Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 34002 nr. 82 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 34002 nr. 82 |
Vastgesteld 30 december 2014
De commissie voor Rijksuitgaven, de vaste commissie voor Economische Zaken, de vaste commissie voor Financiën, de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben op 19 november 2014 overleg gevoerd met Minister Dijsselbloem van Financiën over:
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 23 april 2014 met antwoorden op vragen van de commissie over de publicatie van de Algemene Rekenkamer «Bezuiniging op de zorgtoeslag. Realisatie en effect» (Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 103);
– de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 15 april 2014 inzake antwoorden op vragen van de commissie over de publicatie van de Algemene Rekenkamer «Bezuiniging op de zorgtoeslag. Realisatie en effect» (Kamerstuk 33 750 XVI, nr. 101);
– de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 13 februari 2014 inzake de publicatie «Bezuiniging op de zorgtoeslag. Realisatie en effect»;
– de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 18 augustus 2014 inzake antwoorden op vragen van de commissie over de publicatie «Bezuiniging op kinderopvangtoeslag» van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 31 322, nr. 248);
– de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 26 augustus 2014 inzake antwoorden op vragen van de commissie over de publicatie «Bezuiniging op kinderopvangtoeslag» (Kamerstuk 31 322, nr. 249)
– de brief van de president van de Algemene Rekenkamer inzake de publicatie «Bezuiniging op kinderopvangtoeslag»;
– de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 2 september 2014 inzake de aanbieding van de publicatie «Versobering heffingskorting groen beleggen. Realisatie en effect»;
– de brief president van de Algemene Rekenkamer d.d. 2 september 2014 inzake de aanbieding van de publicatie «Verhoging assurantiebelastingtarief. Realisatie en effect»;
– de brief van de Minister van Financiën d.d. 17 november 2014 inzake antwoorden op vragen van de commissie voor de Rijksuitgaven over de publicaties «Verhoging assurantiebelastingtarief» en «Versobering heffingskorting groen beleggen» van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 34 002, nr. 77).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie voor Rijksuitgaven, Harbers
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Duisenberg
De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, Van Dekken
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Burg
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Lodders
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Vermeij
De griffier van de commissie voor Rijksuitgaven, Groen
Voorzitter: Harbers
Griffier: Maas
Aanwezig zijn drie leden der Kamer, te weten: Harbers, Nijboer, Aukje de Vries
en Minister Dijsselbloem van Financiën die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
Aanvang 13.34 uur.
De voorzitter: Hiermee open ik het algemeen overleg van de commissie voor de Rijksuitgaven over Zicht op bezuinigingen. Ik heet de Minister van Financiën en zijn staf welkom. Ik stel voor om in eerste termijn een spreektijd van maximaal vijf minuten te hanteren. Het woord is allereerst aan mevrouw De Vries van de VVD-fractie.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): Voorzitter. We spreken vandaag over Zicht op bezuinigingen. In elk geval is het aantal politieke partijen tijdens dit overleg overzichtelijk. Het is wel jammer dat er alleen maar vertegenwoordigers van de coalitiepartijen zijn. Maar goed, dat mag eigenlijk niet van invloed zijn.
Ik heb een drietal punten. We zijn allereerst blij dat de rapporten er liggen. Ik denk dat die ons aanvullende informatie geven over het effect van de bezuinigingen. De rapporten geven ons ook inzicht in de vraag of die bezuinigingen daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Besloten is dat we niet meer een aparte bezuinigingsmonitor hebben, maar dat we het via de reguliere begrotingsstukken laten verlopen. De VVD vindt dat ook wel een logische keuze, omdat er anders allemaal versnippering ontstaat. De informatievoorziening zou, wat ons betreft, via de begroting en het jaarverslag moeten plaatsvinden. Een voorwaarde is dan natuurlijk wel dat het voldoende inzichtelijk is. De VVD vindt het belangrijk dat er daarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de maatregelen zelf en eventuele mee- en tegenvallers, bijvoorbeeld als gevolg van de economische omstandigheden. De Algemene Rekenkamer constateert dat dat op dit moment feitelijk heel slecht inzichtelijk is voor de Tweede Kamer. Ik moet eerlijk zeggen dat de Algemene Rekenkamer daar zelf ook nog niet een heel goed onderscheid in maakt bij het rapport over de zorgtoeslag. Wij vinden dat onderscheid wel belangrijk om te kunnen bepalen hoe de maatregelen uitpakken en wat daarvan kan worden geleerd voor toekomstige maatregelen. Wij zijn benieuwd hoe de Minister het verschil tussen de bezuinigingsmaatregel zelf en de invloed die de economie heeft gehad op zaken als zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag in de toekomst inzichtelijker zou kunnen maken.
Ik kom aan mijn tweede punt. Verschillende ministeries geven ten aanzien van verschillende rapporten aan hoe ze de informatievoorziening willen verbeteren. Het Ministerie van VWS geeft aan dat het van de specifieke maatregel zal afhangen of en hoe de informatievoorziening kan worden verbeterd. SZW geeft aan dat er meer aandacht aan het inzichtelijk maken zal worden besteed en dat we vanaf het jaarverslag over 2014 zullen zien hoe dat is verbeterd. Dat lijkt toch ook weer op een versnipperde aanpak. Het zou, wat ons betreft, niet van het ministerie afhankelijk moeten zijn hoe er gerapporteerd wordt over de maatregelen. De VVD wil graag een verbetering van de informatievoorziening over de realisatie en de effecten zien. Wij zijn benieuwd hoe de Minister daar invulling aan zou kunnen geven, zodat ook bij de verschillende ministeries voor dezelfde aanpak wordt gekozen.
Mijn derde punt gaat over het inschatten van de gedragseffecten. Dat wordt als behoorlijk lastig ervaren. Dat is natuurlijk ook heel moeilijk. Anderzijds wordt er vaak ook onvoldoende of zelfs helemaal geen rekening mee gehouden. Voor het uiteindelijk goed kunnen inschatten wat de gevolgen zijn van de maatregelen en of je ook inderdaad een bezuiniging gaat halen, is het wel belangrijk om de gedragseffecten zo goed mogelijk te kunnen inschatten. De VVD wil van de Minister weten hoe dat in de toekomst verbeterd kan worden, zonder dat we daarbij overigens willen verzanden in allerlei ex ante en ex post evaluaties. Wij vinden wel dat het op een doelmatige manier zou moeten.
De heer Nijboer (PvdA): Voorzitter. De titel van de reeks van de Algemene Rekenkamer luidt «Zicht op bezuinigingen». De aanwezigheid van de partijen hier toont al aan dat het ronduit goed gaat met de uitvoering van de voornemens in het regeerakkoord. Als er wat aan de hand was geweest, dan was de presentie hier wel groter geweest. Dat is toch wel een teken aan de wand. De Tweede Kamer lijkt meer geïnteresseerd in nieuw beleid en in incidenten, in dingen die gebeuren, dan in de uitvoering daarvan en de verantwoording daarover. Dat is hier een terugkomend thema. Maar goed, daar zijn de partijen die vandaag wel aanwezig zijn, niet op aan te rekenen. Ik zag het afgelopen week ook al gebeuren bij het algemeen overleg over de accountancy. Dat is een belangrijke sector waarin veel moet worden verbeterd. Toen de incidenten in de kranten stonden, waren er tijdens overleggen veel partijen aanwezig. Maar toen het over de echte inhoud en het invoeren van de maatregelen ging, was slechts een beperkt aantal partijen present.
Ik kom tot de inhoud. Er zijn vier rapporten door de Algemene Rekenkamer opgeleverd. Er is een rapport over groen beleggen en een rapport over de assurantiebelasting. Dat zijn twee lastenmaatregelen. Verder is er een rapport over de zorgtoeslag en een rapport over de kinderopvangtoeslag. Dat zijn dus twee rapporten over de uitgaven.
Ik wil eerst ingaan op de lasten. Als je daarnaar kijkt, dan zie je dat de ramingen gewoon worden gehaald. De Rekenkamer heeft heel precies gekeken naar de assurantiebelasting en zegt: de 70 miljoen splitsen we nog uit, maar het gaat over een bedrag van meer dan 1 miljard. Er is dus eigenlijk gewoon goed geraamd. De Kamer kan daar tevreden over zijn. Voor het groen beleggen geldt eigenlijk hetzelfde. Wij hebben in de eerdere vragen aan de Rekenkamer vooral aandacht gevraagd voor de kosten van dergelijke maatregelen. Als je erop bezuinigt en je nog een redelijk beperkte fiscale subsidie geeft, hoe verhouden de kosten van zo'n regeling zich dan tot het beoogde doel? Kan de Minister daarop ingaan?
Ik kom op de uitgavencategorie. Er is een blijvende discussie over de gedragseffecten die al dan niet van tevoren bekend zijn en moeilijk zijn te ramen. Mevrouw De Vries heeft daar ook op gewezen. Dat is ook een discussie die in den brede, niet alleen bij de uitgaven maar ook bij belastingmaatregelen, terugkomt. Ik noem maar even de btw of de accijnzen, het blijft bij voortduring de Kamer interesseren wat de gedragseffecten zijn en of er geen lastenmaatregelen zijn die zelfs tot minder belastinginkomsten zullen leiden. De vraag is hoe we daar in de toekomst mee omgaan. Wat mij betreft, is dat het hoofdpunt van het debat van vandaag. We moeten die gedragseffecten wat beter in beeld krijgen. Aan de ene kant is er veel voor te zeggen om in de systematiek van de begroting al die gedragseffecten buiten beschouwing te laten. Immers, als je het bij de ene post doet, moet je het bij de andere post ook doen. Als je hogere WW-uitgaven hebt, dan heeft dat ook weer een effect op de Inkomstenbelasting. Als je daar één keer aan begint, dan is het einde zoek. Ik snap dus vanuit de begrotingssystematiek heel goed dat we het niet doen. Aan de andere kant is het aan mensen toch vaak heel moeilijk uit te leggen dat je de redenering dat een stimulering van de woningbouw en een verlaging van de btw uiteraard tot gevolg zullen hebben dat er meer binnen zal komen, niet kunt aanvoeren, omdat dat volgens de begrotingssystematiek niet mag. Dat blijft toch wringen. Je ziet ook dat er grote verschillen zijn. Ik ben benieuwd hoe het kabinet ernaar kijkt. Ik denk dat een eerste stap zou zijn om te proberen de gedragseffecten van tevoren inzichtelijk te maken.
De voorzitter: Ik bedank de leden voor hun inbreng. Het woord is meteen aan de Minister voor zijn beantwoording in eerste termijn.
Minister Dijsselbloem: Voorzitter. Ik bedank de Kamer voor de gelegenheid om zelf iets te kunnen zeggen over de rapporten van de Algemene Rekenkamer en ik zal natuurlijk ingaan op de opmerkingen en de vragen van de aanwezige leden. Het is op zichzelf heel goed om kritisch terug te kijken en te bepalen, wat het effect van onze maatregelen is. Ik ben de Rekenkamer daar altijd erkentelijk voor. De Rekenkamer kijkt niet alleen naar de vraag of de geraamde opbrengst gerealiseerd is, maar hij roept ons ook op om iets te zeggen over de maatschappelijke effecten daarvan. Dat is op zichzelf prima. Je hoeft dat niet voor elke maatregel te doen Wanneer er reden is tot zorg, wanneer er al te veel geluiden uit de samenleving komen dat de raming niet klopt of dat de effecten heel anders – vaak ongunstiger – uitpakken, dan zullen er via de Kamer ook wel vragen over gesteld worden. Dan zijn departementen ook altijd bereid om daarop in te zoomen en er, zo mogelijk, informatie over te verschaffen.
Iets anders is de vraag of je bij het nemen van een maatregel bij voorbaat, dus ex ante,
helemaal inzichtelijk kunt maken welke gedragseffecten die maatregel zal hebben. Dat is ook van invloed op de exactheid van de raming. Dan krijg je ook allerlei discussie over het tweede-orde-effect en het derde-orde-effect. Mogen die dan ook in de begroting terugkomen? Als ik op alle pleidooien voor meer uitgaven of meer investeringen langs deze route zou opereren, dan zou ik een rijk man zijn. Heel vaak worden er voorstellen voorgelegd aan de Minister van Financiën, waarbij men zegt: dit kost geen geld, want dit zal zichzelf terugverdienen. Ik zal het zo neutraal mogelijk zeggen: het is vooral heel erg moeilijk, zo niet onmogelijk, om dat hard te maken. Maar als je op die manier gaat begroten en allerlei terug- en inverdieneffecten in je begroting opneemt, wordt het bouwwerk er niet steviger op. Dat wordt dan echt wankeler.
Ik vind het tegelijkertijd legitiem dat als het kabinet maatregelen aan de Kamer voorlegt, we reflecteren, ook vooraf, op wat het effect ervan zal zijn. Dat doen we natuurlijk ook bijna altijd. Daarbij kijken we naar de voor- en nadelen in termen van de economie. Daar vallen de kwalitatieve gedragseffecten natuurlijk ook onder. Het kabinet wil dus niet dat we gaan proberen om ex ante per maatregel het gehele gedragseffect mee te nemen in de raming. Het wil ook niet dat we ex post helemaal gaan filteren welk deel van het effect uit de maatregel zelf komt en bij welk deel andere factoren – economische factoren et cetera – aan de orde zijn. Het zou echt een heel ingewikkelde opgave worden om op die manier de effecten van beleid helemaal uit elkaar te trekken.
Het CPB kijkt in de ramingen van de opbrengsten natuurlijk wel naar de macro-effecten. Als het kabinet in de Miljoenennota 2,5 miljard lastenverzwaring aankondigt, dan heeft dat uiteraard effect op het totaal van wat er in de economie gaat gebeuren. Dat heeft ook effect op de inkomstenramingen. Het wordt echter niet per maatregel gedaan en het gebeurt ook niet ex ante. Ook ex post zou buitengewoon ingewikkeld zijn. Ik sta dus zeer open voor mogelijkheden om dat te verbeteren.
Mevrouw De Vries heeft erop gewezen dat de departementen hebben aangegeven dat ze het beter willen doen, dat ze meer inzicht willen geven in de effecten die ertoe hebben geleid dat een bepaalde raming wel of niet gehaald is. Zij heeft gezegd dat dat nu versnipperd gebeurt. Moet Financiën daar niet veel meer eenduidigheid in brengen? Ik ben daartoe bereid. We hebben natuurlijk ook gewoon een soort systeemverantwoordelijkheid voor alle begrotingen, ook voor de kwaliteit van de begroting en de kwaliteit van de verantwoording. Wij zullen dat punt dus met de departementen bespreken om te kijken of wij mogelijkheden zien om, bijvoorbeeld in het jaarverslag, de toelichting bij genomen beleids- en bezuinigingsmaatregelen verder te verbeteren. Dat zal echter geen sluitende ex post evaluatie zijn, waarbij we het helemaal uit elkaar trekken en kunnen kwantificeren welk deel uit welk gedragseffect of economisch extern effect voortkomt.
De heer Nijboer zegt terecht dat de assurantiebelasting heel goed geraamd is. Ik vond het zelf briljant. De assurantiebelasting moet in totaal meer dan 4 miljard opbrengen, gecumuleerd in drie jaar tijd. Van die twee verhogingen die achtereenvolgens zijn doorgevoerd, moest de extra opbrengst gecumuleerd in drie jaar 1,6 of 1,7 miljard zijn. Daar zitten we dan 70 miljoen naast. Ik vond het knap werk. Sommigen zouden zeggen dat het mazzel is, maar ik vind het knap werk. De Rekenkamer is daar dan toch kritisch over en vindt dat de maatregel niet heeft opgebracht wat was geraamd. Daar heeft de Rekenkamer strikt genomen gelijk in, maar ik denk dat het om een heel kleine afwijking gaat.
De heer Nijboer heeft ten aanzien van groen beleggen gevraagd of de kosten van zo'n maatregel op een gegeven moment niet relatief te groot worden. De regeling wordt verder uitgekleed. De regeling zou aanvankelijk worden afgeschaft. Dat is niet gebeurd, maar de regeling is wel versoberd. In dit specifieke geval geldt dat de kosten van de uitvoering zeer laag zijn. Het zijn automatische gegevens van banken die worden opgehaald. En het is een vooraf ingevulde aangifte die vervolgens naar de belastingaangifteplichtige gaat. De kosten van uitvoering zijn daarom zeer laag. Het is in algemene zin natuurlijk waar dat al die kleinere regelingen, qua kosten, relatief duur uitvallen, maar bij de versobering van de heffingskorting groen beleggen lijkt dat niet het geval te zijn.
Voorzitter. Volgens mij heb ik hiermee de vragen beantwoord. Wellicht ben ik er te snel doorheen gegaan.
De voorzitter: Ik bedank de Minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. Het woord is aan mevrouw De Vries voor haar inbreng in tweede termijn.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): Voorzitter. Ik bedank de Minister voor de toezegging om voor een goede afstemming te zorgen en te bezien of er mogelijkheden zijn om de informatievoorziening in het jaarverslag te verbeteren. De bedragen kloppen wel, maar ik vind dat er ook moet worden gekeken of de beoogde effecten die van tevoren zijn aangegeven, ook gehaald zijn. Bij de heffingskorting kun je bijvoorbeeld duidelijk zien dat de vermogensinbreng forser teruggelopen is dan van tevoren is aangegeven. Ik vind dat we daar in het vervolg beter naar moeten kijken, zodat we die effecten ook goed kunnen inschatten. Voor politieke partijen spelen de mogelijke effecten immers wel degelijk mee bij de keuze voor het wel of niet nemen van een maatregel.
De Minister is heel trots op de gang van zaken bij de assurantiebelasting. Die loopt in financieel opzicht inderdaad niet heel veel uit de pas, maar je moet vooraf wel goed nadenken over de vraag of er grote effecten kunnen optreden. Ik krijg soms een beetje het gevoel dat maar aangegeven wordt dat een maatregel weinig tot geen effect zal hebben. Voor hetzelfde geld krijg je wel een heel negatief verhaal als het ook om de begroting gaat. Dan is die toch ook niet heel erg solide.
De Minister is niet ingegaan op het onderscheid tussen wat de maatregel op zich heeft opgeleverd en de gevolgen van bijvoorbeeld economische omstandigheden. Ik vind dat een belangrijk punt. Ik denk dat het inzicht daarin belangrijk is. Uit de onderzoeken komt heel nadrukkelijk naar voren dat in een aantal gevallen als gevolg van de economische ontwikkelingen het financiële beeld wat anders is. Wil je dat als Kamer achteraf goed kunnen beoordelen, dan moet je weten wat de oorzaak daarvan is. Je moet weten of de maatregel effectief is geweest of dat het bijvoorbeeld door veranderingen in de economie of door gedragseffecten is veroorzaakt. Die zijn door het kabinet slechter te beïnvloeden, terwijl het natuurlijk wel invloed heeft op het uiteindelijk invoeren van de maatregel. Ik hoor graag hoe de Minister dat in de toekomst zal verbeteren, zodat wij daar meer inzicht in hebben en ook goed kunnen beoordelen of de maatregelen succesvol zijn geweest.
De heer Nijboer (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de Minister voor de korte doch volledige beantwoording. Ik wil graag nog aandacht besteden aan het punt van de gedragseffecten. Het komt de legitimatie van het beleid ten goede als daar ook van tevoren, ex ante, wat meer aandacht voor is. Wat zijn de verwachte effecten van lastenmaatregelen? Wat zijn de verwachte effecten van bezuinigingen op het begrotingsbeleid? Dat betekent niet dat we direct ons begrotingsbeleid anders moeten vormgeven. Daar zou ik ook geen voorstander van zijn. Ik ben het helemaal met de Minister eens dat het einde zoek is als je tweede- en derde-orde-effecten meeneemt. Maar het draagt wel bij aan de uitlegbaarheid en geloofwaardigheid van het beleid als daar aandacht voor is. Als dat niet kwantitatief kan, moet dat kwalitatief worden gedaan. Dat moet van tevoren gebeuren.
Ik zou het zeer wenselijk vinden als er achteraf, bijvoorbeeld in de beleidsdoorlichtingen, wel aandacht voor de gedragseffecten zou zijn. Het is natuurlijk heel moeizaam en moeilijk om van tevoren precies te zeggen wat de gedragseffecten zijn. Ik ben het met de Minister eens dat de Rekenkamer bij de assurantiebelasting wel erg een vinger op een plek legt die niet te vinden is, maar dat is natuurlijk bij de kinderopvangtoeslag wel het geval. Er zijn gewoon gedragseffecten aan de orde geweest die groter waren dan voorzien. Dat kan ook weer leiden tot een verbeterd beleid, tot een bijstelling van het beleid. Een voorbeeld is het te hoog vaststellen van de uurprijs van kinderopvang. Ook het in kaart brengen van de directe bezuinigingseffecten en de effecten die daaruit voortvloeien, kan dus leiden tot het verbeteren van regelingen. Ik wil de Minister vragen om daar bij beleidsdoorlichtingen toch wat meer aandacht voor te hebben dan hij zojuist in eerste termijn leek te schetsen. De Rekenkamer doet dat dus al.
De voorzitter: Dan is het woord aan de Minister voor zijn inbreng in tweede termijn.
Minister Dijsselbloem: Voorzitter. Ik ben het gewoon eens met de opmerkingen van beide leden. We moeten zo goed mogelijk, zowel vooraf als achteraf, inzichtelijk maken welke maatschappelijke en economische effecten wij verwachten. Wij moeten ook zo goed mogelijk rekening houden met gedragseffecten. Maar als je die meeneemt in de begroting, dan begeef je je op heel glad ijs. Ik heb dat de leden ook niet horen zeggen.
Hetzelfde geldt voor de aandacht voor gedragseffecten achteraf. Bij de kinderopvangtoeslag was de bezuiniging groter dan geraamd. Dat heeft waarschijnlijk twee redenen. Ik noem allereerst het effect dat alleen al de publiciteit rond deze maatregel ertoe heeft geleid dat mensen hun gedrag hebben aangepast, en misschien wel scherper dan in ieder geval verwacht was of noodzakelijk was geweest. Voorts ging in diezelfde periode de economie hard achteruit, hebben heel veel mensen hun baan verloren of anderszins inkomen verloren en zijn ze, om geld te besparen, andere oplossingen gaan zoeken. Het is gewoon lastig om dat uit elkaar te trekken. Soms kun je daar kwalitatief wel iets over zeggen of er een slag naar doen, maar dat helemaal mathematisch uit elkaar rafelen, is echt een enorme opgave zo niet onmogelijk. Ik zeg toe dat wij er vanuit onze rol van het departement van Financiën voor zullen zorgen dat er eenduidig zal worden gerapporteerd over effecten. Er zal ook op een eenduidige manier worden beschreven wat de verwachte effecten en de beoogde opbrengst van een beleidsmaatregel is. Het moet niet alleen eenduidig gebeuren, maar ook, waar mogelijk, met meer diepgang.
Dat is de kern van de boodschap, zonder dat we, zoals de Rekenkamer – zeg ik licht kritisch – wel pretendeert te kunnen, ex post echt evalueren en kunnen aangeven of met een maatregel wel of niet het beoogde doel is bereikt. Dat kan natuurlijk niet. Een mooi voorbeeld daarvan is de zorgtoeslag. Ik kan me de krantenkop nog herinneren: Maatregel mislukt! We weten echter allemaal dat de uitgaven aan de zorgtoeslag als gevolg van de economische ontwikkelingen en de kosten in de zorg alsmaar opliepen en er dus ook gewoon een ander effect gaande was, waarop deze correctie heeft plaatsgevonden. Je kunt niet zomaar de uitgaven in jaar t, jaar t+1 en jaar t+2 tegen elkaar afzetten en op basis daarvan zeggen dat de bezuiniging niet gerealiseerd is. Ik hoef dat de leden niet uit te leggen. Ik ben dus wel kritisch over de methode van de Rekenkamer. Wij gaan daar ook met de Rekenkamer over praten. Ik vind eigenlijk dat Financiën en de Rekenkamer het nooit oneens zouden mogen zijn over methoden. Wij gaan er vanuit Financiën op toezien dat de departementen er wel meer aandacht aan besteden en een beter inzicht geven in de verschillende effecten en realisaties van maatregelen.
De heer Nijboer sprak nog even over de beleidsdoorlichtingen. Ik heb net een brief getekend met een reactie op de motie-Harbers. Misschien zit de brief inmiddels in de mailbox. Ik kijk hierbij vooral mevrouw De Vries aan, die daar de geestelijke moeder van is. Het is echter uiteindelijk de motie-Harbers geworden. Wij zeggen in die brief toe dat de Kamer dit jaar nog per departement een brief zal krijgen met de gevraagde informatie vooraf over de beleidsdoorlichtingen. Daarbij gaat het om vragen als: waar ziet het onderzoek op en wat zijn de onderzoeksvragen? We zullen die informatie echter voortaan in de begrotingen met Prinsjesdag geven. De aankondigingen van de beleidsdoorlichtingen staan nu al in de begrotingen, maar voortaan zetten we er ook echt een toelichting bij. Waar gaat het onderzoek over, waar richt het zich op en wat zijn de hoofdonderzoeksvragen? De brief over de uitvoering van de motie komt vandaag in de mailbox van de leden.
De heer Nijboer heeft nog gevraagd of, als er geen kwantitatieve informatie kan worden gegeven over gedragseffecten en andere effecten van maatregelen, er dan ten minste kwalitatieve informatie kan worden gegeven, bijvoorbeeld in de beleidsdoorlichtingen. Dat lijkt mij een prima invalshoek.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): Ik ben nog een beetje zoekende naar de manier waarop de Tweede Kamer de bezuinigingen die zijn afgesproken, goed kan volgen in bijvoorbeeld het jaarverslag. Die informatie dreigt nu wat onder te sneeuwen, die gaat nu op in het totaal. Ik denk dat het voor de Kamer belangrijk is om te kunnen volgen of alle bezuinigingen conform de planning gerealiseerd zijn. Als daar eventueel van afgeweken is, als de bezuinigingen niet gehaald zijn, moet daar een uitleg over gegeven worden. Ik ben benieuwd hoe de Minister daar nog verbeteringen in kan aanbrengen.
Minister Dijsselbloem: We hebben met de Kamer gewisseld wat we doen. We hadden eerst de 18 miljard-monitor. Dat werd later een 30 miljard-monitor. Ik zeg het nu uit mijn hoofd, ik weet niet eens meer precies wat de getallen waren. Die is afgeschaft. Wat het informatiegehalte betreft, hebben we een op zichzelf verbeterde tabel. We nemen die op in zowel het Financieel Jaarverslag van het Rijk als in de Miljoenennota. Daarin staat dus een tabel met het totaal aan de maatregelen. Dat is dus inmiddels 51 miljard. In dat overzicht zie je de stand van zaken. Daarin zie je of de maatregel al geïmplementeerd is, of de wetgeving er al is, et cetera. Wij zeggen dan op enig moment: de bezuiniging is gerealiseerd.
Mevrouw De Vries wil ook kunnen volgen of de geplande bezuiniging daadwerkelijk gerealiseerd is, waarbij er is gecorrigeerd aan de hand van de effecten die we zojuist hebben besproken. Dat gebeurt natuurlijk in de jaren dat de bezuiniging nog binnenkomt. Als de bezuiniging eenmaal is binnengekomen, gaan we dat niet meer verantwoorden. We gaan komend jaar niet mee verantwoorden wat we tien jaar geleden aan bezuinigingen hebben ingezet. In de departementale jaarverslagen moet gewoon per genomen maatregel in het afgelopen jaar inzichtelijk worden gemaakt of die is gerealiseerd, welke effecten er hebben meegespeeld en waarom er eventueel is afgeweken van de raming.
Zo doen we het nu. Zoals gezegd, ik ben op dit punt altijd bereid om, waar mogelijk, aan te vullen of te verbeteren.
Mevrouw Aukje de Vries (VVD): Ik denk dat de wijze waarop het nu in de begroting is opgenomen, voor heel veel Kamerleden niet helemaal inzichtelijk is. Ik zou de Minister graag willen uitdagen om de handschoen op te pakken om te kijken of dat verhelderd kan worden, zodat ook de bezuinigingen goed onderscheiden kunnen worden in de verschillende verantwoordingsstukken.
Minister Dijsselbloem: Daar gaan we even op studeren. In het Financieel Jaarverslag van het Rijk en in de Macro Economische Verkenning hebben we het totaaloverzicht. Dat is natuurlijk tabelmatig. Dat geeft niet heel veel diepgang. Die diepgang zit wel in de departementale jaarverslagen. Mevrouw De Vries wil de maatregelen die onderdeel vormen van de 51 miljard, op een handzame wijze bij elkaar kunnen zien. Wij gaan proberen om daar een oplossing voor te verzinnen in de departementale jaarverslagen. We gaan proberen om ervoor te zorgen dat men op de een of andere manier snel kan zien hoe het bijvoorbeeld met de regeerakkoordmaatregelen van VWS staat. We gaan daar iets op verzinnen. Dat heeft te maken met de vormgeving.
De voorzitter: Ik bedank de Minister voor zijn beantwoording in tweede termijn. Ik bedank de Minister en zijn staf voor hun aanwezigheid. De vergadering is gesloten.
Sluiting 14.01 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34002-82.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.