De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Artikel I, onderdeel A, onderdeel 1, komt te luiden:
1. Het tweede lid komt te luiden:
-
2. In afwijking van lid 1 geldt het in dat lid bedoelde recht:
-
a. voor een tijdvak van zes weken voor de werknemer die doorgaans op minder dan vier
dagen per week uitsluitend of nagenoeg uitsluitend diensten verricht ten behoeve van
het huishouden van de natuurlijke persoon tot wie hij in dienstbetrekking bestaat,
of
-
b. voor een tijdvak van 26 weken voor de werknemer die de in artikel 7, onderdeel a,
van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt.
Indien de ongeschiktheid wegens ziekte een aanvang heeft genomen voor de datum waarop
de werknemer de in onderdeel b bedoelde leeftijd heeft bereikt, geldt vanaf die datum
de in dit lid genoemde termijn, voor zover het totale tijdvak niet meer bedraagt dan
104 weken.
II
In artikel I, onderdeel F, onderdelen 1 en 2, wordt «zes weken» vervangen door: 26 weken.
III
In artikel II, onderdeel B, wordt in de voorgestelde artikelen 127c, eerste lid, eerste
volzin, onderdeel a en tweede volzin, en tweede lid, en 127d, tweede lid, «zes weken»
telkens vervangen door: 26 weken.
IV
In artikel III, onderdeel F, onderdelen 1 en 2, wordt «zes weken» vervangen door:
26 weken.
V
In artikel III, onderdeel I, wordt in het voorgestelde artikel #, tweede lid, «zes
weken» vervangen door: 26 weken.
VI
In artikel IX, tweede lid, wordt «zes weken» vervangen door: 26 weken.
Toelichting
Dit amendement beoogt de loondoorbetalingsplicht bij ziekte in de Wet werken na de
AOW-gerechtigde leeftijd aan te passen van 6 naar 26 weken. Het huidige verschil met
de doorbetalingstermijn voor niet-AOW-gerechtigden van 104 weken is ten eerste te
groot om reëel te zijn. De inkomensachteruitgang op een dergelijk korte termijn is
naar oordeel van de indiener té abrupt. Ten tweede is indiener van mening dat verdringing
door oudere werknemers beneden de AOW-leeftijd hierdoor in de hand gewerkt wordt.
Gezien het relatief hoge aantal WW-uitkeringen en de hoge langdurige werkloosheid
in deze leeftijdsgroep, is dit een zeer onwenselijk gevolg.
Wetstechnisch wordt het verlengen van het recht op loondoorbetaling bij ziekte voor
personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, geregeld door in het voorgestelde
artikel 7:629, tweede lid, onderdeel b, van het Burgerlijk Wetboek het tijdvak van
zes weken te vervangen door een tijdvak van 26 weken. Dit wordt geregeld in artikel I
van dit amendement.
Artikel II van het amendement regelt dat het opzegverbod bij ziekte in artikel 7:670
BW van 6 weken wordt verlengd tot 26 weken, waarmee wordt aangesloten bij de termijn
voor loondoorbetaling bij ziekte van de werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd
heeft bereikt.
Het voorgestelde artikel 127c Ambtenarenwet komt overeen met artikel 7:670 BW, en
regelt dat een ambtenaar die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt na zes weken
kan worden ontslagen wegens ongeschiktheid wegens ziekte indien te verwachten is dat
er geen herstel zal zijn binnen zes weken na die eerste zes weken. Voor ambtenaren
wordt met dit amendement de termijn van 6 weken loondoorbetaling bij ziekte alsmede
de termijn van 6 weken voor ontslag bij ziekte eveneens gewijzigd in 26 weken. Dit
wordt geregeld in artikel III van dit amendement.
Artikel IV van het amendement regelt dat de verkorte periode voor AOW-gerechtigde
ambtenaren, dat is geregeld in artikel 76a Ziektewet, eveneens wordt verlengd naar
26 weken.
Met de artikelen V en VI van het amendement wordt in het voorgestelde overgangsrecht
voor de Ziektewet voor ambtenaren en in het voorgestelde overgangsrecht voor het Burgerlijk
Wetboek voor werknemers de periode van zes weken eveneens verlengd naar 26 weken.
Krol