34 052 Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1971 te Rabat tot stand gekomen Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1972, 34), en het op 3 november 1972 te Rabat tot stand gekomen Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1973, 130)

G VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 mei 2017

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft kennisgenomen van de brief va de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 8 november jl. in reactie op de vragen van de commissie van 5 oktober 20162 over de notitie internationaal verdragsbeleid sociale zekerheid.3

Naar aanleiding daarvan is op 23 november 2017 een brief gestuurd aan de Minister.

De Minister heeft op 3 mei 2017 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 23 november 2017

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 8 november jl. in reactie op de vragen van de commissie van 5 oktober 20164 over de notitie internationaal verdragsbeleid sociale zekerheid.5

De commissie verzocht in haar brief van 5 oktober 2016 om een Nederlands standaardverdrag met bijbehorend artikelsgewijs commentaar − als leidraad voor de onderhandelingen over een internationaal sociaalzekerheidsverdrag − en om scherpere conclusies ten aanzien van de vraag welke knelpunten zich nu nog voordoen rond het in lijn brengen van geldende bilaterale socialezekerheidsverdragen met het Nederlandse stelsel.

Uw reactie op dit verzoek van de commissie heeft de leden van de commissie echter enigszins verbaasd. U geeft in uw brief te kennen dat een standaard sociaalzekerheidsverdrag niet zinvol is omdat de socialezekerheidsverdragen allemaal van vorm en inhoud verschillen en aanpassing maatwerk vergt. Deze stelling wordt gevolgd door de opmerking dat scherpere conclusies over de knelpunten va negatieve invloed kunnen zijn op het verloop van onderhandelingen over verdragen die herzien worden. De leden van de commissie kunnen deze argumentatie niet volgen. Zij merken op dat voor het voeren van een consistent internationaal sociaal beleid, algemene beleidsregels niet volstaan. De uitgangspunten waarin dergelijk beleid verankerd is, dienen voldoende duidelijk te zijn. De leden van de commissie zijn dan ook van mening dat bij aanvang van iedere verdragsonderhandeling een standaardverdragstekst in beginsel onontbeerlijk is.

Zij wijzen er bovendien op dat zinvolle toetsing van verdragsbeleid door de Kamer pas mogelijk is als deze uitgangspunten genoegzaam bekend zijn.

De leden van de commissie wijzen erop dat ook op het terrein van onderhandelingen over de totstandkoming van bilaterale belastingverdragen de door u opgevoerde overeenkomstige aandachtspunten spelen. Desondanks heeft de Staatssecretaris van Financiën al in 1987 een notitie algemeen fiscaal verdragsbeleid opgesteld met daarbij het Nederlands Standaard Belastingverdrag6, met beleidsmatige updates in 19967, 19988 en laatstelijk in 20119 onder de naam Internationaal Fiscaal Verdragsbeleid.

De leden van de commissie hechten eraan overeenkomstig hun verzoek in de brief van 5 oktober jl. door u geïnformeerd te worden over de uitgangspunten van het Nederlandse (internationale) beleid omtrent de sociale zekerheid, zodat zij hun controlerende taak op dat beleid kunnen uitvoeren. Zij vragen u dan ook om alsnog aan hun verzoek tegemoet te komen en in de concrete standaardteksten en toelichting ook de vertaling van de Europese aspecten mee te nemen.

De leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien uw reactie met belangstelling tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid A.H.G. Rinnooy Kan

BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 mei 2017

In de brief van 23 november 2016 hebben de leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven graag concrete standaardverdragsteksten met bijbehorend artikelsgewijs commentaar te willen ontvangen die als leidraad voor de onderhandelingen over een sociaal zekerheidsverdrag kunnen dienen. Hierbij ga ik nader op het gedane verzoek in.

Nieuwe bilaterale socialezekerheidsverdragen

Zoals aangegeven in mijn brief van 8 november 2016 zien nieuwe bilaterale socialezekerheidsverdragen veelal alleen op een specifiek doel. Dergelijke verdragen worden in beginsel gesloten wanneer er sprake is van een economisch belang of wanneer politieke factoren het wenselijk maken een verdrag te sluiten. Momenteel is het sluiten van nieuwe verdragen vooral gericht op het voorkomen van dubbele verzekering voor gedetacheerde werknemers uit hoofde van de stelsels van sociale zekerheid van beide verdragspartijen (economisch belang) en het sluiten van handhavingsverdragen ten behoeve van AOW-export10 (politieke factor). Dit vergt maatwerk.

Bijgaand treft u een modelverdrag aan dat ziet op het voorkomen van dubbele premieafdracht voor gedetacheerde werknemers (bijlage 1). Tevens treft u een modelverdrag aan ten behoeve van de controle van door Nederland geëxporteerde wettelijke regelingen inzake ouderdom (bijlage 2). Beide modelverdragen zijn voorzien van een artikelsgewijze toelichting. Wanneer een ander of bijkomend specifiek doel beoogd wordt met een nieuw bilateraal socialezekerheidsverdrag dan vergt dit opnieuw maatwerk. Vooralsnog is niet voorzien in nieuwe verdragen met een ander oogmerk dan hiervoor genoemd. Om deze reden beperkt het kabinet zich op dit moment tot de twee betreffende modelverdragen.

Bestaande bilaterale socialezekerheidsverdragen

Zoals aangegeven in de nota internationaal (verdrags)beleid sociale zekerheid, zijn in de afgelopen vijftig jaar verschillende soorten bilaterale socialezekerheidsverdragen tot stand gekomen waarbij de inhoud en vorm van het verdrag afhankelijk is van het tijdsgewricht waarin ze zijn gesloten. Inzet bij de heronderhandeling en herziening is het in lijn brengen van deze verdragen met het nationale beleidskader. Dit betekent dat met name wordt ingezet op het in lijn brengen van verdragen met landen buiten de Europese Unie, Europese Economische Ruimte en Zwitserland met het oog op het beëindigen van de export van kinderbijslag en kindgebonden budget, het mogelijk maken van de toepassing van het woonlandbeginsel in de sociale zekerheid en het beëindigen van de export op basis van de Toeslagenwet als aanvulling op een loondervinguitkering. Daarnaast wordt waar wenselijk en opportuun tevens ingezet op het vergemakkelijken van vermogenscontroles in het kader van in Nederland verstrekte bijstand op grond van de Participatiewet middels een verdragsafspraak. Aangezien de verdragen qua vorm en inhoud verschillen, zijn de specifieke aanpassingen die nodig zijn per verdrag ook verschillend. Conform uw verzoek treft u bijgaand modelartikelen aan ten behoeve van het wijzigen van bestaande verdragen ten behoeve van bovengenoemde doelstellingen (bijlage 3). De redactionele uitwerking en vormgeving van een artikel kan per verdrag verschillen.

Resultaat onderhandelingen

Van belang bij onderhandelingen over bilaterale socialezekerheidsverdragen is dat beide partijen dienen in te stemmen met de tekst van het (gewijzigde) verdrag. Verdragsonderhandelingen zijn een kwestie van «geven en nemen» waarbij de uitkomst mede afhankelijk is van de wensen en uitgangspunten van de andere verdragspartij. Daar komt bij dat Nederland veelal vragende partij is. Het eindresultaat zal dan ook doorgaans een compromis zijn. Dit betekent dat de verdragspartner niet altijd tegemoet zal komen aan de gehele Nederlandse onderhandelingsinzet. Van belang is om een resultaat te bereiken dat als geheel voldoende positieve elementen voor Nederland bevat.

Als resultaat van de onderhandelingen kunnen de uiteindelijke teksten van de afzonderlijke verdragen afwijken van de Nederlandse inzet. Veel verdragspartijen willen vaak vasthouden aan terminologie zoals gehanteerd in hun nationale wetgeving en andere door hen gesloten socialezekerheidsverdragen. In het kader van compromissen sluiten is het onvermijdelijk dat verdragsteksten afwijken van de Nederlandse modelverdragen en -artikelen en andere door Nederland gesloten verdragen. Met dergelijke redactionele verschillen worden echter niet per definitie materiële afwijkingen beoogd. Een verdrag ziet alleen op afspraken tussen partijen en werkt derhalve alleen tussen partijen. Het ene verdrag kan niet worden gebruikt ter uitleg van een ander verdrag; een a contrario redenering tussen twee gesloten verdragen (of een modelverdrag en een afgesloten verdrag) gaat dus niet op.

Tot slot benadruk ik graag dat in alle gevallen de uitkomst van de onderhandelingen middels een (gewijzigd) verdrag aan het parlement ter goedkeuring wordt voorgelegd. Voorts wordt uw Kamer periodiek door de Minister van Buitenlandse Zaken geïnformeerd over welke nieuwe verdragen of wijziging van bestaande verdragen in onderhandeling zijn.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Ester (CU) (vicevoorzitter), De Grave (VVD), Hoekstra (CDA), Postema (PvdA),Sent (PvdA), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Don (SP), Van Hattem (PVV), N.J.J. van Kesteren (CDA), vac. (VVD), Köhler (SP), Lintmeijer (GL), Meijer (SP), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Prast (D66), Rinnooy Kan (D66) (voorzitter), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), vac. (PvdA), A.J.M. van Kesteren (PVV)

X Noot
2

Verslag schriftelijk overleg (Kamerstukken I 2016/17, 34 052, F).

X Noot
3

Notitie internationaal verdragsbeleid, aangeboden bij brief van 13 september 2016 (Kamerstukken I 2015/16, 34 052, E).

X Noot
4

Verslag schriftelijk overleg (Kamerstukken I 2016/17, 34 052, F).

X Noot
5

Notitie internationaal verdragsbeleid, aangeboden bij brief van 13 september 2016 (Kamerstukken I 2015/16, 34 052, E).

X Noot
6

Kamerstukken II 1986/87, 20 365, nr. 2, inclusief bijlagen.

X Noot
7

Kamerstukken II 1996/97, 25 087, nr. 1.

X Noot
8

Kamerstukken II 1997/98, 25 087, nr. 4.

X Noot
9

Kamerstukken II 2010/11, 25 087, nr. 7 en bijlage.

X Noot
10

Naar aanleiding van motie van het Lid Van Weyenberg, 26 maart 2015 (Tweede Kamer, 34 083, nr. 12).

Naar boven