34 058 Regels omtrent windenergie op zee (Wet windenergie op zee)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 20 november 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt een verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

I ALGEMEEN

2

Hoofdstuk 1.

2

 

1. Inleiding

2

Hoofdstuk 2. Aanleiding en achtergrond

4

 

2.1. Aanleiding

4

 

2.2. Achtergrond en tekortkomingen huidig stelsel

4

 

2.3. Koppeling vergunningverlening en subsidie

5

 

2.4. Gebrek aan sturingsmogelijkheden op locaties in de tijd

5

 

2.5. Aansluiting op net

5

Hoofdstuk 3. Hoofdlijnen van het voorstel

6

 

3.1. Het kavelbesluit

6

 

3.2. Relatie tussen gebieden en kavels

7

 

3.3. Belangenafweging

7

 

3.4. Natuuraspecten

9

 

3.5. Kaders Europese ichtlijnen voor bescherming gebieden

9

 

3.6. Regeling in wetsvoorstel bescherming gebieden

9

 

3.7. Regeling in wetsvoorstel bescherming soorten

10

 

3.8. Inhoud en procedure

10

 

3.9. De vergunning

10

 

3.10. Uitbreiden taken netbeheerder voorbereidingsfase

11

Hoofdstuk 4. Internationaal kader en verhouding tot bestaande regelgeving

12

 

4.1. Waterwet

13

 

4.2. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

13

 

4.3. Mijnbouwwet

13

Hoofdstuk 5. Bedrijfseffecten

13

 

5.1. Inleiding

13

 

5.2. Administratieve lasten voor bedrijven

13

Hoofdstuk 6. Overgangsrecht

14

Overig

16

     

II. ARTIKELEN

17

Artikel 4

17

Artikel 8

17

Artikel 11

17

Artikel 17

17

Artikel 29

18

Artikel 30

18

Artikel 34

18

Artikel 41ba

18

I ALGEMEEN

Hoofdstuk 1

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Regels omtrent windenergie op zee (Wet windenergie op zee) (hierna: het wetsvoorstel). Zij hebben daarbij nog een aantal vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat in het huidige stelsel bedrijven onnodige kosten maken voor vergunningen, omdat niet alle vergunningen leiden tot de aanleg van een windpark. Waarom is dan in het verleden voor die systematiek gekozen? Is het niet zo dat er bij ieder groot bouwproject dergelijke risico’s zijn? Dan is er toch concurrentie en kunnen verschillende partijen een aanvraag doen, terwijl er maar één partij wint? Wat is aan dat systeem niet goed?

De leden van de VVD-fractie lezen verder dat om een gemiddelde kostprijsdaling van windenergie op zee met 40% per MWh te realiseren over de periode 2014–2024 er met name marktgedreven technologische innovaties van de sector nodig zijn. Anderzijds begrepen deze leden uit de beleidsbrief Windenergie op zee van 26 september (Kamerstuk 33 561, nr. 11) dat door het aanwijzen van TenneT als netbeheerder op zee 3 miljard euro van de kostenreductiedoelstelling wordt ingevuld. Kan de regering in een helder kostenoverzicht toelichten welk deel van de kostenreductie van 40% wordt toegerekend aan het aanwijzen van de netbeheerder op zee? De Minister heeft in eerdere overleggen gezegd dat het budget voor TenneT in mindering wordt gebracht op de SDE+-subsidies. Dat is ook logisch. Anders zou er immers 3 miljard euro extra worden uitgegeven aan de windparken. Kan de regering ook aangeven hoe de 3 miljard voor TenneT in mindering wordt gebracht op de SDE+? Hoe kan de Kamer deze reductie op het SDE+-budget controleren?

De leden van de VVD-fractie constateren dat in de nieuwe aanpak via tenders per kavelbesluit partijen zullen worden geselecteerd die subsidie zullen verkrijgen om het windpark op de betreffende kavel en de aansluitverbinding te realiseren. Daarmee worden de vergunning voor het bouwen van een windpark en de bijbehorende subsidie gebundeld en verdwijnt de knip tussen vergunningverlening en subsidiebeschikking. Dat betekent naar mening van de leden van de VVD-fractie dat er een risico ontstaat dat na verlening van de vergunning er niet meer kan worden bijgestuurd via het al dan niet verlenen van de subsidie, want die is dan immers ook al verleend. Waarom is de regering van mening dat er door een knip tussen vergunningverlening en subsidietoekenning minder concurrentie zou kunnen zijn? Kan de regering uitleggen of het klopt dat de subsidies alleen gegund worden als de aanvragen voldoen aan de kostenreductie van 40%? Klopt het dat in de vergunningaanvraag een passage kan worden opgenomen waarin het kostenreductiepad staat opgenomen, waardoor het aan te vragen bedrag van de subsidieaanvraag ook bekend is? In de vergunning voor projecten op zee zijn ook de bedragen bekend. Waarom zou dat in dit geval anders zijn? Kan de regering, als zij een andere mening heeft, uitleggen waarom zij denkt dat de prijs met een knip toch hoger kan zijn? Kan zij ook aangeven, als zij dat risico zo duidelijk voor ogen heeft, waarom dat niet in de vergunningsaanvraag opgelost kan worden?

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven de noodzaak om over te stappen op een duurzame-energievoorziening. Wind op zee is daarbij onontbeerlijk. Bovendien zorgen investeringen in wind op zee voor innovatie en banen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel, maar hebben hier nog een aantal vragen over.

De leden van de SP-fractie hebben een vraag over de samenloop van nationale belangen. Graag willen deze leden weten welke nationale belangen voorrang krijgen wanneer er sprake is van een gecombineerd en ruimte-efficiënt gebruik. Hoe wordt bepaald welke activiteiten voorrang krijgen?

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Hierover hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben met ongenoegen kennisgenomen van het wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering concludeert dat dankzij het huidige wettelijke kader voor windenergie op zee slechts 3 van de 79 initiatieven subsidie hebben gekregen. Dat zijn er nog altijd 3 te veel wat deze leden betreft, maar het is ook wat te eenvoudig geredeneerd. Immers, de voornaamste reden is dat windenergie op zee gewoon veel te duur is. Echter, de regering kiest ervoor om de subsidiekraan wagenwijd open te draaien en er zelfs een apart subsidiepotje binnen de SDE+ voor te creëren. Kan de regering aangeven hoe groot deze subsidiepot moet zijn indien dit wetsvoorstel wordt aangenomen? Kan zij ook aangeven hoe groot deze subsidiepot moet zijn indien het wetsvoorstel niet wordt aangenomen? Verder stelt de regering dat dit wetsvoorstel resulteert in een kostenreductie voor de bedrijven. Deze leden zijn benieuwd in hoeverre dit ook doorwerkt in de subsidies die moeten worden betaald door de belastingbetaler. Met andere woorden, kan de regering een update geven van de tabel «geraamde kasuitgaven en gevolgen voor de lastenontwikkeling 2013–2031», die de Eerste Kamer bij de behandeling van de Wet opslag duurzame energie heeft ontvangen?

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden vinden snelle invoering hiervan van belang voor een forse groei van hernieuwbare energie in Nederland. Dit is in het belang van de luchtkwaliteit, volksgezondheid en milieu. Het is ook economisch verstandig om de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen snel terug te dringen. Deze leden stellen nog enkele vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen een nadere toelichting op het doel om een kostenreductie van 40% te realiseren. Erkent de regering dat naast het bedrijfsleven ook de overheid hierbij een belangrijke rol heeft? Op welke manier werkt de overheid mee aan de doelstelling van kostenreductie bij de uitrol, vergunningverlening en extra investeringen in innovatie?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij juichen toe dat met dit wetsvoorstel windparken op zee naar verwachting sneller en efficiënter kunnen worden aangelegd. Zij denken dat gelijktijdige beschikking over vergunning en subsidiëring met name winst kan opleveren voor de schone-energievoorziening. Zij hebben vooral nog vragen over het overgangsrecht, dat in de ogen van deze leden de partijen die zich al hebben ingezet voor het mogelijk maken van wind op zee, tekortdoet.

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben enkele kritische vragen over onder meer het intrekken van bestaande vergunningen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat windenergie op zee sneller mogelijk zal maken. Deze leden onderstrepen het belang van een snelle transitie naar een duurzame-energiehuishouding. Windenergie op zee kan daar een belangrijke rol in spelen. Deze leden vinden echter wel dat de regimes voor de bescherming van natuur op zee niet mogen worden aangetast. Zij hebben daarover nog een aantal vragen.

Hoofdstuk 2 Aanleiding en achtergrond

2.1. Aanleiding

De leden van de PVV-fractie vragen wat de procedure is indien een houder van een subsidiebeschikking niet binnen vier jaar zijn windpark operationeel heeft. Welke mogelijkheden heeft het Rijk om deels verstrekte subsidie terug te vorderen? Verder vragen deze leden of de stand der techniek gemeten wordt bij de subsidiebeschikking of op het moment dat het windpark operationeel is.

De leden van de GroenLinks-fractie kunnen zich voorstellen dat dit wetsvoorstel instrumenteel is in de nieuwe planning van de versnelde bouw van grootschalige windparken. Zij twijfelen aan de beschikbaarheid van voldoende financiële middelen en materiaal bij investeerders en uitvoerders in deze nieuwe planning. Zij vragen de regering alert te blijven en tijdig in te grijpen als blijkt dat er geen realistische intekeningen zijn op de tenders of als de bouw hapert. Zij vragen de regering of het wetsvoorstel belemmeringen opwerpt om aanvullende stimulerende maatregelen te nemen als er onverhoopt vertraging optreedt.

2.2. Achtergrond en tekortkomingen huidig stelsel

De leden van de PVV-fractie constateren dat alle opgegeven locaties knellen met andere economische activiteiten, zoals olie- en gaswinning, visserij en recreatie. In tegenstelling tot windenergie op zee betreft het vrijwel altijd economisch rendabele activiteiten die zonder subsidie kunnen plaatsvinden. Kan de regering uiteenzetten waarom deze activiteiten kennelijk als lager nationaal belang worden gezien dan de reeds bekende kavels voor economisch onrendabele windparken op zee? Deelt deze regering de opvatting dat een structurele baan vele malen meer waard is dan een kunstmatige met overheidsgeld gecreëerde baan? Zo ja, kan de regering aangeven waarom er bewust voor gekozen wordt om deze echte structurele banen te verdrijven? Kan daarbij een totale inschatting worden gemaakt van het potentiële banenverlies in de sectoren die door de komst van deze grootschalige uitrol van wind op zee verdrongen worden? Verder constateren deze leden dat het aantal proceduremogelijkheden wordt ingeperkt. Kan de regering aangeven in hoeverre de uitkomst van dergelijke procedures in het verleden heeft geleid tot uitstel, aanpassing of zelfs afstel van vergunningen en ontheffingen? Kan de regering daarbij ook aangeven op basis van welke gronden dat is gebeurd en in hoeverre dit wetsvoorstel daar meer of minder rekening mee houdt?

2.3. Koppeling vergunningverlening en subsidie

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over het tempo van de verduurzaming van de Nederlandse energievoorziening en zijn in dat opzicht blij dat dit wetsvoorstel nu bij de Kamer ligt. Deze leden vinden het positief dat de regering probeert de procedures voor vergunningverlening en subsidieverstrekking te versoepelen. Graag zouden deze leden echter nog horen welke ervaringen, zowel negatief als positief, er zijn met het de facto integreren van vergunningverlening en subsidieverkenning. Is er ook gesproken met de windsector zelf, en zijn eventuele ervaringen uit het buitenland (zoals het «Deense model») meegenomen? Zo ja, wat zijn deze ervaringen? Kan de regering aan de hand van die ervaringen of best practices ook iets zeggen over de verwachte kostenreductie hierdoor?

De leden van de SGP-fractie hebben nog een vraag over de koppeling van vergunningverlening en subsidie. Een belangrijke afspraak ten aanzien van de uitrol van wind op zee is een kostenreductie van 40%. Ontwikkelingen gaan snel. In de relatief lange periode tussen het indienen van vergunningen en het realiseren van een project kunnen zich kostenbesparende innovaties voordoen die in de vergunningaanvraag nog niet meegenomen zijn. Het is in dat opzicht van belang dat de vaststelling van de SDE+-subsidies voor een project niet te ver naar voren wordt geschoven. Hoe kijkt de regering hiertegen aan? Hoe gaat zij voorkomen dat door de koppeling van vergunningverlening en subsidie c.q. het in de tijd naar voren halen van de subsidievaststelling kostenbesparende innovaties onvoldoende meegenomen worden?

2.4. Gebrek aan sturingsmogelijkheden op locaties in de tijd

De leden van de D66-fractie zien knelpunten in de tijd als acceptabele rechtvaardiging voor de opzet van het onderliggende wetsvoorstel. Hoe wil de regering echter garanderen dat de zaken die niet in dit voorstel geregeld worden, zoals de bevoegdheden of taak voor TenneT in de daadwerkelijke aanleg van een net op zee, per 1 januari wettelijk verankerd zijn? Kan de regering een overzicht geven van de planning van dit wetgevingstraject? Zijn er nog verdere juridische, fiscale of andere kaders die gesteld moeten worden voor de verdere uitrol van wind op zee, die niet met het onderliggende wetsvoorstel geregeld worden?

2.5. Aansluiting op net

De leden van de VVD-fractie lezen dat een net op zee in sommige situaties wel en in andere situaties niet efficiënter zal zijn dan radiale aansluitingen van de windparken. Per gebied zal, rekening houdend met diverse factoren, besloten moeten worden of de windparken in dat gebied zullen worden aangesloten door middel van radiale aansluitingen of een net. In aanvulling op bovenstaande vragen over de kosten van het net, vragen deze leden daarom hoe het kan dat de kostenbesparing voor het net op zee al wel is begroot op 3 miljard euro. Zij kunnen zich ook voorstellen dat de beheerder van het net op zee een prikkel zal hebben om alle windparken op dat net aan te sluiten. Ziet de regering diezelfde prikkel? Hoe probeert zij te borgen dat in alle gevallen de meest efficiënte optie wordt gekozen?

De leden van de VVD-fractie merken op dat de beheerder van een net op zee, als een tender sluit en een initiatiefnemer zich committeert aan de bouw van een windpark, waarvan de aansluiting is voorzien op het net op zee, ervoor zal moeten zorgen dat die aansluiting tijdig tot stand komt. Verwacht de regering dat de beheerder van het net op zee dit altijd tijdig zal weten te realiseren? Wat is de procedure als de netbeheerder de aansluiting niet tijdig voor elkaar krijgt?

De leden van de PvdA-fractie steunen het besluit van de regering om TenneT aan te wijzen als beheerder van de aansluiting en de kabels. Wel vragen zij of het verstandig is om het wetstraject waarbij dit besluit juridisch wordt vastgelegd onder te brengen in het wetsvoorstel STROOM. Zij merken op dat dit pakket zeer omvangrijk is, waardoor mogelijk vertraging ontstaat door discussie over andere onderdelen van dit wetsvoorstel. Zij vragen de regering daarom om te overwegen dit gedeelte separaat te behandelen, zodat er geen onnodige vertraging ontstaat. Graag krijgen deze leden een reactie op dit voorstel.

Het is de leden van de CDA-fractie niet helemaal duidelijk wie de kosten van de voorbereidingshandelingen voor wind op zee die Tennet maakt, vergoedt. Vergoedt het Rijk deze kosten? Zo nee, wie dan en hoe? Hoe verhoudt zich het nieuwe artikel 41ba tot artikel 37 Richtlijn 2009/79/EG ten aanzien van de taak van de onafhankelijke toezichthouder? Welke waarborgen zijn er dat de tarieven die in rekening worden gebracht zijnde «voorbereidingshandelingen», doelmatige en efficiënte kosten zijn?

Hoofdstuk 3 Hoofdlijnen van het voorstel

3.1. Het kavelbesluit

De leden van de PVV-fractie willen graag weten in welke mate de voorgenomen kavels voor wind op zee de potentiële winning van olie en gas verhinderen. Kan de regering een inschatting geven van de verwachte niet te winnen voorraden olie en gas dankzij deze wind-op-zeekavels en de bijbehorende derving van mogelijke inkomsten voor het Rijk? Verder constateren deze leden dat het plaatsen van windturbines op zee resulteert in het al dan niet beperkt doden en verstoren van vogels, zeezoogdieren en vleermuizen. Deze leden vragen waarom dit niet als het opzettelijk doden en verstoren van vogels, zeezoogdieren en vleermuizen wordt gekwalificeerd. De structuurvisies en de bijbehorende onderzoeken wijzen immers uit dat de plaatsing van windturbines resulteert in het verstoren en doden van deze diersoorten. Indien daar toch toe besloten wordt, is er toch sprake van opzet? Los van de kwalificatie «opzettelijk», vinden deze leden het uiterst cru dat middels deze uiterst onrendabele windturbines een dergelijke inbreuk wordt gemaakt op de leefomgeving van deze diersoorten. Kan de regering toelichten waarom zij ervoor kiest om de Europese regelgeving met betrekking tot de Vogel- en Habitatrichtlijn te omzeilen louter en alleen om aan de Europese doelstelling voor duurzame energie te kunnen voldoen? Waarom is de regering niet bereid om in Brussel te verkondigen dat vanwege deze Europese Vogel- en Habitatrichtlijn het voor Nederland onhaalbaar is om aan de doelstelling van 14% duurzame energie in 2020 te voldoen? Kan de regering puntsgewijs aangeven wat de dwingende reden van openbaar belang is wat betreft de bevordering van windenergie? Kan de regering tevens aangeven voor welke andere activiteiten een dwingende reden van openbaar belang de mogelijkheid biedt om verboden activiteiten in Natura 2000-gebieden toch toe te staan? Kan de regering ook aangeven of de verboden van de Flora- en faunawet die in dit wetsvoorstel buiten toepassing worden verklaard, voor zover zij verder gaan dan vereist wordt op grond van de Europese kaders, alleen betrekking hebben op windenergie op zee? Of wordt deze nationale kop op Europese regelgeving in zijn geheel geschrapt? Verder verbazen deze leden zich erover dat de regering middels dit wetsvoorstel poogt meer flexibiliteit te creëren voor de windturbines, maar dat vervolgens in het kavelbesluit allerlei minimum- en maximumeisen kunnen worden opgenomen. In hoeverre kan dit een belemmering zijn voor de beoogde kostenreductie en dienen dergelijke eisen altijd in een kavelbesluit te worden opgenomen? Indien dat niet het geval is en een vergunninghouder zelf kan besluiten over de grootte en reikwijdte van zijn windturbines, welke mogelijkheden hebben eventuele benadeelde partijen (vissers, strandtenthouders, scheepvaart etc.) nog om hier bezwaar tegen te maken en eisen te stellen aan bijvoorbeeld de maximale hoogte?

3.2. Relatie tussen gebieden en kavels

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering om in te gaan op de samenhang tussen het voorliggende wetsvoorstel en het nationaal waterplan. Zou de regering het tijdpad van de totstandkoming van het volgende nationale waterplan kunnen schetsen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe de regering wil omgaan met «near shore»-gebieden binnen de 12 mijlszone. Is hierbij wijziging van het nationaal waterplan nodig? Zo ja, acht de regering dit wenselijk?

3.3. Belangenafweging

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij de aanwijzing van een kavel de uitgangspunten en het afwegingskader voor de Noordzee zullen worden betrokken. Uit het nationaal waterplan volgt dat de regering in de ruimtelijke afweging prioriteit geeft aan activiteiten van nationaal belang, zijnde scheepvaart, olie- en gaswinning, CO2-opslag, windenergie, zandwinning en -suppletie en defensie boven andere activiteiten. De afstemming tussen windparken en bepaalde andere activiteiten van nationaal belang heeft reeds plaatsgevonden bij de aanwijzing van voor windenergie geschikte gebieden in het nationaal waterplan. De leden van de VVD-fractie hebben daarover de nodige vragen, zoals ook de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) hier kanttekeningen bij plaatste. Zo vragen deze leden hoe de afweging van belangen precies wordt gemaakt. Worden daarvoor overzichten gemaakt van kosten en baten? Wat wordt meegenomen in de afweging en wat niet? Als er meerdere (nationale) belangen spelen in een gebied, hoe is dan de hiërarchie van die belangen? Verder vragen deze leden in hoeverre knelpunten ontstaan als de komende 20 jaar de scheepvaart op de Noordzee stevig toeneemt. Zijn er dan risico’s voor de bereikbaarheid van de haven van Rotterdam, of andere havens? Zo ja, wat zijn die risico’s en waarom worden die terzijde geschoven? Zo nee, kan de regering expliciet bevestigen dat die risico’s er niet zijn? Kan de regering uitleggen waarom de haven van Rotterdam bezwaar maakt tegen windparken op zee op het territorium van het Verenigd Koninkrijk? Gelden dezelfde scheepsveiligheidsrisico’s ook voor molens op het Nederlandse territorium?

De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen over de relatie met mijnbouwinstallaties. Op welke wijze houdt het wetsvoorstel rekening met investeringen ten behoeve van de vergunningaanvraag, de exploratie van het gebied? In het geval dat wind prevaleert boven mijnbouw, op welke wijze zal dan de mijnbouwsector schadeloos worden gesteld voor gedane investeringen? In de memorie van toelichting staat ten aanzien van de belangenafweging tussen mijnbouw en wind op zee op pagina 11 vermeld: «Hiervoor wordt momenteel in overleg met onder meer de olie-, gas- en luchtvaartsector een kader ontwikkeld dat nadere invulling geeft aan de mogelijkheden voor maatwerk met betrekking tot de obstakelvrije zone van 5 nautische mijl rond platforms met een helikopterdek, om veilig helikopterverkeer van en naar deze platforms – onder alle weersomstandigheden – te garanderen.» De leden van de CDA-fractie vragen of dit afwegingskader wordt gebruikt bij het aanwijzen van windgebieden in het nationaal waterplan. Wordt dit afwegingskader ook ten aanzien van het nemen van voorbereidings- en kavelbesluiten toegepast? Zo nee, wordt voor het nemen van voorbereidings- en kavelbesluiten een ander afwegingskader opgesteld?

De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat er gesprekken gevoerd worden met de visserijsector over het toestaan van visserij binnen windparken. Op welke wijze wordt de visserijsector betrokken bij de vergunningverlening van windparken? Deze leden vernemen graag of de regering daadwerkelijk visserij gaat toestaan binnen windparken en wat voor voorwaarden overwogen worden voor visserij binnen windparken.

De leden van de D66-fractie vragen of en wanneer de conceptnotitie over de reikwijdte en detailniveau van het Plan-MER aan de Kamer wordt voorgelegd. Deze leden horen graag ook of er straks per kavelbesluit een Plan-MER wordt opgesteld of dat er ook één Plan-MER voor meerdere kavelbesluiten zou kunnen worden opgesteld. Hoeveel kavelbesluiten denkt de regering te gaan nemen? Kan zij met een tijdpad voor het geheel aan besluiten komen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom in artikel 3 is gekozen voor het «rekening houden» met de belangen van derden bij besluitvorming omtrent het aanwijzen van een kavel. De Afdeling wijst echter op mogelijke samenloop van nationale belangen bij de benutting van de schaarse ruimte. Bij de formulering «rekening houden met» lijkt echter windenergie op zee voorrang te krijgen op andere activiteiten. Graag krijgen deze leden hierop een toelichting.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier het belang van visserij en scheepvaart wordt meegewogen in het nationaal waterplan en vervolgens bij de bouw van windparken op zee. Wordt ook rekening gehouden met de specifieke gebieden waar waardevolle vis wordt gevangen en wordt daarbij de kennis en expertise van de sector benut?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of zij voorziet dat de bepaling dat de eerste initiatiefnemer geen onevenredige schade of hinder ondervindt, de ontwikkeling van wind op zee zal vertragen of belemmeren. Hoe is onderbouwd dat een obstakelvrije zone van 5 nautische mijl nodig is voor veilig helikopterverkeer? Is er veilig helikopterverkeer mogelijk naar de aansluitingsplatforms voor wind op zee?

De leden van de SGP-fractie vragen graag aandacht voor de positie van de visserij. Niet overal in de Noordzee zit evenveel vis. De visserij in belangrijke visserijgebieden op de Noordzee wordt al ingeperkt door onder meer scheepvaartroutes en de bescherming van Natura 2000-gebieden. De aanwijzing van windmolenkavels in belangrijke visserijgebieden komt hierbovenop en kan daarom forse impact hebben op de visserijmogelijkheden. Onderkent de regering dat? Op welke wijze gaat de regering deze visserijbelangen wegen? Gaat de regering in overleg met de visserijsector om te bekijken hoe zo veel mogelijk verantwoord medegebruik van al dan niet bodem beroerende visserij mogelijk kan worden gemaakt?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren zien met instemming dat het aanwijzen van de kavels m.e.r.-plichtig is. Is hier ook verplichte advisering van de Commissie voor de m.e.r. op van toepassing? Zo nee, waarom niet?

3.4. Natuuraspecten

De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het van belang dat de effecten van windparken op de ecologie goed worden meegewogen. Zij waarderen het dat de toets van de natuuraspecten wettelijk verankerd is. Zij vragen in dit kader nog wel naar de status van het toetsingskader ecologie en cumulatie, dat in ontwikkeling is. Zo is nog onvoldoende duidelijk wat de effecten van windparken zijn op de onderwaternatuur. Op welke manier wil de regering het toetsingskader verder ontwikkelen en toepassen bij de bouw van nieuwe windparken?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren delen de opvatting van de regering dat vergunningverlening en subsidietoekenning voor windmolenparken op zee sneller en beter kan. Zij begrijpen dan ook de keuze van de regering om beide trajecten samen te voegen en te versnellen. Deze leden vrezen echter dat door het invoegen van de natuurbeschermingstoets in de procedures voor het aanwijzen van de kavels de bescherming van de belangrijke natuurwaarden op zee aan kwaliteit inboet. Zij vragen daarop een onderbouwde reactie van de regering.

3.5. Kaders Europese richtlijnen voor bescherming gebieden

De leden van de VVD-fractie lezen dat als een windpark wordt gerealiseerd in een gebied dat valt onder Natura 2000, daarvoor toestemming kan worden verleend op de voorwaarde dat de lidstaat alle nodige compenserende maatregelen neemt om te waarborgen dat de algehele samenhang van Natura 2000 bewaard blijft. In hoeverre wordt hierbij ook meegewogen dat de aanleg van een windpark positieve effecten heeft voor bepaalde vissoorten en bodemdieren? Kan de regering een overzicht geven van de mogelijk compenserende maatregelen? Wie draait op voor de kosten van de compenserende maatregelen? Hoe worden deze kosten meegenomen in de 40% kostenreductie van de windparken? Als de kosten uit andere middelen worden betaald, kan de regering dan een overzicht geven van alle kosten die buiten de SDE+ vallen, maar wel een direct gevolg zijn van de windparken op zee?

3.6. Regeling in wetsvoorstel bescherming gebieden

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de regering de beoordeling van de natuuraspecten deel wil laten uitmaken van het kavelbesluit. Hoe wil de regering waarborgen dat natuurbelangen zorgvuldig worden afgewogen tegen het belang van tijdige realisatie van windparken? Wil zij dat bijvoorbeeld doen door natuurorganisaties intensief te betrekken bij het opstellen van deze natuuraspecten, zodat zo veel mogelijk voorkomen kan worden dat vanwege natuurbehoud kavelbesluiten aangevochten worden bij de Raad van State? Deze leden horen ook graag hoe zo zorgvuldig mogelijk eventuele natuur compenserende maatregelen in de kavelbesluiten worden omschreven. Wil de regering toezeggen dat deze maatregelen voor zover mogelijk moeten worden genomen voordat wordt aangevangen met de bouw van een windpark?

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben er kennis van genomen dat de regering voornemens is om windenergieparken in en rond Natura 2000-gebieden mogelijk te maken. Deze leden maken zich daar grote zorgen over. Deze gebieden zijn juist aangewezen om kwetsbare natuurwaarden te beschermen. In het voorliggende wetsvoorstel is ook duidelijk dat de regering er op voorhand, alvorens een passende beoordeling uit te voeren, voor kiest om het verlies van deze natuurwaarden niet te voorkomen maar deze achteraf te compenseren. Deze leden wijzen erop dat deze compensatie bijna nooit de verloren gegane natuurwaarden evenaart. Zij dringen er dan ook bij de regering op aan om Natura 2000-gebieden uit te sluiten van de windenergiekavels. Graag krijgen deze leden hierop een reactie.

3.7. Regeling in wetsvoorstel bescherming soorten

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of voorzien is in het monitoren van de ontwikkeling van flora en fauna binnen windparken op zee.

Naar de mening van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren haalt het buiten werking stellen van de artikelen in de Flora- en faunawet elke waarborg weg dat de plaatsing van windmolens zo zorgvuldig mogelijk gebeurt. Graag krijgen zij daarop een reactie. Waarom is hiervoor gekozen?

Het onderwatergeluid dat het gevolg is van het plaatsen van windmolens heeft zeer negatieve gevolgen voor het leven onder water. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het van groot belang dat het niveau van het onderwatergeluid snel verminderd wordt. Deelt de regering die mening? Wat gaat zij doen om dat te realiseren? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren stellen voor om, in navolging van Duitsland, een bovengrens te stellen aan het niveau van het geproduceerde geluid. Is de regering het met deze leden eens dat dit een goede manier zou kunnen zijn om het geluid onderwater te beperken en innovatie op dit punt aan te jagen? Is zij bereid om deze suggestie over te nemen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet? De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren stellen daarnaast voor om goede zorg voor de zeedieren op te nemen in de beoordelingscriteria voor de tenders. Op deze wijze kan de regering bevorderen dat dit onderdeel van wezenlijk belang wordt voor de projectontwikkelaars. Graag krijgen deze leden een reactie op deze suggestie. Ziet de regering hier mogelijkheden voor?

3.8. Inhoud en procedure

De leden van de D66-fractie horen graag wat de voorziene geldigheidsduur van de kavelbesluiten is.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over de mogelijkheden tot medegebruik. Denkt de regering dat het mogelijk is om doorvaarverboden tot een minimum te beperken? Zij vragen of de regering heeft zeker gesteld dat het opstellen van kavelbesluiten binnen het voorgenomen tijdpad past. Zij vragen hoe wordt geregeld dat de Afdeling binnen zes maanden uitspraak doet na ontvangst van het verweer.

3.9. De vergunning

De leden van de PvdA-fractie onderschrijven de criteria die de regering hanteert bij het beoordelen van de inschrijvingen voor de tender, maar vragen of het maken van de afweging die niet louter gebaseerd is op financiële dekking niet leidt tot discussie over toewijzing van een park waardoor mogelijk zelfs juridische conflicten kunnen ontstaan. Graag krijgen deze leden een reactie van de regering op dit punt.

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid merken op dat de regering een aantal consultaties heeft binnengekregen, maar dat de sector, verenigd in de Nederlandse Windenergie Associatie (NWEA), toch nog een aantal, voornamelijk technische, suggesties heeft gedaan. Deze leden vragen eveneens waarom de regering het landdeel van de kabelaansluiting niet ook onder de definitie van een net op zee laat vallen. Deze leden vragen ook waarom de definitie van de kavel in artikel 1 wel het kabeltracé bevat, maar slechts tot de laagwaterlijn, waardoor het resterende deel van het kabeltracé niet is meegenomen. Daardoor blijft daarvoor een vergunning nodig, wat weer een extra risico met zich meebrengt. Waarom is hiervoor gekozen? Deze leden vragen de regering om toe te lichten waarom in artikel 17 de volgende zinsnede staat: «een wijziging in de technische of financiële mogelijkheden van de houder». Deze leden vragen of dit niet leidt tot onzekerheid bij ontwikkelaar en financiers.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen wanneer bedrijven duidelijkheid hebben over de subsidie, aangezien dit van belang is voor investeerders en de businesscase tijdig rond moet zijn om aan de bouw van de windparken te beginnen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe wordt omgegaan met het scenario dat de vergunninghouder niet slaagt in het (financieel) realiseren van het windpark. Besluit de regering in dat geval ook tot een nieuwe tenderprocedure?

3.10. Uitbreiden taken netbeheerder voorbereidingsfase

De leden van de VVD-fractie constateren dat de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet met het wetsvoorstel de taak krijgt de aanleg van het net op zee voor te bereiden. De taak om het net op zee aan te leggen en te beheren wordt opgenomen in de integrale herziening van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet, als onderdeel van de wetgevingsagenda STROOM. De kosten die de beheerder van het landelijk hoogspanningsnet maakt bij de uitvoering van de nieuwe taak komen met terugwerkende kracht in aanmerking voor verwerking in de transporttarieven. Worden die kosten separaat geadministreerd en met de Kamer gedeeld, zodat de Kamer zicht houdt op de totale kosten voor windenergie op zee? Hoe zorgt de regering ervoor dat deze voorbereidende werkzaamheden effectief en efficiënt worden uitgevoerd en de kosten beperkt blijven? Hoe verhouden deze kosten zich tot de toezegging van de Minister tijdens het wetgevingsoverleg Energie van maandag 17 november dat gekeken gaat worden naar flexibele transporttarieven, om daarmee investeringskosten te drukken?

De leden van de PVV-fractie verbazen zich erover dat TenneT vooruitlopend op de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel reeds is gestart met het maken en doorberekenen van kosten voor de voorbereidingstaken voor het aanleggen van een net op zee. De regering verwijst hierbij naar het energieakkoord, maar het energieakkoord heeft helemaal geen juridische legitimiteit. Het is immers uiteindelijk aan de Tweede Kamer om bijbehorende maatregelen en wetgeving te toetsen en te accorderen. Nu heeft de Tweede Kamer weliswaar ingestemd met het energieakkoord als zodanig, maar indien voor maatregelen aparte wetswijzigingen noodzakelijk zijn zoals in dit geval, dan dient dit eerst door beide Kamers geaccordeerd te worden, alvorens met de uitvoering kan worden gestart. Deze leden constateren dat hier reeds vooruitlopend op een wetswijziging is begonnen met de taakuitbreiding door TenneT. Zij vragen de regering of dit juridisch gezien wel klopt. Daarnaast vragen zij of de regering de rol van de Kamer nog wel serieus neemt. Indien dat het geval is, verzoeken zij ook om verdere voorbereidingen en kosten van TenneT met betrekking tot de aanleg van een net op zee te staken, totdat dit wetsvoorstel in beide Kamers is behandeld. Aangezien in het wetsvoorstel STROOM de kostentoerekening van het net op zee pas aan de orde komt, vragen deze leden hoe het mogelijk is dat TenneT reeds kosten hiervoor in rekening brengt sinds de ondertekening van het energieakkoord op 6 september 2013. Graag krijgen zij hierop een uitgebreide toelichting. Zij willen ook graag weten hoeveel kosten TenneT sindsdien reeds heeft gemaakt en hoeveel er is doorberekend aan voorbereidingskosten voor het net op zee. Daarnaast willen zij dat deze kosten tot op de laatste cent worden terugbetaald aan alle afnemers, zolang dit nog niet middels het wetsvoorstel STROOM is vastgelegd.

De leden van de D66-fractie horen graag hoe de regering het met terugwerkende kracht verdisconteren in de tarieven van de voorbereidingskosten van TenneT voor zich ziet. Hoe wil de regering dit juridisch onderbouwen? Kan zij bovendien verder specificeren wat zij ziet als voorbereidingshandelingen, en waar handelingen van TenneT overgaan in handelingen in de context van de daadwerkelijke aanleg van een net op zee?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de Wet STROOM niet zal leiden tot vertraging van de aanleg van het netwerk, aangezien dit een omvangrijk wetsvoorstel is. Het is van belang dat TenneT op tijd de bevoegdheid heeft om de rol van netbeheerder in te vullen. Op welke manier wordt de ingangsdatum van 1 januari 2016 gehaald? Waarom is niet gekozen voor het aanwijzen van TenneT als netbeheerder in voorliggend wetsvoorstel? Welke voorbereidingen kan TenneT al treffen voor deze ingangsdatum, terwijl TenneT nog niet wettelijk is aangewezen als netbeheerder?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke manier tijdige realisatie van een onderstation op zee door TenneT kan worden uitgevoerd, aangezien de bouw van een onderstation doorgaans 4 jaar in beslag neemt. Er moet immers ook investeringsruimte zijn na het sluiten van de tender. Daarbij wijzen deze leden ook op de tekst in artikel 29, eerste lid, waarin alleen het voorbereiden van vergunningaanvragen en een netontwikkelingsplan staan genoemd. Is dit voldoende om ook de aansluiting tijdig te realiseren? Moet dit niet expliciet in de wet worden opgenomen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het landdeel van de kabelaansluiting onder de definitie van het net op zee valt. Zo nee, is dit niet wenselijk om procedures te versnellen?

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat per gebied zal worden bepaald of er gekozen wordt voor een radiale aansluiting of een net op zee. Deze leden vragen de regering hoe deze uitspraak in het wetsvoorstel zich verhoudt tot de beslissing om TenneT de windparken te laten aansluiten middels een net op zee. Is het wetsvoorstel in lijn met de verwachte kostenbesparing van de aansluiting van windparken? Is deze kostenbesparing nu 10% of drie miljard? Beide bedragen staan vermeld in de brief van de regering (Kamerstuk 33 561, nr. 11). Hoe wordt zeker gesteld dat TenneT de aansluiting van wind op zee tijdig uitvoert? Hoe wordt voorkomen dat door een vertraging in de financiering of de bouw van het net op zee, windparken gereed komen voordat de aansluiting gereed is?

Hoofdstuk 4. Internationaal kader en verhouding tot bestaande regelgeving

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de verhouding van het wetsvoorstel is tot de voorgenomen Omgevingswet.

4.1. Waterwet

De leden van de VVD-fractie lezen dat in het kavelbesluit zal worden geborgd dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om het windpark na zijn economische levensduur ook weer af te breken. Kan de regering nader toelichten hoe dit zal gebeuren? Wordt daarvoor bijvoorbeeld een fonds gecreëerd? Van welke kosten voor het afbreken gaat de regering uit? Hebben we het dan over het verwijderen van alleen de molens? Of gaat het hierbij ook om de funderingen en overige infrastructuur, mochten we tegen die tijd geen nieuwe windmolens meer willen bouwen? Wat gebeurt er als eigenaren van molens vlak voor het einde van de levensduur failliet gaan? Wie draagt dan de kosten?

4.2. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

De leden van de SP-fractie hebben er kennis van genomen dat het wetsvoorstel de omgevingsvergunning niet in het kavelbesluit integreert. De Afdeling oordeelt dat het aanbeveling verdient om te bezien of en hoe de omgevingsvergunningsplicht kan worden betrokken bij de geïntegreerde besluitvorming over het kavelbesluit. Deze leden willen graag weten of en hoe de regering dit gaat doen, en welke wijziging in de wet hiervoor nodig is.

4.3. Mijnbouwwet

De leden van de VVD-fractie lezen dat het voornemen is om gelijktijdig met de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel, in het Mijnbouwbesluit expliciet te regelen dat in gebieden waarvoor een voorbereidings- of kavelbesluit geldt geen mijnbouwinstallaties mogen worden geplaatst, tenzij de Minister daarvoor ontheffing heeft verleend. In hoeverre overlappen de locaties van de voorziene windparken met potentiële mijnbouwactiviteiten? Is het denkbaar dat de bouw van windparken bepaalde gas- of oliewinningsactiviteiten zou kunnen belemmeren?

Hoofdstuk 5. Bedrijfseffecten

5.1. Inleiding

De leden van de SP-fractie lezen dat het nog onduidelijk is wat de specifieke bedrijfseffecten van het wetsvoorstel zijn voor het bedrijfsleven. Deze leden willen graag weten of er in aanloop naar de tenders nog een onderzoek hiernaar wordt verricht. Hoe worden de betreffende bedrijven hierover geïnformeerd?

De leden van de D66-fractie horen graag of de regering de diverse studies over windklimaat, golfklimaat en de bodemgesteldheid openbaar zal maken, samen met de effecten die dit heeft op de businesscase en subsidie voor bepaalde kavels, in plaats van deze enkel beschikbaar te maken voor projectontwikkelaars.

5.2. Administratieve lasten voor bedrijven

De leden van de PVV-fractie constateren dat het Rijk een aantal taken met betrekking tot de benodigde onderzoeken overneemt van de bedrijven. Deze leden zijn benieuwd in hoeverre dit meetelt in de eis van 40% kostenreductie. Daarnaast vermindert dit wetsvoorstel een aantal administratieve lasten en tevens het aantal rechtszaken per windpark. Kan de regering aangeven in hoeverre dit wordt meegerekend in de eis van 40% kostenreductie? Ook zorgt dit wetsvoorstel ervoor dat er minder initiatieven en vergunningaanvragen ingediend hoeven te worden. Ook hiervan willen deze leden graag weten in hoeverre dit doorwerkt in de eis van 40% kostenreductie. Sowieso zijn zij benieuwd naar de totale kostenreductie die middels dit wetsvoorstel voor zowel overheid als bedrijven wordt behaald. Kan de regering daar een inschatting van geven op basis van de nu voorgenomen te realiseren 3.450 MW?

Hoofdstuk 6. Overgangsrecht

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering het voornemen heeft geuit om de bestaande vergunningen te laten vervallen. Deze leden kunnen deze keuze op zich steunen, gezien de aanpak die de regering nu voorstaat. Zij merken echter wel op dat bij de vergunninghouders in het verleden verschillende malen verwachtingen zijn gewekt. Zij vragen de regering daarom om in overleg met de vergunninghouders tot een ordentelijke afwikkeling te komen van deze bestaande vergunningen, voordat deze via deze wet vervallen. Daarnaast merken deze leden op dat een aantal van de bestaande vergunningen in de door de regering aangewezen gebieden liggen waar de verdere uitrol van wind op zee moet gaan plaatsvinden. Is het daarom niet verstandig om in ieder geval die vergunningen te verlengen of over te nemen van de vergunninghouder, zodat de opgedane kennis niet direct verloren gaat en mogelijk in een later stadium van de uitrol van wind op zee nog te gebruiken is, mochten er onvoorziene tegenvallers zijn? Graag krijgen deze leden een reactie op deze suggestie.

De leden van de SP-fractie constateren dat de bestaande vergunningen in handen van energiebedrijven voor het ontwikkelen van wind op zee deels niet worden gehonoreerd in deze nieuwe wetgeving. Deze leden willen graag weten of de vergunningen achter de hand gehouden worden, mocht de tender in 2015 vertraagd zijn. Wordt nog onderzocht of de bestaande vergunningen als terugvalplan deels nog ingezet kunnen worden tegen vergelijkbare kosten en baten als de plannen van het ministerie?

De leden van de CDA-fractie vragen of het rechtvaardig is om de bestaande vergunningen te laten doorlopen tot 2020 in de verwachting dat deze vergunningen niet zullen leiden tot het realiseren van windparken op zee, terwijl de houders van deze vergunningen geen aanspraak konden maken op de SDE+ van 2014. Deze leden verzoeken de regering om een reactie op dit punt. Daarnaast vragen deze leden of er vergunde gebieden zijn die eventueel nog van pas zouden kunnen komen als kavels voor windenergie op zee in de toekomst. Zouden de onderzoeken die gedaan zijn naar voorheen vergunde windgebieden nog van pas kunnen komen? Worden de partijen die hebben geïnvesteerd in eerder afgegeven vergunningen voor wind op zee gecompenseerd? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PVV-fractie zijn verheugd dat de oude vergunningen voor wind op zee worden ingetrokken. Hoe minder gesubsidieerde windparken op zee, hoe beter! Deze leden hopen ook dat dit besluit een afschrikwekkende werking heeft op toekomstige investeerders in windparken op zee. Deze leden delen de opvatting van de regering dat deze bedrijven geen aanspraak maken op compensatie, omdat dit voorzienbaar was. In de media hebben enkele benadeelde bedrijven reeds aangegeven zich te verzetten tegen deze beslissing en deze aan te vechten. Kan de regering aangeven in hoeverre dat ook gebeurd is? Indien dat het geval is, doet zich de merkwaardige situatie voor dat deze bedrijven vervolgens in het nieuwe systeem eveneens kunnen meedingen naar vergunningen en subsidies voor nieuwe windparken. Kan de regering aangeven dat bedrijven die nu hun vergunning zijn kwijtgeraakt, niet worden voorgetrokken bij de nieuwe tenders? Hoewel deze leden ervan uitgaan dat alle biedingen gelijk behandeld worden, zijn deze leden van mening dat bedrijven die claimen een vergoeding te willen voor de oude vergunningen zichzelf qua betrouwbaarheid geen goede dienst bewijzen en daarmee de kans vergroten dat hun bod niet als winnaar uit de bus komt. Deelt de regering deze mening? Zo nee, waarom niet? De regering zou zichzelf en de belastingbetaler namelijk een dienst bewijzen en mogelijke rechtszaken besparen indien zij op voorhand een dergelijk signaal zou afgeven richting deze bedrijven. Ten slotte willen deze leden benadrukken dat zij er niet op uit zijn om deze bedrijven in financiële problemen te brengen waardoor mensen hun baan verliezen. Wel hopen deze leden hiermee te bereiken dat deze bedrijven nog even bij zichzelf te rade gaan alvorens zij wederom miljarden investeren in de bodemloze put die wind op zee is. Uiteindelijk is het immers zo dat windmolens op zee 5 miljard meer schade toebrengen aan onze maatschappij dan zij opleveren, zoals de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) Wind op Zee ook klip-en-klaar aantoont!

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben nog vragen over het vervallen van bestaande vergunningen. Bedrijven hebben vanaf 2010 altijd het signaal gekregen dat bestaande vergunningen een plek zouden krijgen bij de ontwikkeling van wind op zee. Ook in het energieakkoord is hierover een passage opgenomen. De bedrijven zijn bovendien niet benaderd over mogelijke inpassing van bestaande vergunningen. Waarom zijn deze bedrijven niet benaderd en betrokken? Op welke manier zorgt de regering voor een redelijke oplossing, ook om het investeringsklimaat op orde te houden? Hoe gaat de regering om met het borgen van een adequate vergoeding in dit wetsvoorstel voor schade als gevolg van het intrekken van vergunningen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom in dit wetsvoorstel is opgenomen dat de houders van bestaande vergunningen geen recht hebben op vergoeding. Is het de bedoeling dat de Kamer een uitspraak doet over het recht op vergoeding? Deze leden zijn niet overtuigd door de repliek van de regering op het voorstel van de NWEA. In de ogen van deze leden heeft de regering de bewijsvoering omgedraaid. In het energieakkoord is immers opgenomen dat de bestaande vergunningen gebruikt worden tenzij dit tot hogere kosten leidt, terwijl de regering stelt dat bestaande vergunningen moeten vervallen omdat gebruik tot hogere kosten kan leiden. De NWEA stelt dat gebruik van de drie meest voordelige vergunningen binnen het kostenreductieplan past en de ontwikkeling van wind op zee kan versnellen. Deze leden vragen in dit licht waarom de regering spreekt van onnodige ruimteclaims. Deze leden vragen ook hoe de afspraak dat de vergunningen in beginsel tot 2020 geldig blijven, zich verhoudt tot de uitspraak dat de vergunningshouders konden voorzien dat de vergunningen nu worden ingetrokken. Al met al vinden deze leden dit overgangsrecht geen recht doen aan de vergunningshouders.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het in theorie mogelijk is dat de windparken binnen de bestaande vergunningsgebieden zullen worden ontwikkeld met subsidie van een andere subsidieverstrekker dan het Ministerie van Economische Zaken, zoals een andere overheid binnen de Europese Unie.

De leden van de SGP-fractie zijn kritisch over de bevoegdheid en het voornemen om bestaande vergunningen in te trekken. Energiebedrijven, als Eneco en Nuon, gingen ervan uit dat bestaande vergunningen meegenomen zouden worden in de uitrol van wind op zee en hebben daarin geïnvesteerd. Eneco geeft bijvoorbeeld aan dat het in 2012 en 2013 nog hoge kosten heeft gemaakt, omdat het op verzoek van het Rijk bestaande vergunningen aan moest passen in verband met aanpassingen van scheepvaartroutes. Het voornemen van de regering om bestaande vergunningen in te trekken doet daarmee afbreuk aan de gewenste betrouwbaarheid van de overheid en de consistentie en continuïteit van beleid, met het grote risico dat energiebedrijven zich in de toekomst terughoudend gaan opstellen. Dat laatste vinden deze leden een ongewenste ontwikkeling. De regering geeft aan dat deze stap van de regering voorzienbaar was. De leden van de SGP-fractie zetten daar grote vraagtekens bij. In 2012 heeft de regering de bestaande vergunningen verlengd tot 2020, met het oog op het aanhaken van deze plannen op de verdere uitrol van wind op zee. Ook in het energieakkoord wordt aangegeven dat bestaande vergunningen mee moeten doen. In lijn hiermee was artikel 34 nog niet opgenomen in het ter consultatie voorgelegde wetsvoorstel. De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat er overleg is geweest met de energiesector over het mogelijk aanhaken van bestaande vergunningen voor windparken dicht bij de kust. Is dat juist? Deze leden horen graag hoe dit overleg is verlopen en in hoeverre aan de voorstellen vanuit de sector tegemoet is gekomen. Deze leden hebben begrepen dat vanuit de branchevereniging NWEA een voorstel is gedaan voor een tender met gebruikmaking van de drie qua aansluiting- en ontwikkelkosten best gelegen bestaande vergunningen voor wind op zee. Waarom is de regering hier niet in meegegaan? Kan de regering een analyse naar de Kamer sturen waaruit blijkt dat de plannen van de regering goedkoper uit zullen pakken dan het voorstel van de windenergiesector? De leden van de SGP-fractie vragen de regering haar voornemen om bestaande vergunningen in te trekken te heroverwegen en in overleg met de windenergiesector te bekijken hoe een deel van de bestaande vergunningen alsnog aangehaakt kunnen worden, al dan niet als terugvaloptie.

De leden van de SGP-fractie constateren dat artikel 34 betreffende het vervallen van bestaande vergunningen pas na binnenkomst van het advies van de Afdeling in het wetsvoorstel is opgenomen en derhalve niet aan de Afdeling is voorgelegd. Dit artikel heeft echter forse consequenties voor de (positie van) de betreffende vergunninghouders en is een inbreuk op bestaande rechten. Deze leden vragen de regering of zij artikel 34 alsnog ter advisering voor wil leggen aan de Afdeling.

Overig

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of zij de voordelen van het wetsvoorstel kan kwantificeren. Zou de regering deze leden kunnen informeren over de achterliggende gegevens waarop zij de kostenbesparing bij de uitrol van wind op zee door middel van het onderhavige wetsvoorstel baseert?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering omwille van de behandeling van het wetsvoorstel om het tijdpad van behandeling en invoering toe te lichten en om aan te geven wanneer de ministeriële regelingen die zijn gekoppeld aan het wetsvoorstel er zullen zijn.

De leden van de CDA-fractie willen vermijden dat over ongeveer twintig jaar niet meer functionerende windmolens achtergelaten worden op open zee. Is er een verplichting voor vergunninghouders om niet meer functionerende windturbines of windparken te ontmantelen?

De leden van de CDA-fractie vragen ten algemene hoe de regering voornemens is de werking van het Emissions Trading Scheme (ETS) te verbeteren, zodat CO2-reductie door middel van nationale stimulering van duurzame energie ook daadwerkelijk leidt tot een lagere CO2-uitstoot in de Europese Unie. Wat is de inzet van de regering in dezen? Zou het mogelijk zijn om duurzame energie die gerealiseerd wordt met nationale steunmaatregelen in mindering te brengen van het totale CO2-plafond?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de redenen zijn om wel of niet gezamenlijk op te trekken met onze buurlanden Duitsland en België bij het halen van de Nederlandse doelstellingen voor wind op zee. In hoeverre kunnen er kostenvoordelen worden bereikt door samenwerking met deze landen, bijvoorbeeld door de verbinding met het hoogspanningsnetwerk gezamenlijk vorm te geven?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om toe te lichten of er juridische verschillen bestaan tussen een kavel die zich bevindt in de territoriale wateren, binnen 12 nautische mijlen, en een kavel die zich enkel buiten de territoriale wateren in de exclusieve economische zone bevindt. Deze leden vragen eveneens of kustgemeenten en provincies inspraak hebben in de procedure bij de aanwijzing van wind-op-zeegebieden binnen de territoriale wateren en buiten de territoriale wateren.

II. ARTIKELEN

Artikel 4

De leden van de D66-fractie horen graag hoe de regering de bepaling dat normen kunnen worden opgesteld over de dichtheid van een park ziet in verhouding tot de opmerking dat in de vergunning niet het aantal windmolens en de locatie van masten worden bepaald (par. 3.1.4.)

Artikel 8

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben grote bezwaren tegen het van toepassing verklaren van de Crisis- en herstelwet op het voorliggende wetsvoorstel. Hoofdstuk 1, afdeling 2 van de Crisis- en herstelwet ontneemt eenieder het recht om pro-forma beroep in te dienen en zijn beroepsgronden aan te vullen. Dat is voor deze leden onacceptabel, omdat dit naar hun mening de rechtsstaat ondermijnt. Zij vinden het bovendien onverstandig en vrezen dat ook dit element van het wetsvoorstel de bescherming van de natuur en het draagvlak voor windenergie nog verder in gevaar brengt. Het is niet redelijk om aan te nemen dat belanghebbenden te allen tijde genoeg kennis en tijd hebben om binnen de korte tijd die er voor staat al hun bezwaren tegen een genomen besluit op een rij te zetten. Pro-forma beroep en een aanvulling van beroepsgronden zijn noodzakelijk voor een zorgvuldige procedure. Is de regering bereid om deze bepaling uit het wetsvoorstel te halen? Zo nee, waarom niet?

Artikel 11

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen wat de gevolgen zijn voor de vergunninghouder wanneer een kavelbesluit geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken of gewijzigd. Wordt eventuele schade vergoed?

Artikel 17

De leden van de VVD-fractie merken op dat banken en overige financiers kritisch zullen kijken naar de risico’s inzake hun investeringen. Deze leden lezen dat een vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd als «een wijziging in de technische of financiële mogelijkheden van de houder» dit rechtvaardigt. In hoeverre verwacht de regering dat dit potentiële investeerders zal afschrikken? Kan de regering toezeggen dat er zeer zorgvuldig zal worden omgesprongen met de belangen van investeerders en het imago van het Nederlandse investeringsklimaat?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar de gevolgen van artikel 17 voor het investeringsklimaat en de bereidheid van banken en financiers om te investeren. In dit artikel wordt immers de mogelijkheid gegeven om een vergunning in te trekken.

Artikel 29

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) de regering heeft verzocht nader te specificeren wat de «voorbereidingshandelingen» omvatten die de landelijk netbeheerder krijgt. De regering schrijft daarop dat onder deze voorbereidingshandelingen wordt begrepen het voorbereiden van vergunningaanvragen en het voorbereiden van een netontwikkelingsplan. In het wetsartikel 29 wordt echter gesproken van het treffen van voorbereidingshandelingen voor de aanleg van verbindingen voor het transport van elektriciteit, waaronder begrepen het voorbereiden van vergunningaanvragen en een netontwikkelingsplan. Wat deze leden betreft lijkt de wettekst dus ruimer dan de memorie van toelichting. Kan de regering limitatief toelichten welke taken de wetbeheerder in dezen krijgt toebedeeld?

Artikel 30

De leden van de SGP-fractie constateren dat de Afdeling heeft geadviseerd om ten aanzien van mogelijke besluiten om vergunningen te wijzigen of in te trekken (nu artikel 17) te voorzien in rechtsbescherming tegen deze besluiten door het betreffende artikel op te laten nemen onder hoofdstuk 2 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht ofwel in artikel 30, onderdeel 3, van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden constateren dat de regering blijkens het uiteindelijke wetsvoorstel, in weerwil van de positieve reactie in het nader rapport, dit advies niet heeft overgenomen. Deze leden horen graag waarom niet. Is de regering bereid dit alsnog te doen?

Artikel 34

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom in artikel 34 ruimte wordt gegeven aan het intrekken van vergunningen, aangezien nu juist blijkt dat het investeringsklimaat is aangetast door het recentelijk intrekken van vergunningen. Waarom kiest de regering voor het wijzigen van de vergoedingsgrondslag?

Artikel 41ba

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de bepaling over het vergoeden van de tarieven op gespannen voet staat met Europese regelgeving. De regering dient zich namelijk te onthouden van bemoeienis met tarieven voor de toegang tot het netwerk. Kan de regering toelichten hoe het nieuwe artikel 41ba zich verhoudt tot artikel 37 van Richtlijn 2009/72/EG, waarin is voorgeschreven dat de regulerende instantie als taak heeft de tarieven vast te stellen en goed te keuren? Daarbij vragen deze leden waarom de regering voorstelt om de kosten samenhangend met de voorbereidingshandelingen zonder toepassing van de formule, bedoeld in artikel 41b, eerste lid, onder d, toe te voegen aan de totale inkomsten uit de tarieven van deze netbeheerder. Deze formule is namelijk een waarborg dat enkel efficiënt gemaakte kosten in rekening worden gebracht bij netgebruikers, en dat de ACM daarop toeziet. Waarom vindt de regering een kostenefficiënte aanpak hier niet nodig en waarom zet zij de ACM buitenspel? Welke waarborg hebben netgebruikers dat enkel efficiënt gemaakte kosten voor de voorbereidingshandelingen in rekening worden gebracht via de nettarieven?

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman

Naar boven