33 997 Vliegramp MH17

Nr. 52 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 oktober 2015

In antwoord op de vragen van de leden Sjoerdsma (D66) en Omtzigt (CDA) van uw Kamer over de vervolgings- en berechtingsstrategie van (potentiële) verdachten van de ramp met vlucht MH17 van Malaysia Airlines (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 2058) en in navolging van mijn toezegging in het debat over vlucht MH17 en de informatiepositie van de Nederlandse regering op 23 april jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 80, item 14) informeer ik hierbij, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, uw Kamer op hoofdlijnen over het strafrechtelijk onderzoek, en hoe dit zich verhoudt tot het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Daarnaast informeer ik uw Kamer hierbij over de inspanningen van het kabinet om te komen tot internationale overeenstemming omtrent verschillende mogelijkheden voor vormgeving van vervolging en berechting van (potentiële) verdachten van de ramp met vlucht MH17.

Strafrechtelijk onderzoek

De ramp met vlucht MH17 heeft meerdere landen diep getroffen. Dat maakt dat het strafrechtelijk onderzoek en de mogelijk daaruit voortvloeiende vervolging en berechting van (potentiële) verdachten een internationale aangelegenheid is. Mede ten behoeve van de afstemming tussen verschillende betrokken landen die een strafrechtelijk onderzoek naar de toedracht van de ramp met vlucht MH17 hebben gestart is een Joint Investigation Team (JIT) opgericht, waaraan onder meer officieren van justitie van het Nederlandse Openbaar Ministerie (OM) zijn verbonden. Deze samenwerking is gericht op het verzamelen van bewijsmateriaal over mogelijke strafrechtelijke feiten die gepleegd zijn. Omdat het gaat om een strafrechtelijk onderzoek is door de deelnemende landen overeengekomen om in het belang van dat onderzoek niet met inhoudelijke informatie naar buiten te treden, tenzij er overeenstemming over bestaat dat het onderzoek dat toelaat. De internationale samenwerking binnen het strafrechtelijk onderzoek verloopt goed.

Onderzoek door Onderzoeksraad voor Veiligheid

De Onderzoeksraad voor Veiligheid presenteert op 13 oktober a.s. zijn eindrapport over de toedracht van de ramp met vlucht MH17. Dit onderzoek is onder meer gericht op het achterhalen van de technische oorzaak, op het vliegen over conflictgebieden en op de samenstelling van de passagierslijst. De Onderzoeksraad zal met aanbevelingen komen met betrekking tot het voorkomen van een soortgelijke ramp in de toekomst. Het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft niet als doel een schuldige aan te wijzen. Hierin onderscheiden de werkzaamheden van de Onderzoeksraad voor Veiligheid zich van het strafrechtelijk onderzoek. Strafrechtelijk onderzoek heeft tot doel vast te stellen of sprake is geweest van strafrechtelijk verwijtbare gedragingen en de eventuele daarvoor verantwoordelijke personen te identificeren. Het strafrechtelijk onderzoek is aldus gericht op het verzamelen van bewijsmateriaal ten behoeve van vervolging en berechting.

Voortgang strafrechtelijk onderzoek

Het strafrechtelijk onderzoek is nog in volle gang. Het is nog niet met zekerheid te zeggen hoe lang het strafrechtelijk onderzoek nog zal duren. Het is immers van het grootste belang om alle mogelijk betrokkenen te identificeren, vast te stellen waar zij zich bevinden, welke nationaliteit zij hebben, wat de omvang van hun betrokkenheid is geweest en in welke mate hun gedragingen mogelijk strafrechtelijk verwijtbaar dienen te worden geacht. Op basis van die informatie die uit het strafrechtelijk onderzoek moet volgen kan door de daarmee belaste opsporings- en vervolgingsautoriteiten worden vastgesteld of, en zo ja, voor welke feiten, verdachten kunnen worden gedagvaard.

Vormgeving vervolging en berechting

Zoals bekend heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (hierna: VN-Veiligheidsraad) unaniem resolutie 2166 aangenomen, waarin wordt geëist dat de verantwoordelijken voor de ramp met vlucht MH17 ter verantwoording worden geroepen en dat alle staten volledig meewerken aan inspanningen om dit te bevorderen. De VN-Veiligheidsraad heeft in resolutie 2202 deze eis bekrachtigd. Voortbouwend hierop heeft Nederland, samen met de landen die betrokken zijn bij het JIT (Australië, België, Maleisië en Oekraïne), zich ingespannen voor oprichting van een internationaal tribunaal door de VN-Veiligheidsraad. Een resolutie die hierop zag, met in bijlage een statuut voor een dergelijk tribunaal, is door Maleisië als lid van de VN-Veiligheidsraad ingediend, inclusief de verplichting voor alle lidstaten van de Verenigde Naties tot samenwerking op grond van hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties. Op 29 juli jl. werd de resolutie in stemming gebracht, met brede internationale steun, onder meer van de landen die slachtoffers van de ramp met vlucht MH17 te betreuren hebben. Naast door Nederland, Maleisië, Australië, Oekraïne en België, werd de resolutie geco-sponsord door de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje, Litouwen, Duitsland, Italië, Roemenië, Ierland, Canada, Nieuw Zeeland, Filippijnen en Israël. Grieving nations Vietnam en Indonesië hielden toespraken waarin zij steun uitspraken tijdens de Veiligheidsraadzitting. Elf VN-Veiligheidsraadleden stemden voor. Drie onthielden zich van stemming: China, Venezuela, en Angola. De Maleise resolutie stuitte echter op een veto van de Russische Federatie. Daarmee heeft de door het kabinet gewenste oprichting van een internationaal tribunaal op basis van een resolutie onder hoofdstuk VII van het Handvest geen doorgang kunnen vinden.

Vervolg

Met het veto in de VN-Veiligheidsraad zijn de Nederlandse inspanningen, om in goed overleg met onze internationale partners te komen tot vormgeving van vervolging en berechting van (potentiële) verdachten, geenszins tot stilstand gekomen. Direct na de stemming in de VN is het kabinet in nader overleg getreden over vervolgstappen met de landen die betrokken zijn bij het JIT (Australië, België, Maleisië, en Oekraïne). Om de vervolging en berechting zo effectief mogelijk te laten zijn, zijn de betrokken landen het erover eens dat de vormgeving van vervolging en berechting zorgvuldig en goed moet worden voorbereid. Van belang daarbij is, uiteraard rekening houdende met de ontwikkelingen in het strafrechtelijk onderzoek, onder meer de wenselijkheid van een beslissing die op steun van alle in het JIT vertegenwoordigde landen kan rekenen en het belang van een snelle, effectieve en deugdelijke vervolging en berechting. Naast de mogelijkheid van nationale vervolging en berechting in de bij het strafrechtelijk opsporingsonderzoek betrokken landen worden ook internationale mogelijkheden om te komen tot vormgeving van vervolging en berechting van (potentiële) verdachten van de ramp met vlucht MH17 verkend. Het kabinet acht het nog immer van het grootste belang dat de in het JIT samenwerkende opsporings- en vervolgingsautoriteiten het strafrechtelijk onderzoek ongehinderd kunnen blijven verrichten. Zorgvuldigheid en bedachtzaamheid zijn in dit proces van cruciaal belang bij het tot stand brengen van de benodigde internationale overeenstemming over vormgeving van vervolging en berechting. Het streven is erop gericht om zo spoedig mogelijk een besluit te nemen over de modaliteiten samenhangende met de vormgeving van vervolging en berechting van (potentiële) verdachten van de ramp met vlucht MH17.

U wordt vanzelfsprekend van alle ontwikkelingen op de hoogte gehouden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven