34 085 VII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2014 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 december 2014

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 4 december 2014 voorgelegd aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Wonen en Rijksdienst. Bij brief van 11 december ze door de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Wonen en Rijksdienst beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Berndsen-Jansen

De waarnemend griffier van de commissie, Hendrickx

1

Waarom wordt de betaling namens alle departementen van de egalisatieverordening aan het Rijksvastgoedbedrijf gerealloceerd naar het centraal apparaatsartikel (€ 160 miljoen) en zo ook van de baten-lastendiensten (€ 107 miljoen)? Waarom gebeurt dat nu en niet reeds eerder? Waar zijn deze middelen binnengekomen?

   
 

Antwoord: Het nieuwe huisvestingsstelsel voor kantoren treedt in 2016 in werking. In aanloop hiernaar zijn departementen in de gelegenheid gesteld om hun openstaande egalisatieschulden in 2014 en 2015 te voldoen. Deze afkoop van egalisatieschulden aan het Rijksvastgoedbedrijf heeft plaatsgevonden via de begroting BZK. BZK heeft de bedragen ontvangen op het artikel Algemeen maar vindt het meer zuiver om deze betalingen als een betaling aan een SSO zichtbaar te maken. Het Rijksvastgoedbedrijf classificeert als een SSO. Om deze betaling mogelijk te maken vanaf Centraal Apparaat heeft intern BZK een reallocatie plaatsgevonden.

   

2

Waarom werd niet eerder rekening gehouden met ontvangsten voor de huisvesting van de RGD (€ 17 miljoen).

   
 

Antwoord: Bij 1e suppletoire begroting wordt een inschatting gemaakt voor het lopende jaar van zowel de uitgaven als de ontvangsten en bij 2e suppletoire begroting vindt een additionele mutatie plaats als de definitieve omvang bekend is. De inschatting bij 1e suppletoire was te laag en is nu gecorrigeerd.

   

3

Wat is de reden dat de restanttaakstelling op de AIVD over de jaren 2017–2022 naar voren wordt gehaald? Houdt dit in dat de AIVD momenteel onderbesteedt en dus niet maximaal gebruik maakt van haar budget?

   
 

Antwoord: Het gaat hier om een beperkte onderuitputting over het jaar 2014. Oorzaak betreft ondermeer een hogere personele uitstroom dan aanvankelijk geraamd als gevolg van de taakstelling op de AIVD in het regeerakkoord van Rutte-II. Volgens de begrotingsregels zou dit eigenlijk vervallen aan de algemene middelen, maar het kabinet is akkoord met behoud voor de AIVD. Door deze uitgaven door te schuiven naar latere jaren ontstaat er dekking voor een deel van de resterende taakstelling. De € 5,5 mln. betreft dus geen reductie van de onderzoekscapaciteit van de dienst.

   

4

Wat zijn de meerjarige consequenties van het vervroegen van de taakbijstelling van de AIVD in artikel 2.1?

   
 

Antwoord: Er is geen sprake van vervroeging van de taakbijstelling van de AIVD.

   

5

Waarom is de € 5,5 mln bij de AIVD niet tot besteding gekomen in 2014?

   
 

Antwoord: Zie het antwoord op vraag 3

   

6

In welke jaren komt de € 5,5 mln. die bij Najaarsnota wordt afgeboekt, wel tot besteding?

   
 

Antwoord: In de jaren 2018 tot en met 2022 zullen deze middelen worden gerealiseerd.

   

7

Hoe kan het dat er in 2014 onderuitputting is bij de AIVD, terwijl de AIVD tegelijkertijd mensen moet lenen van de politie om jihadisten en Syriëgangers in de gaten te houden?

   
 

Antwoord: Zie antwoord op vraag 8.

   

8

Worden de geleende politieagenten betaald door de zendende dienst of komt hun inzet ten laste van het AIVD-budget, waarmee feitelijk gezien de AIVD nog sterker onderbezet zou zijn dan nu lijkt?

   
 

Antwoord: Het kabinet heeft de AIVD opgedragen op korte termijn de capaciteit voor onderzoek naar terrorisme te intensiveren. De werving van het nieuwe personeel neemt geruime tijd in beslag, gelet op het doorlopen van de benodigde procedures voor werving, screening en opleiding van medewerkers. Daarom is besloten om gebruik te maken van kennis en expertise van de Nationale Politie om zo doende op korte termijn toch de onderzoekscapaciteit te kunnen versterken. Deze additionele inzet komt ten laste van de begroting 2015 van de AIVD.

   

9

Betreft de onderuitputting van de personeelskosten AIVD niet ingevulde formatieplaatsen op het gebied van onderzoekscapaciteit en operationele inzet? Zo ja, waarom is het niet mogelijk voldoende goed gekwalificeerd personeel te vinden?

   
 

Antwoord: Het werven, screenen en opleiden van medewerkers neemt geruime tijd in beslag, waardoor formatieplaatsen niet direct kunnen worden bezet. Zie ook het antwoord op vraag 3.

   

10

Hoe verhoudt de verlaging van het AIVD-budget zich tot de kasschuif taakstelling AIVD van 10 mln. uit de voorlopige uitkomsten bij Miljoenennota 2015?

   
 

Antwoord: Het betreft dezelfde kasschuif. Volgens de begrotingsregels dient het bedrag voor 2014 ook te worden opgenomen in de tweede suppletoire begroting 2014.

   

11

Waarom is het doorschuiven van geld bij de AIVD naar latere jaren een «technische mutatie»?

   
 

Antwoord: De mutatie is aangemerkt als een technische mutatie, omdat deze geen invloed heeft op het gevoerde beleid.

   

12

Hoeveel fte had de AIVD extra kunnen inzetten in 2014, als de 5,5 mln, die bij Najaarsnota wordt doorgeschoven naar latere jaren, in 2014 tot besteding was gekomen?

   
 

Antwoord: Geen. Zie ook het antwoord op vraag 9.

   

13

Wat verklaart de verlaagde ontvangsten voor het VUT-fonds (32 miljoen euro)?

   
 

Antwoord: Er wordt minder van de regeling gebruikt wordt omdat mensen langer doorwerken. Hierdoor hoeft het fonds minder te lenen en betalen ze ook minder terug.

   

14

Kan een toelichting worden gegeven op de mutatie van ongeveer 5,5 miljoen euro bij de AIVD, zoals opgenomen in de tabel bij beleidsartikel 2? In hoeverre kan worden gegarandeerd dat deze mutatie de operationele sterkte van de AIVD niet raakt?

   
 

Antwoord: Zie het antwoord op vraag 11.

   

15

Kunt u de mutaties onder beleidsartikel 6.2, 6.3 en 6. 5 nader toelichten? Waarom is meer budget noodzakelijk om de e-voorzieningen binnen de Generieke Digitale Infrastructuur beschikbaar te houden (in totaal ca. € 20 miljoen)? Waarom was dit niet voorzien? (artikel 6)

   
 

Antwoord: Voor het jaar 2014 zijn de lasten van de voorzieningen uit de Generieke Digitale Infrastructuur die in beheer zijn bij BZK gelijk gemaakt aan de beschikbare begrotingsgelden. Als gevolg hiervan werd een rem gezet op zowel het beheer en met name de doorontwikkeling van de huidige voorzieningen.

In mei is uw Kamer geïnformeerd over de structurele financieringsproblematiek van de generieke digitale infrastructuur (Kamerstukken II, 2013–2014, 26 643, nr 314) waarin is aangekondigd dat onder regie van de Digicommissaris een meerjarig financieringsarrangement opgesteld zal worden ten behoeve van besluitvorming bij Voorjaarsnota 2015/Begroting 2016. Voor 2014 is deze problematiek incidenteel opgelost, onder andere door dekking vanuit de prijsbijstelling.

   

16

Bent u bereid specifieker toe te lichten wat de forse mutatie inhoudt op de materiële uitgaven (€ 162 miljoen)? Waarom dienen departementen de egalisatieschuld af te lossen? Houdt dit verband met de centralisatie van de vastgoedorganisatie? Waarom waren deze aflossingen niet al eerder meegenomen? (artikel 11)

   
 

Antwoord: Voor de betaling namens alle departementen van de egalisatievordering aan het Rijksvastgoedbedrijf worden de ontvangen bijdragen gerealloceerd van art 12. Algemeen naar het centraal apparaatsartikel. Daarnaast zijn voor de uitvoering van werkzaamheden voor het Ministerie van Onderwijs Cultuur & Wetenschappen (OCW) ten behoeve van het ROC Leiden middelen overgeboekt naar het centraal apparaatsartikel van BZK. Per 1 januari 2016 verandert de systematiek van beprijzing en facturering van Rijkskantoorlocaties in het nieuwe stelsel van Centrale Eenheidsprijzen. Departementen moeten om die reden voor 1 januari 2016 hun egalisatieschulden voldoen aan het Rijksvastgoedbedrijf (RVB).Bij 2e suppletoire begroting zijn de laatste bijdragen vanuit andere departementen ontvangen. Derhalve kon de betaling niet eerder plaatsvinden. Zie ook het antwoord op vraag 1.

   

17

Waarom was bij de ontvangsten nog geen rekening gehouden met de ontvangsten voor de huisvesting van de RGD? (artikel 11)

   
 

Antwoord: Zie het antwoord op vraag 2.

   

18

Waarom is er een herschikking van budgetten ten behoeve van hogere lasten met betrekking tot de externe inhuur van de Dienst van de Huurcommissie nodig?

   
 

Antwoord: Zoals aangegeven bij beleidsartikel 1 Woningmarkt van de 2e suppletoire begroting 2014 van W&R, wordt de bijdrage 2014 aan de Dienst van de Huurcommissie (DHC) verhoogd vanwege lagere legesontvangsten en hogere kosten van de in 2012 doorgevoerde reorganisatie. Dekking hiervoor vindt ondermeer plaats uit het budget voor externe inhuur op artikel 11 Centraal Apparaat van de 2e suppletoire begroting 2014 van BZK. Er is dus geen sprake van hogere lasten voor externe inhuur bij de DHC.

   

19

Waarom moet prijsbijstelling worden ingezet om de e-overheidsvoorzieningen beschikbaar te houden? (artikel 13)

   
 

Antwoord: Zie het antwoord op vraag 15.

Naar boven