34 035 Wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de introductie van een nieuw stelsel van studiefinanciering in het hoger onderwijs en de uitvoering van een toekomstgerichte onderwijsagenda voor het hoger onderwijs (Wet studievoorschot hoger onderwijs)

M VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 juni 2015

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft kennisgenomen van de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 mei 20152, waarmee zij een afschrift van haar brief aan de NRTO over leenmogelijkheden en fiscale aftrek van studiekosten aan de Eerste Kamer aanbood. Deze brief van de Minister vloeide voort uit toezegging T02068, gedaan tijdens de behandeling van het wetsvoorstel studievoorschot hoger onderwijs op 20 januari jl. Naar aanleiding van de brief van 11 mei van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is op 22 mei 2015 aan de Minister een brief gestuurd.

De Minister heeft op 10 juni 2015 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Den Haag, 22 mei 2015

De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 11 mei 20153, waarmee u een afschrift van uw brief aan de NRTO over leenmogelijkheden en fiscale aftrek van studiekosten aan de Eerste Kamer aanbiedt. Uw brief vloeide voort uit toezegging T02068, gedaan tijdens de behandeling van het wetsvoorstel studievoorschot hoger onderwijs op 20 januari jl. De brief geeft de leden van de CDA-fractie aanleiding tot het stellen van de volgende vraag, waarbij de leden van de fracties van PvdA en GroenLinks zich aansluiten. In de brief worden de effecten van de maatregel voor de fiscale aftrek van studiekosten uiteengezet. Sommige groepen studenten worden maar beperkt door de maatregel geraakt, maar voor andere groepen zijn de effecten (veel) groter. De vraag van de leden van de CDA-fractie is welke gevolgen u aan deze constatering gaat verbinden. Graag krijgen deze leden een nadere uiteenzetting van u.

De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. de Vries-Leggedoor

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juni 2015

In deze brief ga ik in op het verzoek van uw Kamer van 22 mei jongstleden om uiteen te zetten welke gevolgen ik ga verbinden aan de constatering in mijn eerdere brief van 11 mei 20154 dat sommige groepen studenten maar beperkt worden geraakt door de afschaffing van de aftrek van scholingsuitgaven voor studenten met recht op reguliere studiefinanciering, maar dat voor andere groepen de effecten groter zijn.

Met het studievoorschot vragen we een hogere private bijdrage van studenten in het hoger onderwijs. Ook het afschaffen van de aftrek van scholingsuitgaven voor genoemde studenten per 1 juli 2015 betekent dat sommigen meer zelf zullen moeten bijdragen. Deze aftrek wordt afgeschaft om te voorkomen dat er fiscale weglek optreedt door afschaffing van de basisbeurs. Het toenemen van de private bijdrage is misschien geen leuke, maar wel een te rechtvaardigen boodschap.

Het gaat mij er om dat het hoger onderwijs voor iedereen financieel toegankelijk blijft. Ik vertrouw erop dat die toegankelijkheid is geborgd met het geheel aan maatregelen dat ik neem. Belangrijk onderdeel van dat pakket is dat er in het studievoorschot kan worden geleend onder zeer sociale voorwaarden. Tevens blijft de aanvullende beurs voor mensen met een laag inkomen behouden en wordt deze verhoogd. Het studentenreisproduct blijft bestaan en komt ook beschikbaar voor minderjarige mbo’ers.

Om de algehele toegankelijkheid te borgen voer ik geen doelgroepenbeleid voor specifieke groepen. Zo zullen er groepen zijn die door het verdwijnen van de aftrek van scholingsuitgaven grotere effecten ondervinden dan anderen. Het gaat in mijn brief van 11 mei om studenten die (veel) bijverdienen, langer over hun studie doen en/of een niet-bekostigde opleiding volgen. Bij een belangrijk deel van deze doelgroep vindt de verzilvering van de aftrek bovendien pas na afloop van de studie plaats.

Omdat ik de toegankelijkheid tot het hoger onderwijs van groot belang vind, monitor ik uiteraard of de invoering van het studievoorschot gevolgen heeft voor de instroom en doorstroom van studenten. Ik heb tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel ter invoering van het studievoorschot toegezegd om uw Kamer te betrekken bij deze monitoring.5 Ik zal uw Kamer voor het reces het plan van aanpak sturen voor de uitvoering van de monitor.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Hermans (VVD), Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), De Vries-Leggedoor (CDA) (voorzitter), Beuving (PvdA), Ganzevoort (GL), Martens (CDA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Bruijn (VVD), Gerkens (SP), Kops (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Bikker (CU), Van Hattem (PVV), Köhler (SP), Krikke (VVD), Nooren (PvdA), Pijlman (D66), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Schnabel (D66) (vice-voorzitter)

X Noot
2

Kamerstukken I 2014/15, 34 035, L.

X Noot
3

Kamerstukken I 2014/15, 34 035, L.

X Noot
4

Kamerstukken I 2014/15, 34 035, L.

X Noot
5

Toezegging 34.035, nr T02055.

Naar boven