34 035 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de introductie van een nieuw stelsel van studiefinanciering in het hoger onderwijs en de uitvoering van een toekomstgerichte onderwijsagenda voor het hoger onderwijs (Wet studievoorschot hoger onderwijs)

Q VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 december 2015

Tijdens de plenaire behandeling van de Wet studievoorschot hoger onderwijs1 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Eerste Kamer toegezegd dat zij in overleg met haar collega's van VWS nog eens zou kijken of er aanleiding was om extra aandacht te besteden aan de specifieke situatie van de coschappen van geneeskundestudenten (toezegging T02062). Bij brief van 27 oktober 2015 heeft zij de Eerste Kamer over de uitvoering van deze toezegging geïnformeerd.2 Naar aanleiding hiervan heeft de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap3 op 13 november 2015 een brief gestuurd aan de Minister.

De Minister heeft op 16 december 2015 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Den Haag, 13 december 2015

Tijdens de plenaire behandeling van de Wet studievoorschot hoger onderwijs4 hebt u de Eerste Kamer toegezegd dat u in overleg met uw collega's van VWS nog eens zou kijken of er aanleiding was om extra aandacht te besteden aan de specifieke situatie van de coschappen van ge-neeskundestudenten (toezegging T02062). Bij brief van 27 oktober 2015 hebt u de Eerste Kamer over de uitvoering van deze toezegging geïnformeerd.5 Deze brief geeft de leden van de fracties van D66 en van GroenLinks aanleiding tot het maken van enige opmerkingen. De leden van de fractie van GroenLinks sluiten zich bij de opmerkingen van de leden van de fractie van D66 aan. De leden van de fracties van VVD, CDA, SP, PvdA, ChristenUnie, SGP, 50PLUS en OSF sluiten zich bij beide inbrengen aan.

De leden van de fractie van D66 merken het volgende op. De Minister baseert haar afwijzing van het voorstel van de coassistenten op de SEO-informatie over de goede toekomstperspectie-ven van zorgmasters, die zich de aflossing van hun extra schuld binnen de regels van het nieu-we stelsel zouden moeten kunnen veroorloven. Het bij andere gelegenheden uitgesproken ver-trouwen in dat laatste is echter mede gebaseerd op de mogelijkheid voor normale studenten te voorzien in extra inkomsten uit deeltijdwerk; voor coassistenten bestaan die mogelijkheden nu juist niet. Kan de Minister een berekening aanreiken waaruit blijkt welke additionele studie-schuld hierdoor voor de coassistenten gaat ontstaan en hoe die zich verhoudt tot hun relatief gunstige toekomstige inkomensperspectieven? Welke stagevergoeding zou nodig zijn om dit verschil te compenseren? Is aan stagevergoedingen elders een redenering te ontlenen over de mate waarin studenten een deel van het verschil voor eigen rekening zouden moeten nemen?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de bij de brief van 27 oktober gevoegde briefwisseling tussen organisaties van geneeskundestudenten en de Minister van OCW inzake de verhouding tussen het studievoorschot en de coschappen. Klaarblijkelijk beschouwt de regering deze briefwisseling als voldoening van de toezegging gedaan aan de Eerste Kamer. Deze leden wijzen de regering erop dat de Minister in het debat heeft toegezegd met haar collega's van VWS te bezien «of er aanleiding is om extra aandacht te besteden aan de specifieke situatie van de coschappen». Uit de nu voorgelegde briefwisseling blijkt niet dat er is overlegd met de Minister van VWS. Evenmin blijkt dat er een nadere analyse is gepleegd of er aanleiding is om voor deze specifieke groep een regeling te treffen. Het lijkt erop dat de Minister in deze briefwisseling eenvoudigweg de algemene argumentatie van het wetsvoorstel herhaalt zonder op de concrete situatie in te gaan waarop de toezegging betrekking heeft. Deze leden ontvangen graag de door de Minister in overleg met haar ambtsgenoot van VWS uitgevoerde analyse.

De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. de Vries-Leggedoor

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2015

Bij brief van 27 oktober 2015 heb ik de Eerste Kamer geïnformeerd over de uitvoering van mijn toezegging om extra aandacht te besteden aan de situatie van geneeskundestudenten in hun coschapfase.6 Deze brief is aanleiding geweest voor enkele aanvullende vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van D66 en Groen Links (onder kenmerk 158184.01u). Tegelijkertijd hebben de leden Grashoff c.s. in de Tweede Kamer een motie ingediend over het onderwerp.7 Deze motie roept op om in gesprek te gaan met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen om de wenselijkheid en mogelijkheden te bespreken om geneeskundestudenten voor een deel van hun coschappen te vergoeden. Graag behandel ik de motie en de aanvullende vragen vanwege de raakvlakken tussen beide, in samenhang.

Een vergoeding voor geneeskundestudenten in hun coschapfase is op twee verschillende manieren in het parlementaire debat over de Wet studievoorschot hoger onderwijs 8 aan de orde gesteld; zowel in de vorm van een stagevergoeding, als in de vorm van een vergoeding vanuit de studiefinanciering. Na overleg met mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, heb ik kunnen constateren dat een stagevergoeding niet aan de orde is en een overleg met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen dan ook niet zinvol.

Een student levert tijdens de coschappen nauwelijks productieve arbeid. Het coschap is een opleidingstraject, geen stage. Alles wat de geneeskundestudent tijdens zijn coschappen doet, moet wettelijk gedaan worden onder de directe supervisie van een bevoegde arts. Veel werkzaamheden van de coassistent moeten worden overgedaan door de begeleider. Een coassistent is voor het ziekenhuis financieel dus niet profijtelijk. Integendeel, de coschappen vragen de nodige begeleidingstijd van artsen. Uitgedrukt in kosten gaat het bij gematigde aannames om meer dan € 100 miljoen per jaar. Wanneer deze kosten stijgen door een stagevergoeding aan de studenten, zal de bereidheid van ziekenhuizen om coschappen aan te bieden, afnemen. Dit is slecht voor de opleiding, voor de studenten en uiteindelijk ook voor de zorg.

Wel zal ik in overleg treden met de Nederlandse Federatie van Universitaire Medisch Centra, om te bezien of er in de opleidingssfeer mogelijkheden zijn om deze studenten te helpen; te denken valt bijvoorbeeld aan een andere spreiding van de coschappen over de opleiding. Daarnaast zal ik in een nadere analyse bezien of er inderdaad aanleiding is om voor deze groep een speciale regeling te treffen, passend bij de karakteristieken van ons stelsel van studiefinanciering. Ik zal daarbij de door de leden van de D66-fractie gevraagde berekening als basis gebruiken: welke additionele studieschuld ontstaat er voor geneeskundestudenten in hun coschapfase door het wegvallen van de basisbeurs, en hoe verhoudt deze zich tot hun relatief gunstige toekomstige inkomensperspectieven? Ik zal u in het eerste kwartaal van 2016 informeren over de resultaten van zowel het overleg als de analyse.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Kamerstukken 34 035

X Noot
2

Kamerstukken I 2015/16, 34 035, P.

X Noot
3

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), vac. (VVD), Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), De Vries-Leggedoor (CDA) (voorzitter), Beuving (PvdA), Ganzevoort (GL), Martens (CDA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Bruijn (VVD), Gerkens (SP), Kops (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Bikker (CU),

Van Hattem (PVV), Köhler (SP), Krikke (VVD), Nooren (PvdA), Pijlman (D66), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Schnabel (D66) (vice-voorzitter)

X Noot
4

Kamerstukken 34 035

X Noot
5

Kamerstukken I 2015/16, 34 035, P.

X Noot
6

Kamerstukken I, 2015–2016, 34 035 nr. P (bijlage)

X Noot
7

Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300-VIII-6.

X Noot
8

Kamerstukken II, 2014–2015, 34 035, nr 2.

Naar boven