34 090 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten in verband met het gebruik van elektronische processtukken (digitale processtukken Strafvordering)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 juli 2015

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel P, wordt de zinsnede «van het zesde en zevende lid tot het zevende en achtste lid,» vervangen door: van het zesde tot en met het achtste lid tot het zevende tot en met het negende lid,.

B

Artikel III komt te luiden:

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 21 november 2014 ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met een herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (34 086), tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdeel C, van die wet in werking treedt of is getreden voor of op het tijdstip waarop deze wet in werking treedt, wordt artikel I, onderdeel B, van deze wet als volgt gewijzigd:

a. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

b. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Waar deze wet voorziet in de mogelijkheid van een verzoek van de verdachte, kan een schriftelijk verzoek langs elektronische weg worden overgedragen, met behulp van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van [datum] ingediende voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III) [Kamerstuknummer], tot wet is of wordt verheven, en artikel II, onderdelen CC en EE, van die wet eerder in werking treedt of is getreden wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel F wordt in de aanhef «artikel 138d» vervangen door «artikel 138f «, wordt «Artikel 138e» vervangen door «Artikel 138g» en wordt Artikel «138f» vervangen door: Artikel 138h.

b. In artikel I, onderdeel P, wordt de zinsnede «van het zesde en het zevende lid tot het zevende en het achtste lid,» vervangen door: van het zesde tot en met het negende lid tot het zevende tot en met het tiende lid,.

3. Indien het bij koninklijke boodschap van [datum] ingediende voorstel van wet tot implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L315) [Kamerstuknummer] tot wet is of wordt verheven, en artikel I, onderdelen B en J, van die wet eerder in werking treedt of is getreden wordt artikel I deze wet als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel C, komt te luiden:

Aan artikel 51ac wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Waar deze wet voorziet in een verzoek van een slachtoffer, kan een schriftelijke verzoek langs elektronische weg worden overgedragen met behulp van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen voorziening.

b. In onderdeel D, wordt «artikel 51a, vijfde lid» vervangen door: artikel 51ac, achtste lid.

c. In onderdeel I, wordt «artikel 163, derde lid» vervangen door «artikel 163, vierde lid» en wordt en «3.» vervangen door: 4.

Toelichting

Met deze nota van wijziging wordt een tweetal technische verbeteringen doorgevoerd en wordt voorzien in een uitgebreidere samenloopbepaling dan was opgenomen in het voorstel van wet.

A

Dit betreft een wetstechnische verbetering.

B

Het eerste lid betreft een wetstechnische verbetering ten aanzien van de al in het voorstel van wet opgenomen samenloopbepaling met het voorstel van wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, Het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Kamerstukken 34 086).

In het tweede lid wordt voorzien in een samenloopregeling met een wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van strafvordering in verband met de verbetering en versterking van de opsporing en vervolging van computercriminaliteit (computercriminaliteit III). De voorgestelde wijziging van de artikelen I, onderdelen F en P zijn afhankelijk van de voorgestelde wijzigingen in artikel II, onderdelen CC en EE, van het wetsvoorstel computercriminaliteit III. Dit betekent dat als deze laatstgenoemde onderdelen eerder in werking treedt of is getreden, de nieuwe voorgestelde artikelen in artikel I, onderdeel F, worden aangeduid als: «Artikel 138e» en «Artikel 138h» en dat in artikel I onderdeel P, de vernummering van de leden wordt aangepast overeenkomstig artikel II, onderdeel EE, van het wetsvoorstel computercriminaliteit III.

In het derde lid wordt voorzien in een regeling van de samenloop met het wetsvoorstel tot implementatie van richtlijn 2012/29/EU van het Europees parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ (PbEU 2012, L315). Indien artikel I, onderdelen B en J, van dit wetsvoorstel eerder in werking treedt of is getreden, wordt artikel I onderdelen C, D en I, overeenkomstig aangepast.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven