34 058 Regels omtrent windenergie op zee (Wet windenergie op zee)

E VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN1

Vastgesteld 1 juni 2015

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De commissie verzoekt de regering de vragen uiterlijk 12 juni 2015 te beantwoorden. Vertrouwende op een volledige en tijdige reactie achten de leden van de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben de memorie van antwoord met belangstelling gelezen en willen de regering graag naar aanleiding van de beantwoording een onderwerp voorleggen.

De leden van de CDA-fractie danken de regering voor de beantwoording van hun vragen. Ter voorbereiding op het debat hebben zij nog enkele aanvullende vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

In de memorie van antwoord lezen de PvdA-fractieleden dat er werkateliers worden gehouden om de belangstelling voor de kavels uit te laten werken. Worden in deze ateliers ook gemeenschappen betrokken die graag één of enkele molens willen en kunnen plaatsten? Daarbij doelen de fractieleden op dorpsgemeenschappen en ook een burgercoöperatie als De Windvogel. De leden van de PvdA-fractie krijgen signalen dat dergelijke burgerinitiatieven wel middelen hebben om één of een paar molens te plaatsen, maar dat het niet lukt om een locatie te verkrijgen. Uit artikel 18 van het wetsvoorstel maken zij op dat het wel mogelijk is voor deze gemeenschappen om (met anderen) een vergunning te krijgen voor een kavel op zee, mits het een gezamenlijke aanvraag betreft. Om een gezamenlijke aanvraag in te dienen, zou het een onderdeel van de werkateliers kunnen zijn, zo denken zij.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

In het wetsvoorstel wordt vastgelegd in welke volgorde projecten voor een vergunning in aanmerking komen indien géén aanspraak op subsidie wordt gemaakt. Voor projecten die wel aanspraak op subsidie maken (en dat zullen naar verwachting voorlopig alle projecten zijn), zijn de criteria voor de volgorde van subsidietoekenning in de SDE+-regeling vastgelegd. Waarom heeft de regering in dit geval – dus het meest voorkomende geval – de criteria niet in de wet vastgelegd, maar alleen in de regeling?

De regering lijkt ervan uit te gaan dat eenmaal gerealiseerde windparken gedurende de voorziene exploitatieduur ongewijzigd in gebruik blijven. De leden van de CDA-fractie vragen zich af waar die aanname van de regering op gebaseerd is, en of ze juist is. Is het voor een exploitant mogelijk om tussentijds wijzigingen in de installaties op het windpark aan te brengen, bijvoorbeeld effectievere turbines? En wat gebeurt er als een exploitant tussentijds de exploitatie van een windpark staakt, bijvoorbeeld omdat hij failliet gaat? Het is duidelijk dat er dan geen subsidie meer wordt verleend. Echter, de beoogde doelstellingen met betrekking tot duurzame energieopwekking komen in gevaar, en er staat een ongebruikt windmolenpark op zee. Welke rol ziet de regering in dit geval voor zichzelf?

Uit de rapportage van de Algemene Rekenkamer over de SDE+-regeling2 wordt duidelijk dat in de fase van besluitvorming rond projecten veel «uitval» is; vervolgens leveren projecten in werkelijkheid gemiddeld ook minder energie dan op papier werd ingeschat. Al met al blijft de realisatie van de verduurzaming van de energieopwekking dan ook fors achter bij de ramingen. Deelt de regering deze conclusie, en tot welke reactie brengt dat haar? Zo nee, waarom niet?

De leden van de CDA-fractie vragen zich voorts af wat het maatschappelijk draagvlak is voor windenergie die op zee wordt gewonnen. Beschikt de regering over gegevens ter zake?

Tot slot willen de leden van de CDA-fractie graag weten welke budgettaire afspraken de regering heeft gemaakt voor de beheersing van het totaal volume aan middelen dat voor de subsidiëring van de realisatie van windparken op zee beschikbaar is. Is er sprake van een zogenaamde «openeinderegeling» op de begroting van het ministerie?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Kneppers-Heijnert

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer


X Noot
1

Samenstelling: Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD), (voorzitter), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (Fractie De Lange), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA), (vicevoorzitter), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Gerkens (SP) en Koning (PvdA).

X Noot
2

Stimulering van duurzame energieproductie (SDE+). Haalbaarheid en betaalbaarheid van de beleidsdoelen. Algemene Rekenkamer, april 2015.

Naar boven