijkheid van gemeenten, lager zijn dan vooraf berekend. In tegenstelling tot de ramingen, is in de AWBZ vorig jaar onderuitputting opgetreden op deze terreinen. Ook blijken er op het gebied van langer thuis wonen danwel in een instelling andere keuzes te zijn gemaakt door mensen. Dit heeft tot gevolg dat op basis van het daadwerkelijke zorggebruik meer mensen gebruik maken van zorg uit de Wlz en dus minder van ondersteuning vanuit de Wmo. De vraag wat dit betekent voor de verdeling van de middelen voor langdurige zorg is op dit moment onderwerp van bestuurlijk overleg.

Dit bestuurlijk overleg is een vervolg op het bestuurlijk overleg met de VNG van vorig voorjaar. Gemeenten hebben mij nadrukkelijk gevraagd solidair te zijn als blijkt dat de groei anders is dan geraamd. Ik heb dit in bestuurlijk overleg in oktober vorig jaar ook toegezegd, in het verlengde van het in de bestuursafspraken vastgelegde uitgangspunt dat gemeenten geen last (of profijt) mogen hebben van iets waar ze niets aan kunnen doen bij het voldoen aan de jeugdhulpplicht en continuïteit van zorg en ondersteuning. Daarom is de afspraak gemaakt dat als raming en realisatie uit elkaar lopen, «het gesprek wordt aangegaan».

In de huidige besprekingen wordt zowel gesproken over de gevolgen van voornoemde constatering voor het lopende jaar (2015) als de daarop volgende jaren. Uiteraard zal ik uw Kamer op de hoogte houden van deze ontwikkelingen.

Beschermd wonen

De zogeheten centrumgemeenten vervullen een regierol bij beschermd wonen en ontvangen financiële middelen daarvoor via de integratie-uitkering sociaal domein binnen het Gemeentefonds. Op het budget, circa € 1,4 miljard op basis van basisjaar 2013, is bij de decentralisatie geen korting toegepast.

Ik heb u in december 2014 in de voortgangsrapportage Hervorming Langdurige Zorg (Kamerstuk 34 104, nr. 1) reeds geïnformeerd over het feit dat een aantal centrumgemeenten heeft aangegeven dat het budget voor beschermd wonen niet toereikend lijkt. Ik heb eind november 2014 met de VNG afgesproken, dat in het voorjaar van 2015 aan de hand van een analyse van de realisatiecijfers van de NZa over 2014 zou worden bezien of het budget 2015 voor beschermd wonen/GGZ-C moet worden bijgesteld. Daarbij heb ik aangegeven dat het mijn intentie was dat, als er op dat moment sprake zou zijn van een macrotekort, ik daarin mijn verantwoordelijkheid neem voor een oplossing. Als in het voorjaar van 2015 zou blijken dat het gaat om een vraagstuk van verkeerde verdeling, dan – zo sprak ik met de VNG af – zijn gemeenten primair aan zet en wordt er tussen gemeenten herverdeeld.

Naar aanleiding van een bestuurlijk overleg eind januari jl. doe ik op dit moment samen met de VNG en in afstemming met de koepels van aanbieders een nieuw onderzoek naar de historische verdeling van de budgetten beschermd wonen over de centrumgemeenten. Dit onderzoek zal op korte termijn gereed zijn. De resultaten ervan zullen naar verwachting behulpzaam zijn om te kunnen vaststellen in hoeverre de verdeling van middelen over de centrumgemeenten accuraat is.

Hieronder zal ik specifiek ingaan op de gestelde vragen.

Vragen van de SP-fractie:

  • Wat is er nu precies aan de hand rondom beschermd wonen naar aanleiding van de berichtgeving in de media?

Voor een antwoord op deze vraag zij verwezen naar bovenstaande tekst.

  • Kunt u garanderen dat alle gemeenten zoals is beloofd, vijf jaar lang beschermd wonen krijgen gefinancierd zonder dat dit tot extra kosten voor gemeenten leidt?

In de Wmo 2015 is voor cliënten die op 31 december 2014 een indicatie voor GGZ-C (beschermd wonen) hadden een overgangsrecht opgenomen van vijf jaar (of korter als de indicatie eerder eindigt). Om gemeenten in staat te stellen deze rechten van cliënten te honoreren heeft het kabinet het budget voor beschermd wonen ongekort overgeheveld naar gemeenten. Het kabinet heeft geen voornemens om alsnog te bezuinigen waardoor gemeenten voor deze taak minder middelen beschikbaar zouden hebben dan er in de AWBZ beschikbaar waren.

Vragen van de CDA-fractie:

  • Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het bericht van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over 2014 waaruit blijkt dat het Rijk in dat jaar minder geld heeft uitgegeven dan begroot aan AWBZ-doelgroepen die vanaf 2015 onder de Jeugdwet en de Wmo vallen? Kan dit NZa rapport worden meegestuurd?

Voor een antwoord op deze vraag zij verwezen naar bovenstaande tekst.

  • Voor beschermd wonen geldt toch de afspraak dat het budget zonder korting overkomt? Hoe kan anders het overgangsrecht van 5 jaar voor bestaande cliënten gegarandeerd worden?

Ja. Mede gelet op het overgangsrecht van vijf jaar heeft het kabinet ervoor gekozen het budget voor beschermd wonen ongekort over te hevelen.

  • Wat vindt de Staatssecretaris van het feit dat er in een aantal centrumgemeenten contracten voor een deel van het jaar zijn afgesloten?

Een beperkt aantal centrumgemeenten is, gelet op (soms forse) financiële risico’s die werden voorzien, overgegaan op contractering beschermd wonen voor een half jaar. Ik vind dit een onwenselijke situatie, die bij zowel gemeenten als aanbieders voor onrust zorgt. Er is mij dan ook veel aan gelegen om zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden over de budgetten, zodat gemeenten en aanbieders in de toekomst voor een langere periode afspraken kunnen maken.

  • Volgens de VNG gaat het om een tekort 60 miljoen euro dat kan oplopen tot 300 miljoen euro. Kan de Staatssecretaris aangeven om hoeveel budget het precies gaat? Kan ook worden aangegeven wat de verschillen per centrumgemeente zijn?

De VNG heeft vorige week dinsdag in een bestuurlijk overleg een mogelijk tekort voor beschermd wonen van «tientallen miljoenen euro’s» voor de «nadeelgemeenten’genoemd. Een bedrag van € 60 miljoen of een potentieel tekort van € 300 miljoen is niet genoemd. De VNG heeft mij tot op heden geen compleet en/of actueel overzicht kunnen overleggen van de situatie in de 43 centrumgemeenten. Ik heb met de VNG afgesproken om gezamenlijk alle contracten/(subsidie)beschikkingen voor beschermd wonen van de 43 centrumgemeenten in beeld te brengen, zodat duidelijk wordt voor welke bedragen en op welke wijze er is gecontracteerd.

  • Wat betekent dit voor de toegang van nieuwe cliënten voor beschermd wonen?

Gemeenten hebben op grond van de Wmo 2015 de opdracht cliënten te voorzien van de maatwerkvoorziening beschermd wonen, als op basis van het onderzoek (zoals omschreven in de Wmo 2015) blijkt dat de cliënt daarvoor in aanmerking komt. Een eventueel financieel tekort ontslaat de gemeente niet van die plicht.

  • Blijft de Staatssecretaris bij de concretisering van zijn bestuurlijke afspraken (brief 19 december 2014, kenmerk 700098–130952 DMO)

Ja. In de genoemde brief (die vanuit mijn ministerie is verzonden aan het college van B&W van Purmerend) is opgenomen dat ik niet alleen ten aanzien van een eventueel macrotekort mijn verantwoordelijkheid zal nemen, maar zo nodig ook wat betreft het verdeelvraagstuk (hoewel over dat laatste is afgesproken dat de bal primair bij de VNG/gemeenten ligt). In de brief aan Purmerend wordt duidelijk gemaakt dat daar waar sprake is van juridische of contractuele belemmeringen, in die zin dat gemeenten geen geld meer kunnen vrijmaken, door mij in redelijkheid zal worden gehandeld. Voorts wordt in de brief opgemerkt dat ik eveneens mijn verantwoordelijkheid zal nemen indien sprake is van bestuurlijke onwil om middelen te herverdelen.

  • Hoe en wanneer gaat de Staatssecretaris dit concretiseren?

Eerst is nodig dat de uitkomsten van het nieuwe historische verdeelmodel en de analyse van alle contracten/(subsidie)beschikkingen van de 43 centrumgemeenten beschikbaar zijn, zoals hierboven beschreven. Daarna ga ik met de VNG opnieuw in overleg. Streven is om zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk in de meicirculaire van het Gemeentefonds, duidelijkheid te bieden aan gemeenten.

Vragen van de PVV-fractie:

  • Klopt het dat er gesprekken gaande zijn tussen de VNG en het Rijk over kortingen op het zorgbudget?

Voor meer informatie hierover zij verwezen naar de tekst over de realisatiecijfers aan het begin van deze brief.

  • Klopt het dat er plannen zijn om tot 300 miljoen euro te korten op de zorgbudgetten?

Met het genoemde bedrag wordt mogelijk gedoeld op het eerder genoemde verschil tussen de aanvankelijke raming en de raming die op basis van de meest recente realisatiecijfers gemaakt is. Naar nu duidelijk is geworden, is een te groot bedrag toebedeeld aan de Wmo 2015, oplopend naar ruim € 300 mln in 2018. Eerder in deze brief is hier uitgebreider op ingegaan.

  • Op basis van welke cijfers is er besloten om te gaan snijden in het budget? Kunnen deze cijfers(rapport) aan de Kamer toegezonden worden? Zo nee, waarom niet?

Voor een antwoord op deze vraag zij verwezen naar de tekst over realisatiecijfers aan het begin van deze brief.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven