34 008 Wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met verbetering van de pensioencommunicatie (Wet pensioencommunicatie)

Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 17 juli 2014 en het nader rapport d.d. 28 augustus 2014, aangeboden aan de Koning door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 2 juli 2014, no.2014001293, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling in verband met verbetering van de pensioencommunicatie (Wet pensioencommunicatie), met memorie van toelichting.

Het voorstel strekt tot verbetering van de pensioencommunicatie. Het geeft uitwerking aan het rapport «Pensioen in duidelijke taal» uit 2012.2 Het betreft in het bijzonder het op verzoek verstrekken van informatie aan de (gewezen) deelnemer en de wijze waarop die informatie beschikbaar moet worden gesteld, alsmede de regels inzake het pensioenregister.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 2 juli 2014, nr.2014001293, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 17 juli 2014, nr.W12.14.0213/III, bied ik U hierbij aan.

1. Inzicht

De aanleiding voor het voorstel is gelegen in de hernieuwde aandacht voor pensioencommunicatie, nu is gebleken dat (gewezen) deelnemers onvoldoende op de hoogte zijn van hun pensioen en in het verleden (gewezen) deelnemers op het verkeerde been zijn gezet, doordat zij een te rooskleurig beeld hadden gekregen van de hoogte van hun pensioen en zij geen inzicht hadden in de risico’s.

De eisen die aan de communicatie van pensioenuitvoerders met (gewezen) deelnemers worden gesteld beogen aan te sluiten bij de behoeften van de deelnemers en de gestelde communicatiedoelen naderbij te brengen.

In het voorstel staat centraal dat verbetering van de communicatie ertoe moet leiden dat de (gewezen) deelnemer beter inzicht krijgt in de hoogte van het te bereiken pensioen. Voor het verkrijgen van dat inzicht is van belang dat de informatie die wordt verstrekt een getrouw beeld geeft van hetgeen de betrokkene redelijkerwijs kan verwachten. De introductie van drie scenario’s (pessimistisch, verwacht en optimistisch scenario) bij het bepalen daarvan moet bijdragen aan dit inzicht. Bij lagere regelgeving worden hiertoe nadere regels gesteld, in het bijzonder rekenregels. Blijkens de toelichting3 zijn deze rekenregels nog in ontwikkeling.

De Afdeling onderschrijft de ambitie om de pensioencommunicatie zo te verbeteren, dat (gewezen) deelnemers beter inzicht krijgen in wat zij kunnen verwachten. Zij stelt echter ook de vraag in hoeverre het mogelijk is om deze ambitie waar te maken. Daarbij moet worden bedacht dat het voor de (gewezen) deelnemer niet zozeer van belang is om te weten wat hij in nominale termen mag verwachten, maar wat hij in koopkracht mag verwachten op het moment dat hij de toegezegde pensioenuitkeringen geniet. Er zijn tal van onzekere factoren die van grote invloed zijn op de (reële) koopkracht die uiteindelijk met het pensioen zal worden verkregen, zoals rendement, indexatie en inflatie, en dat over een lange termijn. Het is daardoor onvermijdelijk dat de onzekerheden groot zijn en het bieden van een reëel inzicht problematisch zal blijven.

Volgens het voorstel wordt bij lagere regelgeving onder andere bepaald welke rekenregels in dit verband zullen moeten worden gehanteerd.4 De toelichting geeft geen inzicht in de beoogde inhoud daarvan. De Afdeling neemt aan dat hierbij in belangrijke mate inspiratie zal worden gezocht bij het (nieuwe) financiële toetsingskader. Het is de Afdeling evenwel niet op voorhand duidelijk op welke wijze met deze rekenregels zal worden bereikt dat het inzicht van de (gewezen) deelnemer wordt verbeterd.

De Afdeling adviseert in de toelichting op bovenstaande punten in te gaan.

1. Inzicht

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is opgevolgd om in de toelichting in te gaan op de introductie van drie scenario’s (pessimistisch, verwacht en optimistisch scenario), de rekenregels voor deze scenario’s en de wijze waarop deze het inzicht van de (gewezen) deelnemer verbeteren in de hoogte van het te bereiken pensioen.

2. Redactionele bijlage

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

2. Redactionele bijlage

De redactionele opmerkingen van de Afdeling advisering van de Raad van State zijn verwerkt.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vicepresident van de Raad van State,

J.P.H. Donner

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W12.14.0213/III

  • Artikel I, onder R, onderdeel #1, en artikel II, onder Q, onderdeel #1, herformuleren tot «In afwijking van artikel ...».

  • Nader motiveren waarom de wijzigingen in het pensioenregister ingevolge artikel I, onder R, onderdeel #2, en artikel II, onder Q, onderdeel #2 alleen gelden voor diegenen die na inwerkingtreding van de wetswijziging pensioengerechtigde worden.


X Noot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Kamerstukken II 2011/12, 33 110, nr. 2, bijlage.

X Noot
3

Toelichting, paragraaf 11.

X Noot
4

Zie onder andere voorgestelde artikelen 45, derde lid, en 46, vijfde lid, Pensioenwet.

Naar boven