Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2015
Bij de behandeling van de begroting 2014 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties (Handelingen II 2014/15, nr. 21, item 13) heeft u mij gevraagd uw Kamer te informeren over de taken en activiteiten die provincies
buiten het profiel uitvoeren. Tevens heeft u mij gevraagd inzicht te geven in de uitgaven
die aan deze activiteiten worden besteed. Met deze brief geef ik uitvoering aan uw
verzoek.
De afgelopen maanden zijn op basis van (financiële) gegevens bij het departement en
de provincies de taken buiten het profiel en de daarbij behorende uitgaven in beeld
gebracht. Voor het profiel van de provincies ben ik uitgegaan van de afspraken die
hierover zijn gemaakt in het Bestuursakkoord 2011–2015. Het profiel van de provincies
is recent nogmaals vastgelegd in Kompas 2020 van het IPO. Onder de provinciale kerntaken
worden verstaan alle activiteiten op het terrein van ruimtelijke ordening, regionale
economie, natuur en landschap, verkeer en vervoer, krimp, kwaliteit openbaar bestuur
en cultuur, waar dit de lokale belangen overstijgt. Ook activiteiten die niet gerelateerd
zijn aan deze beleidsterreinen maar wel een wettelijke basis kennen, worden tot de
taken binnen het profiel gerekend. Voorbeelden zijn de WMO-steunfunctietaak (tot en
met 2014 bij de provincies), Jeugdzorg (tot en met 2014 bij de provincies), bibliotheekwerk
en – in het geval van Fryslân – de promotie van de Friese taal in het onderwijs. Overige
activiteiten zijn gedefinieerd als zijnde buiten het provinciale profiel.
Om een betrouwbare vergelijking te maken tussen de provincies is gebruik gemaakt van
het informatiesysteem «Informatie voor Derden (Iv3)», waar financiële informatie over
begrotingen, kwartaalcijfers en jaarrekening op eenduidige wijze is vastgelegd. Op
basis van de Iv3-gegevens zijn de uitgaven1 aan de provinciale kerntaken gescheiden van de uitgaven aan taken buiten het provinciale
profiel. De uitgaven die hiermee gepaard gaan2 zijn afgezet tegen de totale beleidsuitgaven per provincie. Aan de hand van gesprekken
met provincies en aanvullende informatie zijn de Iv3- cijfers, waar nodig, gecorrigeerd.
Dit levert het volgende beeld op:
Uit de cijfers en aanvullende informatie van de provincies blijkt dat vrijwel alle
uitgaven van de provincies plaatsvinden ten behoeve van de provinciale kerntaken.
Gemiddeld 98,7% kan direct toegerekend worden aan taken binnen het profiel.
De uitgaven buiten het profiel (gemiddeld 1,3%) liggen veelal in het verlengde van
de provinciale taken op het gebied van regionale economie, krimp en maatschappelijke
ondersteuning. De meest voorkomende bestedingen buiten het profiel zijn subsidies
aan sociaal-maatschappelijke instellingen. Voorbeelden zijn het financieren van projecten
om eenzaamheid onder ouderen tegen te gaan, achterstanden in het onderwijs terug te
dringen of de leefomgeving aantrekkelijk te maken. Ook worden er lokale of regionale
sportvoorzieningen gefaciliteerd. Dit type uitgaven komt vooral voor in landelijke
gebieden.
De hierboven gebruikte cijfers zijn gebaseerd op de begrote uitgaven van 2014. Uit
de gesprekken met de provincies blijkt dat er sprake is van een dalende tendens. Zo
zijn eerdergenoemde subsidies aan sportverenigingen en maatschappelijke instellingen
de afgelopen jaren al fors verminderd. De provincies geven aan dat deze tendens zich
de komende jaren door zal zetten.
Uit het huidige beeld en de voornemens van de provincies is mij gebleken dat de provincies
zich concentreren op de provinciale kernopgaven. Dit is overeenkomstig het kabinetsbeleid.
Ik zie op dit moment dan ook geen aanleiding om hier nadere afspraken over te maken
met provincies.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk