34 052 Goedkeuring van het voornemen tot opzegging van het op 14 februari 1972 te Rabat tot stand gekomen Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1972, 34), en het op 3 november 1972 te Rabat tot stand gekomen Administratief Akkoord betreffende de wijze van toepassing van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Trb. 1973, 130)

Nr. 6 HERDRUK1 VERSLAG

Vastgesteld 1 december 2014

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

       

I.

ALGEMEEN

2

 

1.

Inleiding

2

 

2.

Het Verdrag en het Akkoord

3

 

3.

Beleid

3

 

4.

Gevolgen van de opzegging

5

 

5.

Overgangsrecht

6

 

6.

Associatierecht

6

 

7.

Inwerkingtreding

7

 

8.

Financiële effecten

7

 

9.

Ontvangen commentaren

8

 

10.

Overig

8

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. De leden van de VVD-fractie zijn tevreden dat de regering nu over gaat tot opzegging van het Verdrag, aangezien de onderhandelingen met het Koninkrijk Marokko niet tot een, voor beide verdragspartners, vruchtbaar resultaat heeft geleid. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij betreuren deze stap en hebben de volgende vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met bezorgdheid kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij betreuren het, dat de regering van Marokko niet heeft willen onderhandelen over een nieuw verdrag, en zien het eenzijdig opzeggen van het Verdrag dan ook als onvermijdelijk.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden hebben begrip voor het feit dat de regering met het indienen van dit wetsvoorstel uitvoering geeft aan de motie-Schut-Welkzijn/Dijkgraaf, hoewel de betreffende leden tegen die motie hebben gestemd. De leden van de D66-fractie zijn dan ook niet overtuigd van de wenselijkheid van voorliggend wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot opzegging van het sociale-zekerheidsverdrag met Marokko. Deze leden hebben begrip voor de opzegging van dit verdrag met Marokko, aangezien aanpassing van het verdrag voor de toepassing van het woonlandbeginsel in de sociale zekerheid niet tot stand is gekomen. De onderstaande vragen willen de genoemde leden nog ter beantwoording aan de regering voorleggen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij constateren dat opzegging van het verdrag onder ogen gezien moet worden nu blijkt dat redelijke aanpassingen door Marokko niet geaccepteerd worden.

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben vragen over het Overgangsrecht. De regering heeft meerdere rechtszaken gevoerd en verloren over toepassing van de Wet Woonlandbeginsel (Kamerstukken 32 878). De rechter heeft strijdigheid geconstateerd tussen de Wet Woonlandbeginsel en artikel 5 van het verdrag met Marokko. Klopt het dat het gevolg van opzegging van het verdrag is, dat uitkeringen die zijn ingegaan na ingang van de Wet Woonlandbeginsel in de sociale zekerheid, maar vóór de datum van opzegging van het verdrag, zullen worden gekort ten gevolge van toepassing van het woonlandbeginsel, maar dat deze wel continueren? Dit ten gevolge van de rechtszaken die de afgelopen jaren zijn gevoerd met Marokkaanse ingezetenen. Klopt het dat de export van kinderbijslag waarop het recht is ontstaan vóór ingang van de Wet Herziening export Kinderbijslag (Kamerstukken 33 162) continueert, maar dat de kinderbijslag met 40% wordt verminderd als het recht na ingang van de Wet Woonlandbeginsel zijn ontstaan? Zo ja, zijn deze gevolgen als financiële gevolgen betrokken bij de doorrekening van voorliggend wetsvoorstel? Zo nee, wat zijn de gevolgen voor lopende uitkeringen van de verloren rechtszaken naar inschatting van de regering, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie vragen of het voorliggende wetsvoorstel louter gezien moet worden als een drukmiddel bij de onderhandelingen met Marokko en dat voortzetting van het verdrag in aangepast vorm de voorkeur van de regering heeft?

De leden van de D66-fractie constateren dat de Nederlandse wens tot het invoeren van het woonlandbeginsel een verslechtering van het verdrag zou betekenen voor Marokko. Deze leden hebben er in algemene zin begrip voor dat een verdragspartner niet zo maar instemt met een eenzijdige verslechtering van een verdrag. Om te kunnen beoordelen in hoeverre het besluit om het verdrag op te zeggen in deze casus gerechtvaardigd is, vragen de aan het woord zijnde leden de regering om een feitenrelaas te verstrekken. Zij vragen de regering om in dit feitenrelaas tenminste informatie te verstrekken over de momenten waarop Nederland en Marokko over het verdrag hebben gesproken, wie hierover hebben gesproken, en wat op die momenten de onderhandelingsposities van beide landen waren. Ook vragen deze leden wat het «eindbod» van beide landen was, op het moment dat de onderhandelingen zijn afgebroken. Daarbij vragen deze leden ook of de onderhandelingen beperkt waren tot het sociale-zekerheidsverdrag, of dat ook andere verdragen tussen Nederland en Marokko ter tafel lagen.

De leden van de D66-fractie vragen wat de reactie van Marokko is geweest op het voornemen van Nederland om het verdrag op te zeggen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een nadere toelichting op de redenen waarom het in augustus en september 2014, tijdens de laatste onderhandelingsrondes en contacten, niet gelukt is om overeenstemming te bereiken. Kan de regering, mede naar aanleiding van het advies van de Raad van State, aangeven welke mogelijke gevolgen zij door het opzeggen van het sociale-zekerheidsverdrag verwacht voor de bilaterale relatie tussen Nederland en Marokko in de toekomst, zo vragen deze leden.

2. Het Verdrag en het Akkoord

De leden van de SP-fractie vragen welke data is gesproken, dan wel onderhandeld, met de autoriteiten van Marokko? Op welk niveau zijn deze gesprekken en onderhandelingen gevoerd, en welke argumenten zijn hierbij gewisseld? Wil de regering een chronologisch overzicht geven? Welke andere EU-landen hebben bilaterale sociale-zekerheidsverdragen met Marokko? Zijn er andere landen die recent verdragen hebben opgezegd? Zo ja, heeft die opzegging gevolgen gehad voor de wederzijdse relatie? Zo ja welke gevolgen? Zij er EU-landen die nu in onderhandeling zijn met Marokko over opzegging van verdragen? Zo ja welke landen zijn dat? Wil de regering de stukken die in de contacten met Marokko zijn gewisseld aan de Tweede Kamer sturen, zo vragen deze leden.

3. Beleid

De leden van de VVD-fractie vragen zich af, of het Associatiebesluit ook mogelijkheden biedt om de controle op de rechtmatigheid van uitkeringen die na opzegging van het verdrag nog naar Marokko geëxporteerd moeten worden, weer uit te breiden?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering een nadere toelichting kan geven op de onderhandelingen en/of onderhandelingspoging met Marokko en de stappen die daarin zowel door de Nederlandse als de Marokkaanse regering zijn gezet? De toelichting vermeldt dat Nederland in april 2011 een voorstel voor wijziging van het verdrag heeft gedaan, en dat de beide landen sinds mei 2013 in onderhandeling zijn. Kan de regering toelichten wat dit betekent? Wat is er tussen april 2011 en mei 2013 gebeurd, en wat is er na mei 2013 gebeurd in de onderhandelingen? De regering schrijft in de toelichting niet af te willen zien van de beëindiging van het verdrag uit «vrees voor mogelijke gevolgen waarvan niet valt in te schatten of die zich inderdaad zullen voordoen». Kan de regering nader beschrijven welke mogelijke gevolgen zich kunnen voordoen, en op welke beleidsterreinen deze gevolgen betrekking hebben? Raakt dit het terrein van uitzetting van criminele immigranten? Welke proporties zouden de gevolgen van de opzegging van het verdrag kunnen aannemen? Kan de regering een nadere toelichting geven op de afweging die zij heeft gemaakt om te komen tot opzegging van het verdrag? Kan de regering daarbij specifiek ingaan op de mogelijke gevolgen voor de bilaterale relatie tussen Nederland en Marokko in de toekomst, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering zich ervan bewust is, dat opzegging van het verdrag ook in algemene zin gevolgen kan hebben voor de bilaterale relatie met Marokko. Deze leden wijzen in dit licht bijvoorbeeld op het feit dat het Conseil de la Communauté Marocaine à l'Etranger de subsidie van 1 miljoen euro voor een Marokkotentoonstelling in het Tropenmuseum voorlopig heeft opgeschort. Ook hebben deze leden uit de media vernomen dat bijvoorbeeld de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie vreest dat Marokko zal weigeren om mee te werken aan het uitzetten van criminele of illegale Marokkanen, waardoor opzegging van het verdrag een «pyrrusoverwinning» zou zijn.2 De leden van de D66-fractie vragen of de regering inmiddels een beter inzicht heeft in de negatieve neveneffecten van het opzeggen van het verdrag en zij vragen de regering dit inzicht met de Kamer te delen.

Ook vragen de genoemde leden de regering om uitgebreider uiteen te zetten waaruit de samenwerking tussen Nederland en Marokko op het terrein van defensie, douane en fiscaliteit bestaat, en welke gevolgen de opzegging van het sociale-zekerheidsverdrag voor deze samenwerking kan hebben.

Hoe vaak heeft het Openbaar Ministerie in de jaren 2011, 2012 en 2013 een uitleverings- of rechtshulpverzoek heeft gedaan aan Marokko? Hoe vaak hebben de Belastingdienst en de FIOD (Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst) in de jaren 2011, 2012 en 2013 informatieverzoeken of andere verzoeken aan Marokko gedaan en in welke mate dit heeft geleid tot navorderingen en opleggen van boetes.

De genoemde leden constateren dat er ook na opzegging van het verdrag uitkeringen naar Marokko geëxporteerd moeten worden. Zeker als het Associatiebesluit van de EU definitief tot stand komt. Deze leden vragen de regering schematisch uiteen te zetten welke uitkeringen naar Marokko worden geëxporteerd in de situatie bij voortzetting van het verdrag; bij opzegging van het verdrag, mét het Associatiebesluit; en bij opzegging van het verdrag, zónder het Associatiebesluit.

Ook vragen de genoemde leden waarom de regering er voor kiest om reeds nu het verdrag op te zeggen, en waarom daar niet mee gewacht wordt tot het Associatiebesluit definitief tot stand is gekomen.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom handhavingsbepalingen uit het Akkoord van kracht kunnen blijven wanneer het verdrag opgezegd is. Deze leden vragen of het enkel de handhaving betreft ten aanzien van uitkeringen die vóór opzegging zijn aangevangen.

De genoemde leden vragen of de regering kan aangeven welke inspanningen zij heeft verricht om ervoor te zorgen dat het woonlandbeginsel op grond van het Associatiebesluit toegepast zou kunnen worden. Welke mogelijkheden zijn er om in Europees verband alsnog tot toepassing van het woonlandbeginsel te komen?

Waarom blijft de export van nieuwe uitkeringen in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) na opzegging van het verdrag voortduren? Ook vragen de aan het woord zijnde leden of de regering inzichtelijk wil maken welke gevolgen de opzegging van het verdrag kan hebben voor het vreemdelingenbeleid ten aanzien van Marokkanen. Kan de regering een overzicht bieden van het aantal Marokkanen dat de afgelopen jaren jaarlijks gedwongen is uitgezet. In hoeverre zal de gedwongen terugkeer naar Marokko bemoeilijkt worden door opzegging van het verdrag, zo vragen deze leden.

4. Gevolgen van de opzegging

De leden van de PvdA-fractie lezen de beschrijving van de regering dat de positie van vanuit Nederland gedetacheerde werknemers wordt geraakt door opzeggen van het verdrag, maar dat dit aantal gedetacheerden gering is. Kan de regering aangeven hoeveel gedetacheerden dit betreft en wat hun mogelijkheden zijn om zich toch te verzekeren? Kan de regering een nadere duiding geven van de groep die geen vergoeding in het kader van de zorgkosten meer ontvangt? Kan de regering een nadere toelichting geven op doelgroep voor de vergoeding voor medische zorg voor gedragsgerechtigden?

De regering beschrijft dat het opzeggen van het verdrag en akkoord alleen betrekking heeft op nieuwe uitkeringen. Kan de regering aangeven hoe ze tot de schatting is gekomen van de extra lasten die het vervallen van de handhavingsmogelijkheden met zich meebrengt, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie vragen om een reactie van de regering op het feit dat opzegging van het verdrag met Marokko zal betekenen dat de uitvoering van de Remigratiewet duurder zal worden. Ook vragen zij naar een overzicht van alle mogelijke gevolgen van het opzeggen van het akkoord voor de relatie tussen Nederland en Marokko op andere gebieden. De genoemde leden vragen in welke mate de gevolgen voor andere beleidsterreinen dan de sociale zekerheid betrokken zijn bij het kabinetsbesluit om het verdrag op te zeggen en in welke mate de gevolgen van de keuze voor de opzegging meegewogen hebben. Welke gevolgen zijn door de regering in de beschouwingen betrokken? Wil de regering een volledig overzicht geven? Wat is de opvatting van de regering over het risico dat de Marokkaanse autoriteiten alle vormen van samenwerking of medewerking kunnen weigeren op gebied van justitiële en economische samenwerking en zelfs de diplomatieke status van medewerkers van het Bureau Sociale Zaken in kunnen trekken.

De leden van de CDA-fractie constateren dat een nadeel van opzegging is dat de gemaakte afspraken met Marokko over de controles op de rechtmatigheid van uitkeringen komen te vervallen. Wat zijn volgens de regering de gevolgen van de opzegging van het verdrag voor de mogelijkheid om te kunnen blijven controleren? Ziet de regering nog voldoende mogelijkheden om deze controles te kunnen blijven uitoefenen? Wat zijn de gevolgen voor de betrekkingen op andere terreinen, zoals de bestrijding van criminaliteit en de handelsbetrekkingen? Hoe moet in dit licht de dreigende taal van de Marokkaanse ambassadeur worden gezien? Kan de regering hier nader op ingaan?

De regering beschrijft dat de positie van, vanuit Nederland gedetacheerde werknemers wordt geraakt door het opzeggen van het verdrag, maar dat dit aantal gedetacheerden gering is. Kan de regering aangeven hoeveel gedetacheerden dit betreft en wat hun mogelijkheden zijn om zich toch te verzekeren?

Kan de regering een nadere duiding geven van de groep die geen vergoeding in het kader van de zorgkosten meer zal ontvangen? Kan de regering een nadere toelichting geven op de doelgroep voor de vergoeding voor medische zorg voor gedragsgerechtigden, zo vragen deze leden.

De leden van de D66-fractie constateren dat het na opzegging van het verdrag niet meer mogelijk is om de rechtmatigheid te controleren van de uitkeringen die geëxporteerd worden naar Marokko. Deze leden vragen wat hiervan de gevolgen zijn voor het oordeel van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de rechtmatigheid van de betreffende uitgaven. Ditzelfde geldt voor uitkeringen op grond van de WWB, waarvoor geen controle meer mogelijk is op de vermogens in Marokko. Wat betekent dit voor de rechtmatigheid van de gemeentelijke (en nationale) uitgaven aan de WWB? Hoeveel controles zijn er in het kader van de WWB in 2011, 2012 en 2013 in Marokko uitgevoerd zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat met het wegvallen van het sociale zekerheidsverdrag met Marokko de huidige rechtsbasis voor vermogensonderzoeken vanwege de WWB vervalt. Deze leden willen weten in hoeverre de regering al gekeken heeft naar alternatieve mogelijkheden om vermogen in Marokko op te sporen. Kan de regering toelichten welke mogelijkheden zij hiervoor ziet?

De regering geeft aan dat de positie van vanuit Nederland gedetacheerde werknemers wordt geraakt door opzeggen van het sociale zekerheidsverdrag met Marokko, maar dat het aantal gedetacheerde werknemers gering is. Kan de regering toelichten om hoeveel gedetacheerde werknemers het gaat en wat hun mogelijkheden zijn om zich toch te verzekeren zo vragen deze leden.

5. Overgangsrecht

De leden van de SP-fractie vragen naar de gevolgen van het overgangsrecht, aangezien Nederland ook na geruime tijd uitkeringen naar Marokko blijft exporteren. Is het juist dat na beëindigen van het verdrag geen controle op rechtmatigheid meer kan worden uitgeoefend en in hoeverre kan dit tot fraude leiden in de termijnen die in het overgangsrecht zijn voorgesteld.

6. Associatierecht

De leden van de VVD-fractie lezen dat in de toekomst de sociale-zekerheidsrelatie met Marokko vorm zal krijgen door het Associatiebesluit met betrekking tot de vaststelling van bepalingen voor de coördinatie van sociale zekerheid van de EU in relatie tot Marokko. Het afsluiten van verdragen over sociale zekerheid is voor zover deze leden bekend is geen bevoegdheid van de Europese Unie, zoals handelsverdragen dat wel zijn. Lidstaten zij bevoegd tot het afsluiten van verdragen over sociale zekerheid. Uit de memorie van toelichting wordt duidelijk dat er in 2010, op basis van de toen geldende wet- en regelgeving een inzet mee is gegeven aan de regering voor de onderhandeling van de EU met Marokko. De wet- en regelgeving ten aanzien van de export van uitkeringen ziet er medio 2014 anders uit dan in 2010. Is de inzet van de Nederlandse regering ten aanzien van de onderhandeling over het Associatiebesluit door de EU in de loop van de tijd herzien op basis van de in Nederland behandelde en inmiddels in werking getreden wet- en regelgeving? Wordt dit Associatiebesluit goedgekeurd in een Europese Raad, en zo ja, in welke Raad? Of kan worden verondersteld dat, omdat sociale zekerheid geen bevoegdheid is van de Europese Unie, de individuele lidstaten en de parlementen de verdragen en onderliggende besluiten op het terrein van sociale zekerheid moeten goedkeuren? Wanneer kan het parlement de goedkeuringswet van het herziene Associatieverdrag en/of het Associatiebesluit tegemoet zien? Kan de regering een tijdpad schetsen? De genoemde leden gaan ervan uit dat de regering de Tweede Kamer actief zal informeren over het tijdpad van besluitvorming inzake het Associatiebesluit, zodat de Tweede Kamer tijdig haar inzet ten aanzien van de hervatting van de export van uitkeringen aan de regering kan meegeven.

De leden van de D66-fractie vragen welke handhavingsmogelijkheden Nederland op grond van het verdrag heeft, die Nederland niet zal hebben op grond van het Associatiebesluit.

7. Inwerkingtreding

De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat het verdrag eerder dan 1 januari 2016 kan worden opgezegd als de Tweede en Eerste Kamer voor 1 juli 2015 hebben ingestemd met de voorliggend wetsvoorstel.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering voornemens is om het voorliggende wetsvoorstel pas in werking te laten treden nadat het Associatiebesluit in werking is getreden. Deze leden wijzen op het belang hiervan voor mensen die in Marokko woonachtig zijn en bijvoorbeeld een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ontvangen en die geen aanspraak kunnen maken op een uitkering op grond van de Algemene ouderdomswet, indien er geen verdrag is.

8. Financiële effecten

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering naast het inzicht in de bestaande uitkeringen ook inzicht kan geven in het aantal nieuwe uitkeringen dat de afgelopen jaren naar Marokko is geëxporteerd, gedifferentieerd naar type uitkering? Kan de regering ingaan op de uitvoeringskosten die de opzegging van het Verdrag met zich meebrengt? Hoe verhouden deze uitvoeringskosten zich tot de uitvoeringskosten die het Associatiebesluit weer met zich meebrengt, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie stellen vast dat het voorstel tot goedkeuring van opzegging van het verdrag is ingegeven door de wens om de kinderbijslag en het kindgebonden budget niet langer te exporteren naar Marokko. De leden stellen vast dat de bezuiniging die hieruit voortkomt, neerkomt op 3,2 miljoen euro structureel. De leden vragen of de regering deze bezuiniging vindt opwegen tegen de nadelen van het wetsvoorstel. Deze leden vragen om de financiële voordelen en nadelen naast elkaar te zetten.

De leden van de D66-fractie vragen wat, per uitkering, de omvang is van het totaal aan uitkeringen dat nu naar Marokko geëxporteerd wordt. Zij vragen de regering om voor de periode 2015–2019 uiteen te zetten hoe hoog dit bedrag is, voor zowel de situatie waarin het verdrag wordt opgezegd, als voor de situatie waarin het verdrag niet wordt opgezegd.

In hoeverre is er in de geraamde besparingen op pagina 14 van de memorie van toelichting rekening is gehouden met het gedragseffect dat mensen die bij voortzetting van het verdrag wel naar Marokko zouden verhuizen, dat bij beëindiging van het verdrag niet meer zouden doen, zo vragen deze leden.

9. Ontvangen commentaren

De leden van de SP-fractie vragen wat de reactie van de regering is op de stelling van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dat het intrekken van het verdrag de diplomatieke betrekkingen met Marokko zal verstoren. Wat is het aantal volwassenen en kinderen waar het wetsvoorstel gevolgen voor heeft. Kan de regering een reactie geven op de stelling van het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) dat het in de praktijk onmogelijk zal worden om medische keuringen te verrichten in het kader van de arbeidsongeschiktheidswetgeving. Welke gevolgen heeft dat voor de rechtmatigheid van de uitkering, zo vragen deze leden.

10. Overig

De leden van de D66-fractie vragen of de regering in onderhandeling is met andere landen om het woonlandbeginsel of het stopzetten van de werelddekking in de Zorgverzekeringswet (Zvw) mogelijk te maken. De genoemde leden vragen de regering hoe deze onderhandelingen verlopen en of er voornemens zijn om andere verdragen om deze reden op te zeggen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeveel verdragen met andere landen momenteel nog geen rekening wordt gehouden met het woonlandbeginsel. Kan de regering ingaan op de stand van zaken over de onderhandelingen met de betreffende landen, zo vragen genoemde leden.

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

De adjunct-griffier van de commissie, De Ruijter


X Noot
1

I.v.m. correctie in de titel.

X Noot
2

NRC Handelsblad, 11 oktober 2014.

Naar boven