Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 maart 2015
Zojuist heb ik u de antwoorden doen toekomen op de vragen die uw Kamer heeft gesteld
naar aanleiding van de recente berichtgeving omtrent een schikking tussen het OM en
Cees H. (Kamerstuk 34 000 VI, nr. 70).
Over deze kwestie heb ik vorig jaar meermaals met uw Kamer gecommuniceerd. In mijn
brief van 3 juni 2014 heb ik uw Kamer medegedeeld dat ik alles in het werk had gesteld
om de gang van zaken van destijds te achterhalen, maar dat ik moest accepteren dat
ik de ultieme duidelijkheid niet kon verschaffen (Kamerstuk 33 750 VI, nr. 123). Ik heb in die brief ook aangegeven dat op mijn verzoek nagegaan is of uit administratiesystemen
op het departement de gezochte informatie achterhaald kon worden. Ik heb op basis
van de mij toen beschikbare informatie geconcludeerd dat dit niet mogelijk was. Daarover
heb ik in mijn brief van 3 juni 2014 het volgende aan uw Kamer gemeld:
«Uit het onderzoek blijkt voorts dat er geen administratie – extern noch intern –
beschikbaar is over de feitelijke financiële afwikkeling van de op 17 augustus 2000
tot stand gekomen schikking. Het onderzoek heeft derhalve geen bankafschriften opgeleverd
die betrekking hebben op de financiële afwikkeling van de schikking. Ook was de financiële
administratie uit de betreffende periode bij het parket en het gerecht Amsterdam niet
te traceren door een opeenvolging en ontvlechting van gezamenlijke systemen voor OM
en de rechtspraak en daarbij toegepaste schoningsslagen. Ook bij het Gemeenschappelijk
Dienstencentrum ICT (GDI) van het ministerie waren geen back-ups meer beschikbaar.
Dientengevolge zijn gegevens van vóór 2002 niet meer raadpleegbaar.»
De afgelopen dagen heb ik een ultieme inspanning laten verrichten de destijds niet
toegankelijk geachte gegevens te ontsluiten. Hierbij heeft mijn ministerie gebruik
gemaakt van externe expertise. Op grond van deze zoekactie is administratieve informatie
naar boven gekomen over de financiële afhandeling van de getroffen schikking met Cees
H.
Daarmee moet ik constateren dat er toch administratieve informatie op mijn departement
beschikbaar was. Deze informatie had, naar nu blijkt, ook al eerder ontsloten kunnen
worden. Dit brengt mij tot de conclusie dat voor uw Kamer onnodig lang onduidelijkheid
is blijven bestaan over de hoogte van het bedrag dat gemoeid was met de feitelijke
financiële afhandeling van de getroffen schikking met Cees H.
Hiervoor neem ik de volle verantwoordelijkheid. Daarom heb ik besloten de Koning mijn
ontslag aan te bieden.
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten