Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 december 2020
Uw vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij in een brief van
7 december 2020 verzocht om u te informeren over de uitkomst van de inzet van de mediator
met betrekking tot (draagvlak voor) de Handreiking Kindzorg. Ik heb dit geïnterpreteerd
als de uitkomst van een inventarisatie onder partijen over de inzet van een mediator.
Daarnaast heeft uw commissie mij in een brief van 17 december 2020 verzocht om een
stand van zaken betreffende de handreiking kindzorg en om antwoord op de vraag hoe
en wanneer ik de aangenomen moties zal uitvoeren.
In deze brief zal ik kort ingaan op:
Stand van zaken
Zoals ik u in voorgaande brieven over de kindzorg heb laten weten, zet ik in op twee
sporen; beleid en casuïstiek. Wat het beleidsspoor betreft hebben het Zorginstituut
Nederland en V&VN hun werk gedaan, met de oplevering van respectievelijk de «Verduidelijking
Zorginstituut van begrippen bij verpleegkundigen indicatiestelling kindzorg Zvw» en
de «Handreiking Indicatieproces kindzorg». Daarmee hebben betrokken partijen aan de
afspraken voldaan. De documenten geven verpleegkundigen houvast bij de uitvoer van
de indicaties en zorgverzekeraars bij de beoordeling van indicaties. Nieuwe indicaties
of herindicaties zullen conform de inhoud van deze documenten opgesteld en beoordeeld
moeten worden. Goed om te benadrukken dat het in beide documenten niet gaat om nieuwe
regels, maar om een verduidelijking van de geldende wet- en regelgeving. Als op individueel
niveau onduidelijkheid of discussie ontstaat over de gestelde indicaties, verwijs
ik naar de gemaakte afspraken omtrent casuïstiek. Afgesproken is dat BVIKZ en Per
Saldo over de casussen in gesprek gaan met de zorgverzekeraars. Deze gesprekken worden
momenteel gevoerd. We zullen de rode draden daarvan proberen op te halen.
Hoewel veel partijen de Handreiking van V&VN ondersteunen en/of onderschrijven, bereiken
ook mij berichten dat handreiking vragen oproept bij een deel van de ouders. Om ook
bij die laatste groep ouders de bestaande onrust weg te nemen, zal ik begin 2021 een
bemiddelaar dan wel verkenner aanstellen.
Uitvoer moties
Uw Kamer heeft mij met de motie van de leden Kerstens en Agema1 verzocht om op korte termijn een bemiddelaar dan wel een verkenner aan te stellen
om met alle betrokkenen tot een gedragen oplossing te komen. Met de uitvoering van
die motie ben ik aan de slag. Ik ben gestart met een inventarisatie onder partijen
over de vraag of behoefte is aan bemiddeling en welke wensen of ideeën partijen hebben
ten aanzien van de invulling van een dergelijk traject, gegeven de te onderscheiden
verantwoordelijkheden die partijen hebben. Ik voer deze inventarisatie zorgvuldig
uit, en ik zal u begin 2021 informeren over de uitkomst hiervan en over de gekozen
aanpak voor het traject van bemiddeling of verkenning. Voor mij staat in ieder geval
vast dat een bemiddelaar dan wel verkenner iemand moet zijn die onafhankelijk is van
alle partijen en op voldoende draagvlak onder partijen kan rekenen om zijn of haar
taak goed uit te voeren.
Over de motie van de leden Agema en Kerstens2, heb ik afstemming gezocht met het Zorginstituut en de beroepsgroep. Ik zal u over
de uitkomsten hiervan ook begin 2021 informeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge