33 997 Vliegramp MH17

Nr. 62 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 januari 2016

In deze brief ga ik, mede namens de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie, en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, in op het verzoek van het lid Omtzigt (CDA) zoals gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden d.d. 12 januari en 14 januari jl. om te worden geïnformeerd over – kort gezegd – de radarbeelden en de correspondentie hieromtrent met de Verenigde Staten waarover u eerder bent geïnformeerd op 16 december 2015 (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1274). Met deze brief informeer ik u tevens, zoals toegezegd in de brief d.d. 8 december jl. (Kamerstuk 33 997, nr. 56) over de laatste stand van zaken met betrekking tot het strafrechtelijk onderzoek naar de ramp met Malaysia Airlines vlucht MH17. Tot slot informeer ik u mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, zoals toegezegd in mijn brief van 12 oktober jl. (Kamerstuk 33 997, nr.52) over de inspanningen van het kabinet om in samenwerking met Australië, België, Maleisië en Oekraïne tot internationale overeenstemming te komen omtrent verschillende mogelijkheden voor vormgeving van vervolging en berechting van (potentiële) verdachten van de ramp met vlucht MH17.

Van de drie prioriteiten die het kabinet zich heeft gesteld, zijn de eerste twee, te weten repatriëring en onderzoek naar de toedracht, afgerond. Ik verzeker u dat alle betrokkenen bij prioriteit drie, opsporing en vervolging, zo snel mogelijk resultaten willen behalen. Iedereen is zich ervan bewust hoe belangrijk dit is voor de nabestaanden van de slachtoffers. Tegelijkertijd vergt het strafrechtelijk onderzoek vanwege de grote mate van complexiteit van deze zaak, de internationale dimensie en het belang van (juridische) zorgvuldigheid nu eenmaal tijd. Het onderzoeksteam staat voor een grote uitdaging. Het kabinet begrijpt dat er bij nabestaanden en ook bij uw Kamer een grote behoefte bestaat om te weten wat er gebeurt.

Daar waar het kabinet er alles aan gelegen was om de prioriteiten één en twee tot een goed einde te brengen, is het kabinet er ook nu alles aan gelegen om prioriteit drie, opsporing en vervolging, te laten slagen.

Radar- en satellietgegevens

Het lid Omtzigt (CDA) heeft tijdens de Regeling van werkzaamheden d.d. 12 en 14 januari jl. het kabinet onder meer verzocht te reageren op berichtgeving waarin nabestaanden van slachtoffers oproepen de radar- en satellietgegevens van het neerhalen van vlucht MH17 aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) te geven.

Ten behoeve van zowel het onderzoek van het JIT als voor het onderzoek van de OVV zijn van Oekraïne ruwe en verwerkte secundaire radargegevens ontvangen. Van de Russische Federatie zijn niet de ruwe radargegevens, maar wel video-opnamen van een combinatie van verwerkte primaire en secundaire radargegevens ontvangen. Beide landen hebben aangegeven niet over nadere gegevens te beschikken.

De Amerikaanse autoriteiten hebben desgevraagd gerubriceerde radar- en satellietinformatie, die afkomstig is van hun inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gedeeld met de MIVD. Zowel de OVV als het OM heeft daarvan kennis kunnen nemen via de MIVD. Voor zover deze gegevens van essentieel belang zijn voor het strafrechtelijk onderzoek, worden zij door middel van ambtsberichten aan het OM ter beschikking gesteld.

Het OM heeft mij laten weten dat het OM op dit moment over voldoende informatie beschikt en dat nu geen behoefte bestaat aan het doen van verzoeken voor aanvullende informatie op het gebied van radar- en satellietgegevens. Indien dit anders wordt, dan zal het kabinet al het nodige doen om voor het strafrechtelijk onderzoek relevante gegevens aan het OM ter beschikking te kunnen stellen. De OVV heeft verklaard dat hij op het punt van radar- en satellietgegevens over voldoende informatie heeft beschikt en dat eventuele aanvullende radar- of satellietgegevens de conclusies niet zullen veranderen.

Het spreekt vanzelf dat het kabinet de ICAO of de VN zal verzoeken om aanvullende informatie op het gebied van radar- en satellietgegevens indien door het OM daarom wordt verzocht. Gelet op het bovenstaande zal het kabinet echter op dit moment deze weg niet bewandelen. De ICAO kent daarnaast overigens geen formele klachtprocedure, alleen een geschillenbeslechtingsprocedure waarbij een verdragspartij bij de Raad van de ICAO een zaak aanhangig maakt tegen een andere verdragspartij met betrekking tot de interpretatie of toepassing van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart. Voor het overige verwijs ik u graag naar de antwoorden van 16 december 2015 op vragen, ingezonden door het lid Omtzigt op 20 november 2015 (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 1274). Daarin is ook ingegaan op het feit dat Nederland zich binnen ICAO inzet om een bewaarplicht voor radargegevens te bepleiten die altijd aan de orde is als radargegevens relevant kunnen zijn voor onderzoek.

Strafrechtelijk onderzoek

De samenwerking in het strafrechtelijk onderzoek tussen de vijf landen die deel uitmaken van het Joint Investigation Team (JIT), verloopt naar tevredenheid. Het onderzoek heeft al een veelheid aan informatie opgeleverd. Zo is vooruitgang geboekt met betrekking tot het forensisch onderzoek naar de vaststelling van het exacte type van de raket die vlucht MH17 heeft neergehaald en van welke locatie deze is afgevuurd. Het verkrijgen van duidelijkheid hierover vergt nauwkeurige analyse, validatie en expertise. Het komt erop aan om een scenario niet alleen waarschijnlijk of aannemelijk te maken, maar om het strafrechtelijk noodzakelijke wettig en overtuigend bewijs rond te krijgen. Voor de tweede helft van dit jaar verwacht het JIT hierover resultaten.

Het is niet met zekerheid te zeggen hoe lang het strafrechtelijk onderzoek nog zal duren. Het is immers van het grootste belang om alle mogelijk betrokkenen te identificeren, vast te stellen waar zij zich bevinden, welke nationaliteit zij hebben, wat de omvang van hun betrokkenheid is geweest en in welke mate hun gedragingen mogelijk strafrechtelijk verwijtbaar dienen te worden geacht. Op basis van die informatie die uit het strafrechtelijk onderzoek moet volgen kan door de daarmee belaste opsporings- en vervolgingsautoriteiten worden vastgesteld of, en zo ja, voor welke feiten, verdachten kunnen worden gedagvaard. Ten behoeve van die bewijsgaring heeft het onderzoeksteam aan verschillende landen rechtshulpverzoeken gestuurd om informatie te verkrijgen die aan de voortgang van het onderzoek kan bijdragen. Het kabinet heeft deze verzoeken ten volle ondersteund en zal dat blijven doen wanneer het onderzoeksteam dat wenst.

Rapport onderzoekscollectief Bellingcat

Het onderzoekscollectief Bellingcat heeft eind december een concept-onderzoeksrapport aan het JIT ter beschikking gesteld. De informatie die Bellingcat aan het JIT heeft aangeleverd, wordt door het JIT gewaardeerd. Zij wordt bestudeerd en beoordeeld op bruikbaarheid voor het strafrechtelijk onderzoek. Bellingcat heeft laten weten voornemens te zijn het rapport op korte termijn publiek te maken.

Vormgeving vervolging en berechting

Sinds de stemming in de VN Veiligheidsraad op 29 juli jl. over de resolutie tot oprichting van een internationaal tribunaal hebben de bij het strafrechtelijk opsporingsonderzoek betrokken landen verschillende mogelijkheden van berechting en vervolging bestudeerd. Als gevolg hiervan is door de betrokken landen geconcludeerd dat er twee realistische opties voor vervolging en berechting zijn: a) nationale vervolging en berechting in één van de betrokken landen en b) vervolging en berechting door een internationaal tribunaal. Nederland werkt in nauw overleg met de andere betrokken staten en in afwachting van de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek aan bovengenoemde twee mogelijkheden. De afgelopen maanden zijn grote vorderingen gemaakt met de uitwerking ervan. Voor besluitvorming omtrent de meest aangewezen vormgeving van vervolging en berechting zijn de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek mede bepalend. Daarnaast zijn van belang de positie van nabestaanden en getuigen in het proces en de mogelijkheid van vervolging en berechting ten aanzien van alle slachtoffers (alle nationaliteiten).

Het kabinet zal u op de hoogte blijven houden van relevante ontwikkelingen. De nabestaanden worden binnenkort door middel van een bijeenkomst tevens geïnformeerd over de laatste stand van zaken.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven