34 049 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten in verband met Verordening (EU) Nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PbEU 2013, L 287) (Uitvoeringswet verordening bankentoezicht)

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2015

Hierbij ontvangt u op verzoek van het lid Merkies (SP) (Handelingen II 2014/15, nr. 52, Regeling van werkzaamheden) mijn reactie op de brief van 9 februari jongstleden van de Algemene Rekenkamer over de Bankenunie (Kamerstuk 34 049, nr. 8). In deze brief stelt de Algemene Rekenkamer dat het toezicht op de zeven grootste banken in Nederland niet meer aan onafhankelijke externe controle onderworpen kan worden; er zou een controlegat ontstaan.

Sinds de aanvang van het Europees prudentieel toezicht op banken op 4 november jl. houdt de Europese centrale bank rechtstreeks toezicht op de grote, ook wel significante, banken in Nederland. De Algemene Rekenkamer merkt terecht op dat niet zij, maar de Europese Rekenkamer bevoegd is de taakuitoefening door de ECB te controleren. De Europese Rekenkamer controleert de wetmatigheid en doelmatigheid van de bestedingen van de ECB, ook daar waar het gaat om het Europees uitgeoefende prudentieel toezicht. Mede op instigatie van Nederland is in de verordening die het Europees toezicht regelt opgenomen dat de Europese Rekenkamer bij het verrichten van haar taken ten opzichte van de ECB expliciet rekening houdt met de toezichttaak van de ECB. Idealiter zou ik uiteraard de bevoegdheden van de Europese Rekenkamer volledig op een gelijkwaardig niveau willen brengen met de bevoegdheden die de Algemene Rekenkamer op nationaal niveau heeft.

Overigens wijs ik erop dat naast de controle door de Europese Rekenkamer er ook andere controlemechanismen zijn ingebouwd. De ECB moet over haar taakuitoefening verslag doen aan het Europees parlement, de Raad, de Europese Commissie en de Eurogroep. Het Europees parlement kan desgewenst een onderzoek instellen of een vertrouwelijk gesprek voeren met de ECB. Ook nationale parlementen ontvangen een jaarverslag van de ECB, kunnen daarover vragen stellen en kunnen de ECB uitnodigen voor een gesprek over het toezicht in de betreffende lidstaat.

Deze instellingen kunnen door gebruik te maken van hun bevoegdheden waar nodig, gezamenlijk bijdragen aan een onafhankelijke controle van het toezicht zoals dat door de ECB wordt uitgeoefend.

Dit laat onverlet dat ik waar mogelijk mij zal blijven inzetten voor de controlebevoegdheden van de Europese Rekenkamer.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven