33 997 Vliegramp MH17

Nr. 14 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 augustus 2014

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, de vaste commissie voor Defensie en de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie hebben op 29 juli 2014 overleg gevoerd met Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en Minister Hennis-Plasschaert van Defensie over:

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 27 juli 2014 over de repatriëringsmissie Oekraïne (Kamerstuk 33 997, nr. 3);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 28 juli inzake het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Oekraïne inzake de internationale missie tot bescherming van onderzoek (Kamerstuk 33 997, nr. 4);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 29 juli met de toelichting op het verdrag tussen Nederland en Oekraïne(Kamerstuk 33 997, nr. 5);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 29 juli met de reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken met betrekking tot de tijdplanning voor het onderzoek door de Onderzoeksraad Voor Veiligheid en de mogelijkheid van vervolging en berechting van mogelijke daders door het Internationaal Strafhof (Kamerstuk 33 997, nr. 6).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

Voorzitter: Eijsink

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn dertien leden der Kamer, te weten: Baay-Timmerman, Bontes, Ten Broeke, Jasper van Dijk, Eijsink, Omtzigt, Ouwehand, De Roon, Segers, Servaes, Sjoerdsma, Van Tongeren en Van der Staaij,

en Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en Minister Hennis-Plasschaert van Defensie, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.

Aanvang 14.00 uur.

De voorzitter: Ik open deze vergadering. Ik heet welkom de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister van Defensie, de Minister van Veiligheid en Justitie en uiteraard alle ondersteuning. Ik heet ook de mensen op de publieke tribune welkom, evenals de luisteraars thuis en elders, en uiteraard de Kamerleden. Wij bespreken vanmiddag tussen 14.00 uur en 18.000 uur een aantal brieven. De eerste betreft de repatriëringsmissie Oekraïne. Deze brief stond al gepland. Ik leg de leden voor dat de drie zojuist ontvangen brieven ook geagendeerd zijn.

Gistermiddag heeft een uitvoerige briefing plaatsgevonden. Ik zeg de bewindslieden evenals hun mensen namens de gezamenlijke commissies dank hiervoor. Het was een uitvoerige briefing. Vanochtend heeft een bijeenkomst plaatsgevonden van de fractievoorzitters in de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer.

De leden krijgen ieder zes minuten spreektijd. Na de inbreng van de Kamer in eerste termijn is er een schorsing van 15 minuten.

Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Ten Broeke, die spreekt namens de VVD-fractie.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Als het niet kan zoals het moet, moet het maar zoals het kan. Deze woorden van de Commandant der Strijdkrachten, generaal Middendorp, gisteren in deze zaal vatten de huidige situatie en de keuze van het kabinet op een goede manier samen. Niets doen is geen optie; handelen is het devies en dat doet het kabinet.

Velen van ons waren afgelopen week aanwezig bij de aankomst van de lichamen van de slachtoffers in Eindhoven. Slachtoffers van een oorlog die niet de hunne was en van een strijd die zij niet konden winnen, op weg naar een bestemming die zij nooit zouden bereiken. Wij hebben gesproken met de nabestaanden. Dit waren gesprekken die ook mij mijn hele leven zullen bijblijven en die mij wederom duidelijk maken dat de prioriteit van het kabinet de enige juiste is. Het is van het allergrootste belang dat de lichamen terugkomen en dat zo veel mogelijk van de persoonlijke bezittingen wordt veiliggesteld. Daarom is er steun vanuit de VVD voor de aanpak die het kabinet gekozen heeft.

Is deze operatie zonder risico? Nee, voorzitter. Is succes gegarandeerd bij deze operatie? Nee, voorzitter. Echter, beide andere opties, het militair binnentrekken van een gebied dat nu alweer 48 uur in oorlog is, met het risico van escalatie, of helemaal niets doen, zijn minder aantrekkelijk en behalen niet het resultaat dat we allemaal willen behalen, namelijk dat de lichamen en zo veel mogelijk van de persoonlijke bezittingen terugkomen. We kunnen niet niets doen en toekijken hoe een oorlog doorgaat alsof er niets is gebeurd. Dat zou onverteerbaar zijn voor de nabestaanden en eerlijk gezegd ook voor de samenleving en wat mij betreft ook voor ons als volksvertegenwoordiging.

Natuurlijk hebben ook wij serieus gekeken naar de mogelijkheid van militair ingrijpen; «send in the marines», zoals de Minister-President dat verwoordde. We zijn er echter van overtuigd geraakt dat dit meer risico» s met zich brengt. De briefing van gisteren was daar helder over, verhelderend en wat ons betreft ook overtuigend. Het zou het doel niet dichterbij brengen en zelfs de mogelijkheid openen dat wij zelf in een gewapend conflict terechtkomen.

Ik gaf al aan dat naar onze overtuiging de gekozen aanpak niet zonder risico» s is. Daar moeten we eerlijk over zijn. We hebben daarover gisteren tijdens de briefing uitgebreid vragen kunnen stellen. Ook vanaf deze plek dank aan alle betrokkenen voor hun inzet en voor de toelichting die wij daar gisteren op hebben ontvangen. Ik wil een aantal punten bij de bewindspersonen aan de orde stellen.

Gisteren werd duidelijk dat de verantwoordelijkheid voor de veiligheidsanalyse vanaf morgen bij de operationeel commandant ligt. Dat is de meest heldere structuur voor deze operatie. Wij kennen deze structuur ook uit andere militaire missies. Kan de Minister van Defensie nog eens precies uiteenzetten hoe de afweging vanaf morgen tot stand komt? Kan de Minister ook nogmaals toelichten hoe de samenwerkingsstructuur met zowel de OVSE als de Australische eenheden is opgebouwd? Klopt het dat de OVSE in de huidige veiligheidsinschatting dominant is? Klopt het dat de lokale commandant met een directe lijn naar de CdS en zijn counterpart vanaf woensdag hierin de lead neemt?

Ik heb ook vragen over de uitrusting van de marechaussees. Kan de Minister hier nogmaals bevestigen dat die handwapens vooral bedoeld zijn om weerbaar te zijn tegen criminele groepen die in het gebied aanwezig zijn? Kan de Minister van Defensie aangeven of het onderscheid tussen separatisten en lokale criminele groepen naar de inschatting van Defensie goed te maken is? Het juridisch kader is ons helder en ik wil graag weten wie, zodra dit gepasseerd is, de afweging maakt of handwapens zullen worden gedragen. Moeten wij dit zien als een «ja, mits», zoals CdS Middendorp het gisteren volgens mij verwoordde? Of is het een «nee, tenzij»? En doen de Australiërs hetzelfde?

Het is van het allergrootste belang dat alle partijen, dus Oekraïne, de separatisten en Rusland, worden gebonden aan het verminderen van de escalatie en liefst een staakt-het-vuren op de crashsite en dat er een veilige corridor voor het aan- en afvoeren van onze mensen komt. Gevechten op dit moment zorgen ervoor dat de crashsite niet kan worden bereikt. Dat levert ongelooflijk veel frustratie op, ook bij de Kamer. De directe contacten met president Poetin en met de OVSE, die op hun beurt weer met de rebellen spreken, zijn in dezen van groot belang. Dat geldt ook voor de contacten met Oekraïne. De Minister van Buitenlandse Zaken was gisteren in Kiev. Wij lazen dat premier Rutte vanochtend heeft gesproken met de Oekraïense president Porosjenko. Welke afspraken zijn daar gemaakt? Welke garanties kunnen wij daaraan ontlenen? Wat verwacht het kabinet de komende tijd concreet van Oekraïne? Kan het kabinet ook ingaan op de situatie van vandaag? Worden de gevechten inderdaad geïntensiveerd? Is er sprake van een offensief richting Donetsk? Wie is daarvan de initiator? Ik wil er geen doekjes om winden: vorige week legde de Oekraïense president bloemen bij de Nederlandse ambassade en van hem mag niet alleen «talk the talk», maar ook «walk the walk» verwacht worden. Kan de Minister van Buitenlandse Zaken aangeven of er brede internationale druk wordt uitgeoefend om dat mogelijk te maken?

Het offensief dat nu gaande is en dat zich lijkt toe te spitsen op Donetsk, waarvan onze mensen direct last hebben, is niet de enige ontwikkeling waarmee wij te maken hebben. Aan Amerikaanse zijde heeft men sterke aanwijzingen dat de Russen doorgaan met het leveren van zware wapens aan de separatisten. Er zijn zelfs berichten over beschietingen vanaf Russisch grondgebied. Kan de Minister van Buitenlandse Zaken daar iets over zeggen? Is de situatie veranderd ten opzichte van de brief van zondag, waarin nog gesproken werd over een significante dreiging? Is die nu acuter geworden? Als de situatie niet veranderd is, wat betekent dat dan voor onze mensen in Donetsk, die op dit moment tot hun eigen frustratie op hun handen moeten zitten?

Tot slot heb ik nog een aantal vragen over de Europese aanpak op dit moment. Wij hebben kennisgenomen van de lijst van gesanctioneerde personen en instellingen die afgelopen vrijdag is gepubliceerd. Lopen wij nu in hoge mate gelijk op met de Verenigde Staten? De lijst van de Verenigde Staten is nog altijd langer. Daarop staan ook mensen van de Poetin-kliek die niet op onze lijst staan. Kan de Minister aangeven waarom die verschillen er zijn? Wat doet Oekraïne overigens ten opzichte van deze personen? Als zij niet op een lijst in Oekraïne staan, zou dat onze lijst kunnen verzwakken. Waarschijnlijk wordt er vandaag op hoog ambtelijk EU-niveau overlegd over de sancties ten aanzien van Rusland. Is al enigszins inzichtelijk hoe dat derde pakket eruitziet? Hoe denkt de regering hierover? Welke eisen aan Rusland zijn concreet aan dit derde pakket verbonden? De VVD verwacht van Rusland drie zaken: medewerking aan het onderzoek en veiligstellen van de crashsite, stoppen met het destabiliseren van Oost-Oekraïne en stoppen met het bewapenen van rebellen. Deelt het kabinet die verwachtingen? Hoe wordt gemonitord of Rusland hieraan voldoet?

Samenvattend: het moet zoals het kan. Er zijn op dit moment geen aantrekkelijke scenario» s. Wij denken daarom vooral in kansrijke scenario» s om ons hoofddoel, het terugbrengen van de lichamen, te bereiken. Dat zal niet makkelijk worden, zoals wij ook vandaag weer lazen, maar het is wel de enige manier. Wij steunen die lijn. Het is van belang dat wij die operatie de komende weken, ongetwijfeld met tegenslagen, kunnen volbrengen.

De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. Allereerst wil ik nogmaals mijn dank uitspreken, niet alleen voor de verhelderende briefing die wij gisteren gekregen hebben, maar vooral ook voor het zware en aangrijpende werk dat de mensen hier aan tafel, maar ook de mensen die zij vertegenwoordigen, in deze moeilijke dagen verrichten. Zij lieten ons weten tot op het bot gemotiveerd te zijn en dat is goed om te horen. Ik wil die dank vandaag ook uitspreken richting de politiek verantwoordelijken: de Ministers die vandaag hier aan tafel zitten. Ik dank hen voor al hun inspanningen achter en voor de schermen. De Minister van Buitenlandse Zaken is vandaag bij dit onderwerp voor het eerst in ons midden. Normaal gesproken ben ik wat terughoudend in het complimenteren van een Minister van mijn eigen politieke kleur voor wat hij gedaan heeft. Zo» n compliment krijgt al snel wat potsierlijks. Ik maak daarop vandaag echter een uitzondering, al was het maar omdat ik in de afgelopen dagen door zo veel mensen daarom gevraagd ben. Het gaat om de energie en de diplomatieke vaardigheden die we gezien hebben, maar toch vooral om het kiezen van precies de juiste woorden op precies het juiste moment. Woorden die het verdriet, de woede en de machteloosheid beschreven van een land dat op dat moment duidelijk wilde maken aan de wereld wat de waarde van een mensenleven is, ook na de dood.

Vandaag staan wij stil bij een nieuwe fase, een operatie om ook de achtergebleven slachtoffers en zo veel mogelijk van hun bezittingen terug te halen, zo snel als verantwoord is, met zo veel mogelijk mensen als kan. Er is veel gesproken, er is gewikt en gewogen over opties en uiteindelijk kwam het neer op een strijd tussen het hart en het hoofd, tussen het «send in the marines» van de premier en het met een zo laag mogelijk profiel opereren tussen strijdende partijen. Dit was voor het kabinet geen eenvoudig besluit, maar het was wel het verstandigste besluit. Inderdaad, de Commandant der Strijdkrachten zei gisteren: als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan. We moeten voorkomen dat we bij een complex militair conflict betrokken raken, met alle risico» s van dien. Het laatste wat wij willen, is nog meer slachtoffers in een oorlog die niet de onze is. We moeten ook voorkomen dat er te hoge verwachtingen worden gewekt, zeg ik daarbij, over wat er mogelijk is. We hebben daar gisteren ook al bij stilgestaan. Hoe pijnlijk die conclusie misschien ook is, het is belangrijk om open en eerlijk te zijn met name richting de nabestaanden.

Ondanks alle onzekerheid over de resultaten en de mate waarin het de komende dagen en weken mogelijk zal zijn om het werk te doen, steunt mijn fractie de aanpak waarvoor het kabinet heeft gekozen. Uiteraard heb ik wel een aantal vragen over en aanvullingen op de briefing van gisteren. Ik ga allereerst in op de afspraken die zijn gemaakt met partijen over het staakt-het-vuren. De Minister was gisteren opnieuw in Kiev en de premier sprak vanochtend met president Porosjenko. Wij hoorden gisteren dat daarin een garantie is gegeven, maar de vraag is wat deze waard is. Hebben de Minister en de Minister-President duidelijk gemaakt aan de Oekraïners dat zij de goodwill van de wereld, die zij nu hebben, dreigen te verliezen als zij dat staakt-het-vuren niet accepteren? Ik vraag de Minister of hij denkt dat dat nu goed is doorgedrongen tot de Oekraïense kant en met welke scenario» s aan onze kant rekening wordt gehouden.

Dan het verdrag dat gesloten is met Oekraïne. Op zichzelf is het wel duidelijk denk ik, maar ik vraag de Minister toch om een toelichting te geven op sommige aspecten. Een daarvan is de aansprakelijkheid die Nederlandse mensen daar zouden kunnen hebben, zoals beschreven in paragraaf 5 van het verdrag, en daartegenover de immuniteit die gegeven zou zijn aan uitgezonden personeel. Kan hij dat toelichten? Hetzelfde geldt voor de financiële aspecten. Het klinkt wat banaal om over geld te praten onder deze omstandigheden, maar ik vraag het omdat er een tegenstelling lijkt te zijn tussen het verdrag en de brief. In het verdrag staat een aantal bepalingen over financiële aspecten, in paragraaf 2 en paragraaf 4, maar in de brief staat dat het niet nodig is om dit aan het parlement voor te leggen omdat er geen financiële zaken spelen. Ik hoor graag een reactie of een commentaar daarop.

Over het Europese spoor heb ik vrijdag in de gedachtewisselingen met de premier al het nodige gezegd. Ik heb de hoop uitgesproken dat Europa zich eensgezind en ferm toont. Geen gekibbel tussen hoofdsteden maar duidelijke taal en maatregelen uit Brussel. Het is misschien goed om hier nog eens duidelijk te maken dat ik het over twee trajecten heb. Aan de ene kant zijn er de aanhoudende stappen die Rusland zet en heeft gezet om de situatie in Oekraïne te destabiliseren. Ik noem de annexatie van de Krim, het onrust stoken in het oosten, de retoriek die niet bijdraagt aan de-escalatie en het invoeren van steeds zwaarder wapentuig. Aan de andere kant is er natuurlijk het absolute drama van het neerhalen van de MH17: de lafste misdaad tegen bijna 300 burgers die mogelijk niet eens van het conflict in Oekraïne wisten, de grootste terreurdaad ooit tegen Nederlanders. Beide zaken vragen om een stevige EU-reactie. Het eerste deel ligt nu al voor in Brussel. Voor het tweede deel vraag ik het kabinet om zich ervoor in te spannen dat zodra de klus geklaard is en duidelijkheid gegeven kan worden over de toedracht, Nederland het voortouw neemt om een ferme EU-reactie te formuleren. Wat het eerste deel betreft, wil ik graag weten waar wij nu staan, hoe stevig dat pakket is, of onder het wapenexportverbod ook de Franse Mistrals vallen en hoe Nederland voorkomt dat onder druk van deelbelangen het pakket te elfder ure toch weer verwatert. We moeten daar alert op blijven.

Ter afsluiting. Op donderdag 17 juli kreeg de zomer van 2014 een gifzwarte rand. De afgelopen anderhalve week hebben we hier in de Kamer daar uitgebreid bij stilgestaan. We zijn naar Eindhoven geweest en we zijn op andere plekken in het land geweest. Tegenover de nabestaanden van de slachtoffers van deze ramp, die mogelijk dit debat ook volgen, wil ik nogmaals benadrukken dat niet alleen ik als woordvoerder, maar alle 38 leden van mijn fractie intens met u meeleven en dat in de toekomst blijven doen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Allereerst alle waardering voor allen die zich inzetten voor de nabestaanden van de slachtoffers van de vliegramp. Het is zeer waardevol dat de afgelopen week veel slachtoffers naar Nederland konden terugkeren. De ceremonie en ook de dag van nationale rouw waren buitengewoon indrukwekkend.

We spreken nu over de brief van 27 juli over de missie rondom de repatriëring van de slachtoffers. Het kabinet ziet af van een repatriëringsmissie met massale inzet van militairen. De SP steunt deze lijn. Het risico op nieuw geweld is te groot. De situatie in het rampgebied is volstrekt ongewis. De berichten over gevechten blijven binnenkomen. Natuurlijk is dit een moeilijke afweging, want je wilt dat zo veel mogelijk wordt gedaan om slachtoffers naar Nederland te krijgen en goed onderzoek te doen, maar de veiligheid van de mensen ter plekke moet niet in gevaar komen.

De regering kiest nu voor een ongewapende inzet van drie weken. Generaal Middendorp heeft dit gisteren toegelicht. In deze drie weken is er de meeste kans op succes vanwege de steun van de betrokken partijen en vanwege het feit dat in deze periode nog belangrijke zaken kunnen worden gevonden. Het verloopt echter uiterst moeizaam. Hulpverleners kunnen tot op de dag van vandaag niet in het gebied komen vanwege oplaaiend geweld. De vraag is of dit de komende drie weken, tot 17 augustus dus, wel gaat lukken. Ik heb een aantal vragen daarover.

Komt er een staakt-het-vuren zoals beloofd door de Oekraïense autoriteiten of zijn dit vooral woorden? Erkent de regering de mogelijkheid dat het Oekraïense leger de aanwezigheid van internationale waarnemers aangrijpt om gebied te heroveren op de separatisten? Hoe staat de regering tegenover dat risico? Is het juist dat Oekraïne al een deel van het rampgebied in handen heeft? Wat onderneemt de regering als de afspraken over het staakt-het-vuren niet worden waargemaakt? Op welke manier wordt dan de druk opgevoerd? Wat als het niet lukt om binnen drie weken te doen wat nodig wordt geacht? Wat als de deskundigen zeggen dat zij meer tijd nodig hebben? Is de regering dan bereid om de termijn te verlengen? Wat is daarover afgesproken met Oekraïne en met de separatisten?

Wat is de exitstrategie nu wordt afgezien van militaire bijstand? Wat wordt er gedaan als onderzoekers worden gegijzeld of als er geweld wordt gebruikt tegen onderzoekers? Generaal Middendorp zei gisteren dat men zal terugtrekken bij gevaar, maar wat als daar geen gelegenheid voor is? Is het juist dat dan een gijzeling wordt verkozen boven militair ingrijpen zoals de generaal zei? Zijn er inderdaad geen special forces aanwezig? Het is van groot belang dat de Nederlanders in alle rust hun werk kunnen doen. Dat kan alleen als een staakt-het-vuren wordt nageleefd. Is dit haalbaar of wordt het een mission impossible?

Ik heb een aantal vragen over het verdrag tussen Nederland en Oekraïne. In artikel 1 staat dat een missie van ten hoogste 700 man gewapend personeel wordt opgetuigd om onderzoek en repatriëring mogelijk te maken. Wanneer treedt dit verdrag in werking en heeft Australië eenzelfde verdrag afgesloten?

In artikel 3, lid 1 staat dat het personeel wordt toegestaan om wapens te dragen en te gebruiken voor zelfverdediging en het vervullen van taken die onder het verdrag vallen. Wat voor wapens worden er precies bedoeld en om welke taken gaat het precies? In hoeverre staat dit op gespannen voet met de afwijzing van een militaire missie door de regering? Hoe voorkomt zij dat uitvoering van dit verdrag als provocatie wordt gezien?

Kan de regering bevestigen dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid binnen een week komt met een voorlopig rapport over de toedracht van de ramp? Hoe oordeelt de regering over het voorstel van Rusland om het onderzoek naar de ramp door de Verenigde Naties te laten uitvoeren? De Russen pleiten voor een VN-missie in het gebied, in plaats van bilaterale afspraken met Oekraïne. Heeft de regering hierover met de Russen gesproken?

Hoe zit het met het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar de vervolging en opsporing van de daders? Kunnen deze onderzoekers reeds in het rampgebied opereren? Maken de separatisten bijvoorbeeld in hun zogenaamde toelatingsbeleid onderscheid tussen de verschillende onderzoekers, oftewel die voor de repatriëringsmissie, die van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid en die van het OM?

Ik vraag ook om een reactie op het artikel in NRC van gisteren over de informatie rond de vliegroutes. De strekking van het artikel was: er is geen goed waarschuwingssysteem voor vliegtuigen in geval van onrust. KLM bleef bijvoorbeeld vliegen over Oost-Oekraïne, ondanks alarmerende berichten van de NAVO, de Britten en de Amerikanen. Instanties wijzen naar elkaar. Erkent de regering dat de overheid hierin een taak heeft? Zo nee, wie heeft dan de taak om luchtvaartmaatschappijen te waarschuwen?

Hoe staat het met de sancties richting Rusland? Kan de Minister toelichten welke sancties er vandaag worden besproken in EU-verband? Is er daarbij ook sprake van een EU-wapenembargo, inclusief opschorting van lopende wapendeals?

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Twaalf dagen geleden was er een aanslag op vlucht MH17. 298 onschuldige mensen, die part noch deel hebben aan het conflict in Oost-Oekraïne, kwamen om. Wij zijn het aan hen en hun nabestaanden verplicht om er zo veel mogelijk voor te zorgen dat zij thuiskomen, dat onderzocht wordt wat de oorzaak van de ramp is en dat de schuldigen gestraft worden. Een rechtsstaat begint altijd bij het straffen van de zwaarste misdaden. En daarvan is hier sprake. Wij delen de prioriteiten van deze regering dus volstrekt. Ook danken wij de vele hulpverleners voor de grote inzet in de afgelopen dagen.

Er is sprake van een missie. Het gaat niet om een artikel 100-procedure, waardoor de Tweede Kamer de risicoanalyse niet precies kent. Dat is heel helder, want de regering heeft gekozen voor een politiemissie. Toch nemen we een voor een door hoe de drie prioriteiten van de regering bereikt gaan worden. De eerste prioriteit is repatriëring. De missie is vrijdag uitgezonden, nadat de regering er donderdag toe besloot. Tot nu toe is de missie nog niet in het gebied geweest. De doelstelling van deze missie is politiek het minst omstreden: het bergen van onschuldige slachtoffers van deze aanslag. Hoe ziet de regering de ontwikkeling en de haalbaarheid van deze eerste prioriteit? Er liggen namelijk nog vele lichamen op de rampplek, en de internationale gemeenschap is niet in staat gebleken om de voorwaarden te scheppen om deze doelstelling te bereiken. Hoe brengen we deze fase tot een goed einde?

Samen met Australië en Maleisië is Nederland bereid om meer dan 500 mannen en vrouwen daarheen te sturen. Hoe wordt er samengewerkt met deze beide landen en hoe wordt er samengewerkt met de lokale gemeenschap die informatie heeft over de plaatsen waar eventueel nog mensen liggen? Ook zij hebben die eerste 200 bodybags aangeleverd.

Daarnaast hebben wij vragen over de bescherming van de mensen die in het gebied de missie zullen uitvoeren. In de brief aan de Kamer van 27 juli wordt gesproken over het uitrusten met persoonlijke bewapening. Wat is het doel hiervan, in de wetenschap dat zowel separatisten als Oekraïne over zeer zware militaire wapens beschikken? Wat is ten aanzien van deze bewapening de houding van de separatisten? We hebben immers een verdrag tussen Nederland en Oekraïne. Ik sluit mij in dat verband even aan bij de vragen van mijn collega» s over wie nu de controle heeft. Wordt er nog onderhandeld met de separatisten? Als zij hiertegen nee zeggen, hoe doen we het dan?

In de brief wordt gesproken over eventualiteiten. Op welke eventualiteiten doelt de regering? Is er ook goed nagedacht over gijzeling? Op dit moment worden in Oost-Oekraïne immers honderden mensen gegijzeld door de separatisten. Het is begrijpelijk en ook goed dat de regering de bedoeling heeft er alles aan te doen om geen partij in het conflict te worden. Die inzet delen wij geheel.

In het gisteren aan de commissie verstrekte verdrag staat de term «military personnel». Er ligt hier echter geen artikel 100-brief. Wordt er een Defensiemissie of een politiemissie uitgezonden? Ik stel deze vraag ook omdat de leiding van de missie nu naar Defensie wordt verplaatst en er dus sprake is van Defensiepersoneel.

De tweede prioriteit is het onderzoek naar de toedracht. Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Van Dijk om dat binnen een paar dagen klaar te laten zijn. In de brief staat dat de onderzoeksraad daar twaalf maanden de tijd voor heeft en dat deze termijn eventueel kan worden verlengd. Graag krijgen we daar, ook in verband met de derde prioriteit, een iets preciezer antwoord op. Als je zaken als het Internationaal Strafhof of vervolging open wilt houden, moet er namelijk enige vaart achter dat onderzoek zitten. Anders komt de vervolging pas later. Wat is precies de onderzoeksvraag die de Onderzoeksraad Voor Veiligheid hanteert? Gaat de onderzoeksraad ook in op oorzaak en schuld?

In de prioriteiten en de brief aan de Tweede Kamer is sprake van twee verschillende missies. Echter, in het verdrag wordt gesproken over een geïntegreerde missie voor zowel het onderzoek naar de toedracht als de repatriëring. Waarom is hiervoor gekozen? Ik heb nog een specifieke vraag over dat verdrag. Wat gebeurt er precies bij een schietincident? Er is beperkte diplomatieke immuniteit afgesproken, maar wat gebeurt er als een lid van de missie zijn handvuurwapen daadwerkelijk gebruikt? Hoe hebben Rusland en de separatisten hierop gereageerd? De separatisten staan steeds meer onder Russische controle, ook gezien de berichten dat de Russische staatsburgers nu de leiding hebben over bijna het gehele separatistenleger.

Dit alles overziend, moeten we constateren dat de premier in het weekend een indringend gesprek heeft gevoerd met Poetin maar dat dit nog niet helemaal het gewenste resultaat heeft. Is het nog een keer nodig om dat te doen? Wat denkt het kabinet van de huidige reactie van Poetin? Klopt het dat de separatistenleiders regelmatig in Moskou zijn? Is daarover verder contact geweest met Poetin? Die rebellenleiders zullen toch instructies uit Moskou krijgen. Is er ook contact geweest met president Obama? Kent het kabinet de aard van de andere contacten die president Obama gisteren met Europese leiders heeft gehad? Wat wil Amerika precies doen?

De derde prioriteit is het vervolgen van de schuldigen. Het is een aanslag; dat heeft de VN-Veiligheidsraad helder bevestigd in een resolutie. In een rechtsstaat is het belangrijk dat de schuldigen gevonden worden. Is er afgelopen week al meer duidelijkheid gekomen over wie de rechtsmacht heeft? Misschien is het goed om deze vraag te stellen op het moment dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid met zijn rapport komt en om dan te kijken wat de oorzaak is van de ramp en meteen aan te geven hoe er vervolgd wordt. Ik neem aan dat die twee vragen zeer met elkaar vervlochten zijn.

De EU zou sancties opleggen. Vandaag is er een overleg van het Coreper. Tot deze sancties is al besloten voor de aanslag op de MH17, aangezien Rusland Abchazië en Zuid-Ossetië bezet houdt, de Krim geannexeerd heeft en grote onrust veroorzaakt in Oost-Oekraïne. Deze sancties hebben dus nog niets te maken met de MH17. Het lijkt erop dat de sancties verre van stevig zijn. Wat ons betreft, is het echt tijd om de handen in Europa ineen te slaan en echte sancties op te leggen die veel verder gaan. Het kan toch niet zo zijn dat we hier sancties bedenken en dat we over een paar weken Poetin zien op een nieuw Frans helikopterdekschip, dat hij daarna kan inzetten bij zijn volgende veldtocht? Dit betekent ook dat financiële diensten daarvan niet uitgesloten hoeven te zijn. Wat is de inzet van de Nederlandse regering als het hierom gaat? Een helder signaal is namelijk zeer gewenst.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Nederland had toch een deal met Kiev? Kiev zou toch geen oorlog voeren in het onderzoeksgebied? Het zoeken en repatriëren van de stoffelijke overschotten zou daardoor toch veilig kunnen gebeuren? Dat waren toch toezeggingen van Kiev in de persoon van president Porosjenko aan Onze Minister van Buitenlandse Zaken, althans, volgens de media? De woordvoerder van de Partij van de Arbeid sprak hier zojuist zelfs over een garantie. Of toch niet? Was het misschien een garantie tot aan de deur? Kan de Minister van Buitenlandse Zaken toelichten of er een toezegging of zelfs een deal was? Door wie waren er aan Oekraïense zijde toezeggingen gedaan of afspraken gemaakt? Wat hielden die toezeggingen of afspraken in? Heeft Kiev daarbij nog voorbehouden gemaakt, bijvoorbeeld dat de toezeggingen of afspraken niet zouden gelden als Kiev door het binnenvallen van het onderzoeksgebied goede oorlogskansen dacht te kunnen verzilveren?

Gisteren konden we op televisie beelden zien van een voorbijrijdende pantserwagen met een Oekraïense vlag. De Nederlandse verslaggever die erbij stond, liet ons weten dat dit ongeveer 1 kilometer van de rampplek was en dat rebellen zich op enkele honderden meters afstand bevonden. Ik zeg het de media nu na: zijn de gezaghebbers in Kiev wel te vertrouwen? Graag krijg ik daarop een reactie van de Minister.

Heeft Kiev voor vandaag aan Nederland meegedeeld dat het het rampgebied zou gaan veroveren? Zo ja, aan wie aan Nederlandse zijde is dat verteld en wanneer? Hoe heeft Nederland daarop voor vandaag gereageerd? Heeft Nederland al voor vandaag tegen zo» n Oekraïens voornemen bezwaar gemaakt? Wat is de inschatting van de regering van de mogelijkheden die er nu nog zijn voor een staakt-het-vuren om het rampgebied veilig te krijgen? Of moeten we dat hele idee maar vergeten?

De stad Donetsk lijkt het doel van het Oekraïense leger te zijn. Hoeveel Nederlanders verblijven daar op dit moment? Is een verblijf van Nederlandse onderzoekers nog wel verantwoord? Als de bewindspersonen vinden dat dit wel zo is, dan hoor ik graag een uitleg daarover. Of wordt een extractie van de Nederlanders uit Donetsk al voorbereid? Zo niet, hoe erg moet dan de oorlogssituatie bij Donetsk worden voordat de regering zo» n extractie wel gaat voorbereiden?

Dat brengt mij bij de gisteren in de hoorzitting door generaal Middendorp niet erg exact beantwoorde vraag van mijn kant: wat is er in stelling gebracht om Nederlanders uit het onderzoeksgebied – als zij daar ooit zullen komen, zeg ik er nu maar bij – weg te kunnen halen als het misgaat? Ik doel op de zogenaamde eventualiteiten, waar de generaal gisteren over sprak en die zonder nadere toelichting in de brief van 27 juli worden genoemd. Graag vandaag hierop een toelichting door de bewindslieden. Wat kan Nederland doen om bij eventualiteiten onze mensen te redden?

De kansen om de Nederlandse missie, zoals de regering voor ogen heeft, tot een succesvol einde te brengen, lijken nu met het uur te slinken. Vindt de regering dat ook? Of meent de regering dat er nog steeds een redelijke kans van slagen is voor die Nederlandse missie? Zo ja, waaraan ontleent de regering dat vertrouwen?

Wordt het zenden van meer Nederlandse onderzoekers naar Oekraïne stilgezet, gelet op de huidige ontwikkelingen? Wat doen Australië en Maleisië op dit punt? Wachten zij de ontwikkelingen van het krijgsgewoel in Oekraïne af, alvorens meer onderzoekers te sturen, of gaan zij daar gewoon mee door?

De regering heeft in de brief van 27 juli uitgelegd waarom het inzetten van een substantiële, deels Nederlandse legermacht om het onderzoeksgebied te beveiligen naar haar mening geen goed idee was. De Commandant der Strijdkrachten heeft dat gisteren in de hoorzitting nog een keer toegelicht. De PVV vindt dat de regering op dit punt de juiste beslissing heeft genomen. De risico» s waren te hoog, de kansen op complicaties aanzienlijk en de opbouwtijd van de missie zou veel langer zijn dan wenselijk is. Was niet al voor de brief van 27 juli bekend dat het die kant op zou gaan? Waarom werden dan toch Nederlandse legereenheden in een hogere staat van paraatheid gebracht? Ik hoor hierop graag een toelichting door de Minister van Defensie.

Tot slot nog een andere vraag, waarop ik gisteren in de hoorzitting ook geen helder antwoord kreeg. Deze gaat erover dat Rusland zou hebben gezegd dat het een onderzoek onder verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties wil naar de oorzaak en de toedracht van de ramp. Heeft Rusland dat idee daadwerkelijk, concreet en feitelijk bij de VN op de agenda gezet? Wat zou het traject voor de behandeling daarvan zijn? Hoe moet ik mij dat voorstellen? Kan de Nederlandse regering al een voorlopig standpunt over zo» n idee duidelijk maken?

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Namens D66 wil ik graag het kabinet bedanken voor het harde werk van de afgelopen dagen en met name Minister Timmermans voor de juiste woorden, op het juiste moment en op de juiste plek. D66 ondersteunt de inzet om zo spoedig mogelijk alle slachtoffers en persoonlijke bezittingen naar Nederland te halen. Ik blijf herhalen dat dit prioriteit 1, prioriteit 2 en prioriteit 3 is. Ik heb dan ook diep respect voor eenieder die betrokken is bij de repatriëring. Mijn waardering voor allen die de hartverscheurende taak hebben om de slachtoffers te identificeren en de families in te lichten.

Wij staan vandaag voor een ingewikkeld dilemma. Er is de diepgevoelde wens om alle slachtoffers en hun bezittingen naar huis te halen. Daar staan tegenover de significante risico» s, zoals geschetst door het kabinet, voor onze politiemensen en marechaussees op de rampplek. Het is terecht dat het kabinet niet heeft gekozen voor een gewapende missie. Gisteren werd gesteld: het moet zoals het kan, maar het is wel zeer, zeer frustrerend om te zien dat Nederland voor de toegang tot de rampplek mede afhankelijk is van diezelfde separatisten die zeer waarschijnlijk ook verantwoordelijk waren voor het neerhalen van dat vliegtuig. Zeer frustrerend.

Er is sprake van afspraken met de separatisten, maar er zijn ook lokale baasjes, zoals de Commandant der Strijdkrachten gisteren zei. Er zijn criminele groepen en er is geen effectief staatsgezag, aldus de premier maandag. Wat zijn precies de afspraken die de OVSE heeft gemaakt met de separatisten op de grond? Klopt het dat Borodaj onlangs naar Moskou is vertrokken en dat de leiding door iemand anders met de Russische nationaliteit is overgenomen? Wat is daarvan het effect op de gemaakte afspraken?

Zoals mijn collega» s al zeiden, zijn er ook met Oekraïne afspraken gemaakt. Wat zijn die afspraken met Oekraïne over een staakt-het-vuren waard, als tegelijkertijd hun tanks in en rondom de crashsite optrekken en onderzoekers ook vanmorgen niet konden vertrekken, door te hevige gevechten? Van president Porosjenko mag worden verwacht dat hij de daad bij het woord voegt en zich houdt aan het staakt-het-vuren.

Nu Rusland. In de afgelopen maanden hebben we gezien dat Rusland zijn invloed heeft aangewend om Oekraïne te destabiliseren. Vrijwel alle separatistenleiders zijn van de Russische nationaliteit. Werkt Rusland naar de mening van het kabinet momenteel mee aan het zekerstellen van de rampplek en aan het onderzoek? Waar zien we de welwillendheid van Poetin terug, behalve aan de telefoon met premier Rutte? De Amerikanen stellen dat Rusland Oekraïne heeft bestookt met artillerievuur en dat er Russische troepen samentrekken langs de Oekraïense grens. Twee grensposten zouden vanmiddag nog door de Russen zijn gesloten. Hoe duidt het kabinet deze ontwikkelingen nabij de rampplek?

Ik kom bij de veiligheid van onze mensen. Zondag was het te onveilig. Maandag keerde het team halverwege terug. Vandaag zijn de mensen niet eens vertrokken. Dit geeft een diep gevoel van machteloosheid. Kan het kabinet de veiligheidssituatie ter plekke bijna realtime inschatten, zodat onze mensen eruit kunnen gaan als het te gevaarlijk wordt? Hoe goed kan het kabinet de risico» s ter plekke inschatten? En als onderzoek onmogelijk blijft – en ik hoop zeker dat dit niet zo is – heeft het kabinet dan een plan B?

Het kabinet spreekt van «significante risico» s». Ik hoor graag van de Ministers hoe de extractie en de medische evacuatie zijn geregeld. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat onze mensen ter plekke meteen weg kunnen, als er onverhoopt iets fout gaat? Is het ziekenhuis in Donetsk voor de «Role 2-capaciteit» bereikbaar binnen het zogenaamde «golden hour», zeker gezien de mogelijkheid dat daar nu een militaire slag voor de verovering van die stad lijkt plaats te vinden en er Gradrakketten neerkomen?

Ik kom, na de missie, bij mijn tweede punt: het onderzoek naar de toedracht van de ramp. Wat is de voortgang van het onderzoek? Hoe groot achten de bewindslieden de kans dat een grondig onderzoek daadwerkelijk zal kunnen worden voltooid, gezien de omstandigheden ter plekke? Er is al veel gezegd over de vliegroute van de MH17. Waarom vloog dat vliegtuig daar wel, terwijl andere maatschappijen daar al niet meer vlogen? Is dit meegenomen in de onderzoeksvraag van de OVV? Waarom is er in Nederland geen centraal waarschuwingsmechanisme voor gevaarlijke vliegroutes? Is het kabinet het met D66 eens dat alle maatschappijen gelijke toegang moeten hebben tot informatie die de veiligheid van passagiers raakt?

Tot slot de geopolitieke dimensie. D66 bepleit al lang dat de Nederlandse en Europese houding ten opzichte van Rusland fundamenteel moet veranderen. Wij hebben nu een eensgezinde en stevige Europese reactie nodig. Vorige week donderdag sprak het kabinet over een waterscheidingsmoment. Wat houdt dat volgens het kabinet in? Wat is de actuele stand van zaken met betrekking tot de instelling van de fase 3-sancties, de financiële sancties, de defensiesancties en de sancties op het terrein van de technologie? Ik ga ervan uit dat het kabinet inzet op het forst mogelijke pakket. Wat mijn fractie betreft, liggen alle sanctiemogelijkheden op tafel, al wil ik er wel een uitlichten. Al in maart van dit jaar diende mijn fractie een motie in om een wapenembargo tegen Rusland in te stellen. Vindt het kabinet het even onvoorstelbaar als D66 dat Frankrijk op dit moment, dus juist nu, twee helikopterdekschepen aan Rusland gaat leveren? Die helikopterdekschepen zijn nota bene bedoeld om de Russische belangen in de Zwarte Zee veilig te stellen. Nog wranger is het dat een van de oorlogsschepen «Sevastopol» zal worden gedoopt. Dat ondergraaft de Europese positie volkomen. Mijn fractie hoopt dat het kabinet krachtig wil pleiten voor een Europees wapenembargo, waaronder ook deze Franse helikopterdekschepen zouden vallen.

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Waar is Oekraïne mee bezig? Er zijn afspraken gemaakt over een staakt-het-vuren. Er zijn beloftes gedaan. Er is een verdrag ondertekend en gesloten. Toch gaat het Oekraïense leger in de aanval, in de richting van de rampplek. Vanochtend citeerde De Telegraaf

Andrej Lysenko, woordvoerder van de Oekraïense veiligheidsraad. Deze erkende dat de regeringstroepen dichter bij de plek van het neergehaalde toestel komen. Er zijn zelfs berichten over dat er op een deel van het terrein wordt gevochten. Wat is de stand van zaken? Maar nog belangrijker: kan Nederland, nu het vijf voor twaalf is, samen met Australië, Maleisië en de Europese Unie, beide partijen dwingen tot een staakt-het-vuren, in ieder geval in de regio? Klopt het bericht dat de OVSE-missie vandaag wél het gebied is ingegaan, in tegenstelling tot de Nederlandse missie die daarvoor niet heeft gekozen? En als dat klopt, hoe is dat verschil in inschatting van de situatie dan te verklaren?

Al deze berichten zijn ontzettend frustrerend; voor ons hier, maar des te meer voor het kabinet en nóg meer voor onze mensen ter plekke. Nogmaals onze steun en waardering voor al het werk dat plaatsvindt vóór en achter de schermen. Ik sluit mij aan bij de waarderende woorden die hiervoor al door mijn collega» s zijn gesproken, zeker met in het achterhoofd het verhaal van de heer Bouman over de mensen die ter plekke op zoek gaan naar lichamen en die hierheen repatriëren en de impact die dit op hen heeft. Het was zeer indrukwekkend. Via hem wens ik deze mensen heel veel sterkte toe.

Ook steun ik de zondag gemaakte keuze om geen gewapende missie naar het gebied te sturen. Gisteren hebben wij daar veel uitleg over gekregen. De brief en de briefing hebben de ChristenUnie-fractie overtuigd van de juistheid van deze keuze. Wel heb ik daarover nog enkele aanvullende vragen.

Wij steunen het onverminderd vasthouden aan de eerste prioriteit, namelijk het terughalen van de lichamen van de slachtoffers. Tegelijkertijd wringt die prioriteit met de daaropvolgende prioriteit, namelijk het onderzoek naar de toedracht en het zoeken en vinden van de schuldigen. Het kabinet schrijft in zijn brief dat het onderzoek losstaat van de brief en van de repatriëringsmissie, terwijl het verdrag met Oekraïne op beide prioriteiten slaat. Hoe zit dat?

Nog nijpender wordt het met de sancties tegen Rusland. Die worden, in ieder geval in deze periode, mede gepresenteerd in de context van het neerhalen van MH17, wat heel complicerend is. Bij onze eerste prioriteit, het terughalen van de lichamen, hebben wij de medewerking en goedkeuring nodig van Rusland, maar tegelijkertijd komt de EU vandaag met een signaal in de vorm van het afkondigen van nieuwe economische sancties. Velen zullen die niet los zien van het neerhalen van MH17. Hoe zit het met de samenloop van enerzijds samenwerking en anderzijds verwijdering? Is dat niet heel complicerend? Is het kabinet gelukkig met de timing van die sancties? Steunt Nederland de inzet van de Europese Unie op dit punt?

De repatriëringsmissie moet binnen een termijn van drie weken voltooid zijn. Hoe hard is die grens? Daarover zijn al meer vragen gesteld, waar ik mij graag bij aansluit. Op welke manier kunnen wij opnieuw een afweging maken?

Vervolgens een opmerking over het strafrechtelijk onderzoek. Graag ontvangen wij van de Minister van Veiligheid en Justitie een nadere toelichting op de rol van Eurojust en de Nederlandse rol daarbij. In de brief heb ik gelezen dat berechtiging door het Strafhof niet de meest voor de hand liggende route is. Dat is met zo veel woorden geschreven. Liggen separate nationale strafzaken dan wel voor de hand? Is dat de route die de Nederlandse regering kiest? Of neemt Nederland in het zoeken en uiteindelijk berechtingen van schuldigen het voortouw?

Namens de ChristenUnie bid ik voor al onze uitgezonden mannen en vrouwen en wens ik hen veel wijsheid en sterkte toe in deze moeilijke, maar voor Nederland heel belangrijke missie, in het bijzonder de nabestaanden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Allereerst spreek ik mijn dank uit voor de informatievoorziening, in het bijzonder voor de heldere briefing van gisteren, die je af en toe dwars door de ziel sneed. Eerlijk werd verteld dat hoogstwaarschijnlijk niet alle slachtoffers terug zullen komen. Er werden dingen verteld over het openen van de bodybags, wat gruwelijke beelden opriep. Ik heb in mijn leven al een paar gruwelijke dingen meegemaakt, maar dit slaat ongeveer alles. Wij spreken derhalve onze waardering uit voor het optreden van de regering in deze omstandigheden. Ik heb zo-even privé al gezegd dat ook ik geraakt was door de speech van Minister Timmermans.

Voor het samen optrekken met Australië en Maleisië geven wij een compliment aan alle betrokken organisaties en professionals die zich op dit punt inzetten. De GroenLinksfractie heeft vanaf het begin gezegd dat zij steun geeft aan de drie doelen die de regering heeft opgeschreven en de prioritering die daarin is aangebracht. Zelf heb ik de stille mars in Amsterdam mogen bijwonen en vrijdag ben ik in Eindhoven geweest. Je ziet dat de hele Nederlandse bevolking enorm betrokken is. Ik word regelmatig aangesproken – de collega» s zullen hetzelfde hebben – door mensen die vragen of zij iets kunnen doen, naast het neerleggen van bloemen. Misschien kan Minister Opstelten bekijken of er met de burgemeesters iets te doen is om het rouwverdriet en de behoefte om te helpen te kanaliseren. Mij heeft bijvoorbeeld het bericht bereikt dat mensen spontaan hun energieleverancier bellen en zeggen dat zij geen Russisch gas meer willen, wat mij op dit moment niet zo handig lijkt. Dat krijgen ze sowieso niet, maar het is een uiting van het gevoel iets te willen betekenen of te willen helpen.

Ik sluit mij aan bij alle vragen die de collega» s tot nu toe hebben gesteld over het verdrag, de missie en het strafrechttraject. Ik heb ze uit mijn bijdrage geschrapt; ik ga ze niet herhalen. Ik stel wel de vraag waar de scheiding zit tussen deze missie en een volledige militaire missie. Zijn er scenario» s voor? Wat zou er moeten of kunnen gebeuren waardoor het een militaire missie wordt? Of is dat nu volledig uitgesloten en gaan we het absoluut niet doen? Is er een troepenopbouw van Nederland, van Maleisië, van Australië of van andere landen in de regio?

Anderen hebben er al naar gevraagd, maar ik krijg graag toch nog wat meer duiding van de positie van de Verenigde Staten ten opzichte van Rusland op dit onderwerp. De Europese sancties vormen een ander punt waarvan mijn fractie graag meer wil weten. Hoe hard is nu dat wapenembargo voor heel Europa, maar ook voor Nederland zelf? Een aantal bedrijven is met een brievenbus-bv gevestigd aan de Zuidas en is blijkbaar via allerlei constructies wel degelijk betrokken bij wapenleveranties aan Rusland.

Ik weet dat het enorm moeilijk is, maar kan er iets worden gezegd over de kansen op succes bij deze repatriëringsmissie? Daarvoor zijn vast scenario» s bedacht. Is het een klein kansje met heel veel inspanning of denken we dat we daar in de komende twee, drie weken toch echt doorheen komen? Collega» s hebben ook gezegd dat het heel moeilijk is om in het gebied te komen. Dat lezen we steeds op Reuters en via andere nieuwsvoorzieningen. Hoe kijkt het kabinet daartegenaan?

Ik heb een vraag over de veiligheid van de mensen. Op vrijdag werd verteld dat ze absoluut niet herkenbaar moesten zijn als politiepersoneel en daarom ook niet bewapend zouden zijn. In de briefing hebben we gehoord dat het juist wel handig is om herkenbaar te zijn en dat er een mogelijkheid moet zijn om lichtbewapend te zijn. Hoe wordt dat nu gewogen?

Generaal Middendorp heeft duidelijk gezegd dat de media een enorm belangrijke rol spelen en dat de journalisten, die het oog van de wereld zijn in dat gebied, van grote waarde zijn, ook om de veiligheid te garanderen. Ik heb toen gevraagd of wij als lead nation ook wat doen om de veiligheid van journalisten te bevorderen, op wat voor manier dan ook. Het antwoord daarop was dat journalisten konden kiezen tussen embedded en niet-embedded. Nu ben ik zelf geen lid van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, dus misschien heb ik het gemist, maar embedded bij een civiele missie is een figuur die ik nog niet zo goed ken. Misschien kan er iets worden gezegd over het niveau van bescherming daarvan en of er ook journalisten zijn die ervan willen gebruikmaken. Vooral niet-westerse journalisten schijnen via sociale media enorm veel risico te lopen. Aangezien dit in de briefing zo duidelijk werd gezegd, vraag ik me af of er bijvoorbeeld overleg is met de Nederlandse Vereniging van Journalisten of met internationale journalistenorganisaties.

Vrijdag heb ik ook gevraagd of iedereen die vanaf zaterdag van Schiphol of een andere luchthaven zou vertrekken, zeker weet dat de vluchten niet over dit crisisgebied gaan, maar ook niet over andere crisisgebieden. Ik heb het dan over kortetermijnmaatregelen. Doen we dat? Een van de collega» s vroeg net of we bezig zijn om dit ook voor de langere termijn helderder te krijgen.

In de briefing hebben we heel goed gehoord hoe het voor Nederlandse nabestaanden is geregeld. Dat klinkt uiterst zorgvuldig. Weten wij ook hoe dat is voor nabestaanden van buitenlandse slachtoffers? Kan daarover iets worden gezegd? In de briefing werd gezegd dat we dat niet wisten. Als wij de coördinatie op ons nemen, ga ik er echter van uit dat wij daarvoor toch enige verantwoordelijkheid hebben. Logeren deze mensen in hotels in Eindhoven of hebben ze daar gelogeerd? Hoe gaat dat voor hen?

Bij de briefing heb ik gevraagd naar het vormgeven van de samenwerking met de lokale bevolking. Worden er voor het mogelijk onbedoeld vernietigen van oogsten of velden vergoedingen gegeven? Wordt er wellicht een beloning uitgereikt voor het aangeven van plekken waar bezittingen te vinden zijn? Een van de collega» s had het over een meldpunt. Wat wordt daar gedaan?

Het volgende punt betreft waarschijnlijk Minister Opstelten. Bij de briefing heb ik gevraagd naar bescherming van de nabestaanden tegen iets te enthousiaste letselschadejuristen. Kan er misschien worden nagedacht over een juridisch informatiepunt voor nabestaanden? Zou er misschien tijdelijk of permanent een vrijwillige code kunnen worden afgesproken met de Nederlandse Orde van Advocaten om ervoor te zorgen dat deze mensen, mensen die het toch al zo moeilijk hebben, niet zelf hun weg hoeven te vinden in het juridische circuit en om – het klinkt onaardig om het te zeggen – de juristen van het lijf te houden?

Nederland wordt vaak verweten te hinken op twee gedachten: de dominee en de koopman. Minister Timmermans zei het echter mooi in zijn speech: het gaat nu niet om handel en economie, maar om veiligheid en rechtvaardigheid. GroenLinks is het daar helemaal mee eens, want veiligheid en rechtvaardigheid gaan boven handelsbelangen. Het gaat nu om het bevorderen van de internationale rechtsorde en het terugbrengen van zo veel mogelijk slachtoffers.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Allereerst zou ik graag namens de SGP-fractie de bewindslieden en alle mensen die achter de schermen een ongelooflijke inspanning verrichten, hartelijk willen bedanken voor alles wat zij doen om de lichamen van de slachtoffers terug te halen naar Nederland, de lichamen te identificeren en de nabestaanden bij te staan. Dat alles gebeurt met ongelooflijke inspanningen. Het is van grote klasse, dank daarvoor! De nabestaanden die vorige week met een aantal collega» s hebben gesproken na afloop van de indrukwekkende ceremonie, zeiden: zouden jullie ook complimenten over willen brengen aan Minister Timmermans voor de bijzondere speech die hij in New York heeft gehouden? Ik zei dat ik dat met genoegen zou doen, want het was een voortreffelijk speech. Bij dezen!

Voorzitter. Er is zelden in de politiek en in de samenleving zo» n grote steun geweest voor het doel van een missie als voor het doel waarover we vandaag spreken: het terugkrijgen van de lichamen en de persoonlijke spullen van de slachtoffers van de MH17. Dat wil iedereen. Dat raakt iedereen en in het bijzonder natuurlijk de nabestaanden. Het terugkrijgen van de lichamen is en blijft prioriteit nummer één. Het is een goede zaak dat alle opties, militair en niet-militair, bij het kabinet op tafel hebben gelegen toen het bekeek hoe het dat doel kon bereiken. Daarover zijn we inmiddels schriftelijk en mondeling uitvoerig nader geïnformeerd. Dat was waardevol.

Het kabinet heeft naar het oordeel van mijn fractie alle opties serieus en open onderzocht. De SGP begrijpt en steunt de keuze om af te zien van een militaire missie. De risico» s dat we daardoor onbeheersbaar in het conflict zouden worden gezogen, zijn simpelweg te groot, terwijl aan de andere kant de kans levensgroot is dat we ons doel, in rust en waardigheid de lichamen in Nederland krijgen, geen stap dichterbij brengen.

De keuze voor een niet-militaire repatriëringsmissie helpt om escalatie te voorkomen, maar ik zeg het mijn collega» s na: laten we ook geen overdreven verwachtingen wekken. Het is en blijft immers een heel moeilijke missie. Waar het kabinet nu voor heeft gekozen, betekent niet dat succes verzekerd is en dat de risico» s verwaarloosbaar zouden zijn. Makkelijke oplossingen in dit wespennest van de Oost-Oekraïne zijn niet voorhanden. En inderdaad – deze woorden zijn al door meerdere collega» s aangehaald – sprak het ons allemaal aan wat generaal Middendorp zei: als het niet kan zoals het moet, dan moet het zoals het kan.

Nee, succes is niet verzekerd. De afgelopen dagen bleek bijvoorbeeld hoe moeilijk het is om in het rampgebied te komen. Ik vraag de bewindslieden daarom toch om nader in te gaan op de vraag wat het perspectief is. We hopen het natuurlijk allemaal vurig, maar valt het ook te verwachten dat dit de komende dagen wel mogelijk zal zijn? En wat wordt er gedaan om de rampplek veilig te stellen, allereerst voor de repatriëringsmissie en vervolgens voor het onderzoek naar de toedracht? De lengte van de missie is drie weken, maar mogen we dat ook zo begrijpen dat er tegen het einde van deze termijn nog een nieuw afwegingsmoment zal zijn?

Ik gaf het al aan: deze missie is niet zonder risico» s. Het is immers een onvoorspelbaar oorlogsgebied. Het beeld van de afgelopen dagen lijkt nu ook eerder te zijn dat de daadwerkelijke bereidheid van de strijdende partijen om tot een langdurig humanitair staak-het-vuren te komen met het tikken van de tijd verder afbrokkelt. Ik hoor heel graag de appreciatie hiervan van de Minister van Buitenlandse Zaken. Worden de mooie woorden die Rusland en Oekraïne spreken over hun bereidheid om de toegang tot de rampplek veilig te stellen, ook omgezet in daden?

Er is nog discussie over de wenselijkheid van persoonlijke bewapening van marechaussees en politieagenten, zoals gisteren ook al naar voren kwam in de hoorzitting. Mijn fractie hanteert het «ja, tenzij»-principe. «Ja», omdat marechaussees en politieagenten een dienstwapen dragen en wij in deze gebroken wereld niet van de school zijn die meent dat het niet dragen van wapens per definitie beter is. «Tenzij» komt echter wel om de hoek kijken als wordt ingeschat dat het dragen van wapens meer onveiligheid zou brengen dan veiligheid oplevert. Hoe dat precies uitpakt, is mij nog niet precies helder. Ik krijg daarop graag een reactie van het kabinet.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Oorlog lijkt voor ons gelukkig altijd ver weg, maar op 17 juli dreunden de gruwelen van oorlog hard naar binnen in honderden Nederlandse huiskamers. De Minister van Veiligheid en Justitie, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie zitten hier vandaag aan tafel, maar ik spreek onze complimenten en waardering uit voor de inzet van de Minister-President, van deze bewindslieden in het bijzonder en van allen die hen ondersteunen om alle lichamen en lichamelijke overschotten terug te brengen, helderheid over de toedracht te krijgen en de daders te berechten. Deze doelen, zoals beschreven in de brief van het kabinet, steunen wij allemaal. Wij hebben nog steeds te maken met een oorlogsgebied. Het wordt dus een ontzettend moeilijke zoektocht naar de juiste weg.

De Partij voor de Dieren is blij dat het kabinet ervoor heeft gekozen, geen militaire missie te sturen om het rampgebied veilig te stellen en deze doelen te bereiken, hoe begrijpelijk deze wens ook is. Het risico van escalatie is te groot en zou op de langere termijn de doelen juist niet dienen. Hoe krijg je de lichamen terug als de boel daar escaleert en hoe krijg je nog helderheid over de toedracht als de lont in het kruitvat wordt gestoken? Ik dank het kabinet voor deze beslissing. Wel blijft staan dat de weg die wij vervolgens inslaan ook nog steeds risico» s met zich brengt, zoals wij uitgebreid in de brief hebben kunnen lezen. Ik heb daarover een aantal vragen.

Wij zouden graag zien dat het staakt-het-vuren met Oekraïne een harde afspraak wordt. Kan het kabinet duiden in hoeverre het daarop vertrouwt? Andere woordvoerders hebben gememoreerd dat we de Oekraïners net zo min als Poetin aan een lijntje hebben. Hoe wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat de afspraak niet wordt nagekomen? Kan het kabinet dat schetsen?

Met Oekraïne is een verdrag gesloten over de eventuele bewapening van de mensen. In de brief wordt in eerste instantie gesproken over gesprekken tussen de OVSE en de separatisten daarover. Kan het kabinet meer duidelijkheid geven over de stand van zaken? Hoe moeten we de separatisten in dit verband zien? Hebben we dan iedereen «gecovered» of moeten we rekening houden met zelfstandige criminele groepen of mannetjes, zoals de Commandant der Strijdkrachten dat gisteren noemde? Hoeveel belang hechten wij eraan dat zij geen bezwaar gaan maken tegen die wapens, dit met het oog op escalatie?

In een eerdere verkenning van de missie vond het kabinet het belangrijk om zeker te weten dat Rusland die zou steunen. Hoe beoordeelt het kabinet het verdrag met Oekraïne nu, evenals de mogelijkheid om tot bewapening over te gaan, en het oordeel van Rusland daarover? Op welk moment zal daadwerkelijk tot bewapening worden overgegaan?

In de briefing heeft de Partij voor de Dieren vooropgesteld dat escalatie moet worden voorkomen en gevraagd wat het verschil gaat maken. Nu hebben wij geen wapens, maar straks mogelijk wel. We hebben risicoanalyses gekregen en steeds besloten dat het niet veilig genoeg was dan wel om de mensen terug te laten keren omdat later bleek dat het niet verantwoord was. Zou dat anders zijn als er wapens zijn? Dan moeten we immers opnieuw kijken hoe we het escalatierisico beoordelen. Kan het kabinet bovendien toelichten wat er gebeurt er als er daadwerkelijk een schietincident plaatsvindt?

De Partij voor de Dieren spreekt haar steun uit voor de lijn die het kabinet kiest om per dag te beoordelen of het verantwoord is om het gebied in te gaan. Daaruit kunnen we al concluderen dat dat niet gebeurt als het oordeel is dat dat onverantwoord is. Echter, wat precies verantwoord is, staat natuurlijk open voor discussie. Wij willen het kabinet meegeven dat nieuwe slachtoffers, escalatie maar ook dat gijzelingen moeten worden voorkomen. Wij krijgen graag de toezegging dat het kabinet daar alles aan doet en dat er geen onverantwoorde risico» s worden genomen op dat punt.

Mijn voorlaatste punt betreft de sancties tegen Rusland. Met name de Minister van Buitenlandse Zaken weet dat de Partij voor de Dieren daar al veel langer een warm voorstander van is. Steun dus voor iedere stap die in die richting wordt gezet. Wij willen met name aandacht voor de wapenexport. Ook krijgen we graag de toezegging dat de eigen, eventueel indirecte, betrokkenheid bij wapenleveranties aan Rusland kritisch onder de loep zal worden genomen.

Tot slot kom ik te spreken over de nabestaanden en wat hen nog allemaal te wachten staat. Alsof het nog niet gruwelijk genoeg is, kregen we gisteren van de Korpschef Nationale Politie, de heer Bouman, een inkijkje in de moeilijkheid van het werk dat de mensen die belast zijn met de identificatie moeten doen. Kun je nagaan wat dat betekent voor de nabestaanden. We hebben begrepen dat er familierechercheurs betrokken zijn bij alle nabestaanden. Veel dank en waardering daarvoor. Wij hopen van harte dat die begeleiding de nabestaanden tot steun zal zijn. Hoe lang blijven deze familierechercheurs beschikbaar voor de nabestaanden? Het gaat immers nog lang duren voor de getroffen mensen. Tot nu toe heb ik nog geen signalen ontvangen dat het misgaat. Laten wij dat ook niet hopen. Echter, mochten er nieuwe ontwikkelingen zijn en de media agressiever worden, kan het kabinet dan toezeggen dat we er met elkaar alles aan doen om ervoor te zorgen dat de nabestaanden daar niet door overvallen worden en niet terechtkomen in mediasituaties die zij niet wensen?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS/Baay-Timmerman): Voorzitter. Ook vandaag bleek het te onveilig voor het Nederlandse onderzoeksteam om naar de rampplek af te reizen. Het is nog maar de vraag of het morgen of later in de week wel veilig genoeg zal zijn. 50PLUS maakt zich net als alle andere fracties ernstige zorgen hierover. Ons bekruipt steeds meer het gevoel dat dit slechts het begin is van een voortdurende strijd tussen beide partijen in en rondom het rampgebied. Jos Kösters, onderzoeker bij Clingendael zei in de pers: een vliegramp vinden ze echt heel treurig, maar de oorlog gaat voor. Met andere woorden, het Oekraïense leger zal doorgaan met vechten voor dat grondgebied, ook als dat betekent dat onderzoekers niet naar de rampplek kunnen afreizen.

Op deze wijze schendt Oekraïne in feite de VN-resolutie van 21 juli jongstleden, waarin gevraagd wordt om volledige toegang tot het rampgebied voor internationale onderzoeksteams. In diezelfde resolutie wordt geëist dat alle militaire activiteiten in het gebied onmiddellijk worden gestaakt. Een Oekraïens offensief valt met die resolutie in het achterhoofd niet uit te leggen. Is het een mogelijkheid of een oplossing om de rampplek en de regio rondom de rampplek tot een neutrale zone te verklaren, waar bijvoorbeeld de VN zeggenschap over krijgen? Of is een andere instantie meer geëigend om daar zeggenschap over te hebben? Als dit niet zo is, waarom dan niet? Graag hoor ik van de aanwezige bewindslieden wat er gedaan wordt en wat er nog gedaan kan worden om ervoor te zorgen dat Oekraïne en de separatisten stoppen met het schenden van het staakt-het-vuren en de VN-resolutie gaan naleven. Kan deze resolutie nog extra kracht worden bijgezet? Is daar overleg over met de internationale partners?

Ik heb nog enkele vragen over het gesloten agreement. In artikel 7 van agreement tussen Nederland en Oekraïne staat dat de functionarissen velduniformen mogen dragen. Gisteren hoorden wij van generaal Middendorp dat de mensen ter plekke hesjes gaan dragen ter bevordering van de herkenbaarheid voor de lokale bevolking, zodat duidelijk wordt «wat zij daar aan het doen zijn». Wat staat er precies op die hesjes en in welke taal? Worden deze hesjes alleen gedragen door de Nederlandse onderzoekers en andere functionarissen of ook door de Australische en Maleisische functionarissen, om zodoende de eenheid en de veiligheid te bevorderen?

In datzelfde agreement wordt Australië in artikel 1.2 expliciet genoemd. Waarom is Australië niet een van de medeondertekenaars van dit agreement? Is Australië gekend in dit agreement? Zo ja, op welke manier is dat dan gebeurd? Hebben Australië en andere staten ook het recht van amendement, zoals artikel 10.3 lijkt te suggereren?

Tot slot, waarom staat er überhaupt een opzegtermijn in het agreement als Oekraïne de enige is die daarbij belang kan hebben? Ik kan mij niet voorstellen dat Nederland belang heeft bij voortijdige beëindiging van dit agreement. Als het kabinet mij daarvoor een reden kan noemen, hoor ik die graag.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. Al onze mensen moeten terug. Dat is ons land verplicht aan de slachtoffers en de nabestaanden, maar het wordt met de dag onzekerder of al onze mensen terug zullen keren. Ik twijfel niet aan de goede intenties van het kabinet, maar toch denk ik dat het kabinetsbeleid het best zou kunnen worden getypeerd als «too little, too late». Het is «too little» omdat geen ongewapende marechaussees, maar gewapende special forces hadden moeten worden gestuurd. Het is «too late» omdat direct actie had moeten worden ondernomen. Direct, binnen 48 uur na de terreuraanslag op de MH17, had moeten worden ingegrepen. Toen al hadden alle lichamen, alle bezittingen en al het bewijsmateriaal veiliggesteld moeten worden. Niet voor niets vroeg ik al op de dag van de aanslag om de Kamer te laten terugkeren van reces!

Volgens het kabinet zou een gewapende missie leiden tot escalatie, maar een ongewapende missie blijkt te onveilig. Het resultaat is dat er nu niets gebeurt. Ook vandaag weer zullen het onderzoeksteam en de marechaussee niet naar de crashsite gaan. Op deze manier lijkt de missie te mislukken. Er liggen nog steeds lichamen of lichaamsdelen op de crashsite en er liggen nog steeds bezittingen van slachtoffers, maar het kabinet heeft het al over een deadline. Na drie weken zal worden gestopt met de pogingen om slachtoffers en hun bezittingen terug te halen. Het is een klap in het gezicht van de nabestaanden.

Nederland heeft de afgelopen decennia over de hele wereld gewapende missies gestuurd, voor de internationale rechtsorde, zoals dat zo mooi heet. Nu er Nederlandse lichamen geborgen moeten worden, gebeurt er echter niets. Al onze mensen moeten terug. Het standpunt van mijn fractie heb ik al meerdere keren verwoord. Een robuuste missie in de vorm van commandotroepen, mariniers of de luchtmobiele brigade, niet om daar oorlogje te voeren maar om de lichamen en de bezittingen van onze mensen terug te halen. Die missie had al achter de rug moeten zijn. Ik vind het dan ook beschamend dat de Minister van Defensie de afgelopen anderhalve week onzichtbaar was en pas nu voor het eerst hier in de Kamer aanwezig is.

Ik kan niet anders concluderen dan dat het kabinet zich veel te afhankelijk opstelt van het Kremlin, Kiev en de separatisten. Het kabinet gedraagt zich machteloos. Het is een vernedering. De premier, vandaag helaas niet in de Kamer, zei eerder dat ook zijn gevoel zegt «send in the marines» maar dat zijn ratio zegt «nee, niet doen». In dat geval is ratio een eufemisme voor zwakte. Als Margaret Thatcher zich destijds had verborgen achter de sluier van de ratio, waren de Falklands nu Argentijns. Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter: Dank u voor uw inbreng. Staat u mij toe een opmerking te maken over uw opmerking dat de mp er vandaag niet bij is: daar is niet door de Kamer om verzocht. Even voor alle duidelijkheid, naar anderen toe: daar is niet door de Kamercommissie om verzocht. Uw opmerking zou misschien anders geïnterpreteerd kunnen worden. Daarnaast merk ik op dat het uiteraard aan de leden is om welke opmerking dan ook te maken, maar dat de Kamer feitelijk niet eerder heeft verzocht om de aanwezigheid van de Minister van Defensie. Mijnheer Bontes, u wilt hierop nog even reageren begrijp ik?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ja, want ik heb schriftelijk via de e-mail – die mail heb ik nog – in een vroegtijdig stadium verzocht om de aanwezigheid van de Minister van Defensie. Ik heb daar nooit een reactie op gekregen.

De voorzitter: De commissie heeft daar verder niet op gereageerd. Ik zou het daar even bij willen laten. Dit waren even de feiten. Het is altijd goed om die even met eenieder te delen. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste termijn. We schorsen de vergadering 15 minuten.

De vergadering wordt van 15.15 uur tot 15.30 uur geschorst.

De voorzitter: De Minister van Buitenlandse Zaken zal zo meteen eerst aangeven hoe de verdeling is in de beantwoording van de vele vragen die u hebt gesteld. Uiteraard krijgt u alle ruimte en vrijheid om de vragen te stellen die u tussendoor wilt stellen. Ik mag u wel meegeven dat het ook goed is dat de bewindslieden eerst hun inbreng in ruime mate kunnen geven, maar uiteraard is dat aan u. U gaat daar zelf over, maar wellicht is het goed om even in overweging te nemen dat de bewindslieden de ruimte krijgen om eerst te antwoorden binnen de blokken die de Minister van Buitenlandse Zaken nu zal aangeven. Na de beantwoording van de regering in eerste termijn schorsen we tien minuten, zodat u nog overleg kunt hebben voordat we overgaan tot de tweede termijn van de Kamer. Ik geef het woord aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Timmermans: Mevrouw de voorzitter. Laat ik inderdaad beginnen met uw Kamer te vertellen welke onderlinge taakverdeling wij in gedachten hadden. De Minister van Defensie zal ingaan op het onderwerp veiligheid en op de operationele kant van de missie. Zij zal de vragen beantwoorden die zijn gesteld over de bewapening en over de evacuatie. De Minister van Veiligheid en Justitie zal ingaan op de vragen die zijn gesteld over de Onderzoeksraad, de vragen over de strafrechtelijke kant en de rol van het Openbaar Ministerie, de vragen over de werking van het luchtruim en de vragen over de positie van de nabestaanden. De overige vragen zal ik trachten te beantwoorden.

Uiteraard wil ik beginnen met uw Kamer te danken voor haar inbreng in de eerste termijn. Het is de eerste keer sinds dit drama, dat in ieder geval ons leven heeft veranderd en ons land heeft geraakt, dat ik in uw Kamer daarover spreek. Onze gedachten, net als die van uw leden, zijn op dit moment natuurlijk vooral bij de nabestaanden. Als uw Kamer en het kabinet zich inzetten, is het vooral met in ons achterhoofd de belofte aan de nabestaanden dat wij ons maximaal zullen inspannen om hun geliefden terug te halen naar Nederland.

Ik zat naar u luisterend ook naar de mensen te kijken die vandaag hier in uw zaal zitten. Mij trof de gedachte dat als je op 17 juli op Schiphol zou zijn geweest, je ook mensen in zomerse kleding, velen waarschijnlijk in vakantiestemming, op weg naar hun vliegtuig zou hebben zien gaan, denkend aan waar ze zouden landen en wat ze zouden gaan doen, maar op geen moment met de gedachte dat zij over een land zouden vliegen waar op dat moment sprake was van een burgeroorlogachtige situatie waarbij zij ongewild, onbedoeld misschien, betrokken zouden worden. Daardoor hebben zij hun plannen niet kunnen voltooien en kunnen zij, anders dan de mensen die hier vandaag zitten en die waarschijnlijk erg op hen lijken, ook nooit meer hier in deze zaal bij ons zijn.

Ik moet u ook melden dat wij vandaag hebben moeten vaststellen dat er nog een Nederlands slachtoffer is: een meisje van nog geen 2 met een dubbele nationaliteit. Het totaal van de Nederlandse slachtoffers is nu 195 van de 298 slachtoffers. Het zal voor ons, of je nu aan deze kant van de tafel zit of aan uw kant van de tafel, een dure plicht blijven om deze mensen recht te doen in de drieslag die ook door uw woordvoerders is genoemd. Die bestaat uit het volgende. Eén: ervoor zorgen dat onze mensen en hun bezittingen terug kunnen komen naar Nederland. Twee: ervoor zorgen dat precies onderzocht wordt wat er is gebeurd. Drie: vervolgens overgaan tot de berechting van degenen die er verantwoordelijk voor zijn. Ik geloof dat de heer Van der Staaij het ook zo formuleerde. Aan die drieslag denkt het kabinet voortdurend.

De repatriëringsmissie waarover we vandaag spreken is ingegeven door de wens om de eerste taak volledig te kunnen vervullen. De leden hebben het zelf ook geformuleerd: hier is sprake van een heel moeilijke afweging. Er is geen makkelijke oplossing. Het kabinet heeft alle opties tegen het licht gehouden en is uitgekomen op de optie met de minste nadelen. Dat is de meest positieve formulering. Deze optie heeft nog steeds heel veel nadelen. Het blijft een heel ingewikkelde zaak. Het is een onoverzichtelijke situatie, waarin hard wordt gevochten, waarin geen van de partijen aanspraak kan maken op een permanente beheersing van het gebied en waarin een gevoel van grote dreiging is, omdat er op het moment net over de grens in Rusland – dat is vlakbij - echt sprake is van een massieve opbouw van militaire capaciteit. Daar wordt dag na dag militair materieel, zwaar militair materieel, over de grens Oekraïne binnen gebracht. In die omstandigheden moet worden gewerkt.

Ik vraag om begrip van de Kamer voor het feit dat wij met deze ongelofelijk ingewikkelde situatie om moeten zien te gaan. Met wat we ook zouden doen, kunnen we die situatie niet naar onze hand zetten. Er is geen manier denkbaar waarop je deze situatie zo naar je hand zou kunnen zetten dat je daar stabiliteit zou kunnen creëren waardoor je ongehinderd een onderzoek zou kunnen doen, als ware het een ongeluk op Nederlands grondgebied. Dat kan niet, en dat moeten we ons heel goed realiseren.

We bevinden ons in een unieke situatie. Volgens mij is dit nog nooit voorgekomen. Ten eerste heeft het land waarin het ongeluk is gebeurd geen controle over de plek van het ongeluk. Ten tweede wordt het er zo voortdurend van verdacht dat het toch geen eerlijk onderzoek zal doen, dat het ertoe besluit om zowel de forensische kant als de onderzoekskant in handen van een ander land te leggen. Dat is denk ik uniek in de geschiedenis. Ten derde kunnen wij de slachtoffers niet identificeren ter plekke, maar moeten zij ook nog eens naar een ander land worden verplaatst via een heel ingewikkelde route. Ik denk dus dat de complexiteit waarmee we te maken hebben uniek is.

Dat stelt heel hoge eisen aan Nederland. Oekraïne heeft aan Nederland de eer, zo zou ik bijna willen zeggen, maar ook de heel zware verantwoordelijkheid, gegeven om voor de forensische kant en de onderzoekskant de eerste verantwoordelijke te zijn. Tegen iedereen die vragen stelt over hoe het nou zit met de VN zeg ik dat het volledig binnen de kaders van de VN-afspraken gebeurt die hiervoor gelden. ICAO bepaalt namelijk hoe dit moet. Daarvoor is het verdrag van Chicago gesloten. In het kader van dat verdrag heeft Oekraïne die verantwoordelijkheid. Oekraïne heeft in het kader van dat verdrag ook het recht om die verantwoordelijkheid aan een ander land over te dragen. Dat heeft Oekraïne gedaan; daarover hebben we vorige week een overeenkomst gesloten. Dit vindt allemaal plaats binnen VN-kader. ICAO is een VN-organisatie. Als Rusland dus zegt dat het onderzoek in VN-kader moet plaatsvinden, dan gebeurt dat al. Dat is dus niet in strijd met de regels maar juist compleet conform de internationale, op VN-niveau afgesproken regels die voor dit soort situaties gelden. We zullen het doen volgens die regels. Die verantwoordelijkheid dragen we ook. In alle transparantie en openheid werken we daarbij samen met heel veel landen.

Er zijn heel veel vragen gesteld over de actuele situatie. Daar zal ik nu op ingaan, want ik begrijp heel goed dat dit de Kamerleden op dit moment zeer bezighoudt. Kunnen we onze taak nog wel uitoefenen? Daarover wil ik een paar dingen zeggen.

De toezegging van Oekraïne voor een staakt-het-vuren betreft een gebied met een doorsnee van ongeveer 40 kilometer en dus een radius van 20 kilometer om de crashsite heen. Oekraïne heeft zich ertoe verplicht om in dat gebied geen gevechtshandelingen uit te voeren. Het lijkt erop dat Oekraïne zich daaraan houdt. Ik zeg erbij: het lijkt erop; ik durf daar geen garanties over te geven. De separatisten hebben gezegd dat zij een zone van 10 kilometer om het rampgebied heen hanteren. Dat is het eerste grote probleem waar we tegen aanlopen. Dan heb je immers te maken met een gebied van 10 kilometer waar de Oekraïners van zeggen dat zij daarin niet zullen optreden maar waarvan de separatisten zeggen dat zij daarin wel zullen optreden. Dat levert al de nodige spanning op. Onze oproep via de OVSE aan de separatisten is dus ook geweest om eenzelfde zone als Oekraïne te hanteren. Dat zou in ieder geval op dat punt iets meer duidelijkheid bieden. Het grote probleem is natuurlijk niet de zone zelf, maar het feit dat je van Donetsk in die zone moet kunnen komen. Het probleem is dat het gebied waarin de gevechten plaatsvinden, momenteel in een soort golfbeweging over de weg van Donetsk naar de site verloopt. Dat levert een voortdurende situatie van onzekerheid en onveiligheid rond die weg op.

Ik maak de OVSE overigens grote complimenten voor haar opstelling in de afgelopen maanden, dus niet pas sinds de crash. Met behulp van de OVSE proberen we nu goed inzicht te krijgen in de vraag hoe we ervoor kunnen zorgen dat die weg – ongeacht wie daar de baas over is – gebruikt kan worden, zonder dat men het risico loopt in een gewapende situatie terecht te komen. Daar proberen we afspraken over te maken. Het is bekend dat premier Rutte daarover vanochtend gebeld heeft met president Porosjenko. Hij heeft premier Rutte vanmiddag teruggebeld en hem meegedeeld dat hij alle medewerking zal verlenen om op dat punt helderheid te krijgen, zodat er misschien, misschien, misschien, hopelijk morgen wel gebruik kan worden gemaakt van die weg. Ik heb inmiddels geleerd minstens tien slagen om de arm te houden en de veiligheidssituatie van uur tot uur te bekijken voordat we daar conclusies aan verbinden. Maar de Nederlandse inzet is en blijft om de komende drie weken zo veel mogelijk op de site aanwezig te kunnen zijn met zo veel mogelijk mensen om zo goed mogelijk recht te doen aan de slachtoffers en hun bezittingen.

Ook over de termijn van drie weken zijn vragen gesteld. Die zal ik meteen beantwoorden. Voor deze termijn zijn twee redenen, die ook door de CdS genoemd zijn in de hoorzitting van gisteren. De eerste reden is het advies van forensisch experts. Zij zeggen dat je vanwege biologische redenen – om het maar eufemistisch te zeggen – nu eenmaal een window of opportunity, een beperkte tijd hebt waarin je het beste dat forensische werk kunt doen. Daar heeft men ongeveer die termijn aan gekoppeld. De tweede reden is de inschatting van welke periode we relatief veilig zouden kunnen werken in dat gebied, zodat we aan Oekraïne en de separatisten een indicatie kunnen geven van de periode waarin we die klus denken te kunnen klaren. Daar vragen zij natuurlijk om. Dat zijn de twee redenen, die ook door de CdS gisteren zijn gegeven. Is dat een absolute valbijldatum? Nee, natuurlijk niet. Op het moment dat de drie weken bijna verlopen zijn, zullen we nog eens wegen of we voldoende hebben kunnen doen.

Ik wil daar één ding heel nadrukkelijk bij zeggen. Onze wens – dat delen we met de Kamer – is heel sterk om de slachtoffers recht te doen door ze allemaal naar huis te brengen. Als ik «naar huis brengen» zeg, heb ik het niet alleen over Nederland, maar ook over de twaalf andere landen, die ook graag hun dierbaren willen begraven. Vandaag vond een bijeenkomst met premier Cameron plaats in het Verenigd Koninkrijk. Daar zeiden de mensen tegen hem dat hij ervoor moet zorgen dat zij hun dierbaren terug krijgen. Die verantwoordelijkheid voel ik niet alleen voor de 195 Nederlanders, maar voor alle 298 slachtoffers. Daar zullen we ons voor inzetten. Ik zeg er wel één ding bij, en hoop dat de Kamer daar begrip voor heeft. Ik wil niet dat de mensen die dat voor ons doen, onverantwoorde risico» s lopen bij dat karwei. Dat vind ik niet verstandig en niet verantwoord ten opzichte van die mensen zelf en hun families. Ik vraag begrip van de Kamer daarvoor. We zullen dag na dag moeten beoordelen of het verantwoord is. Dat doen we met de mensen hier aan tafel, die daarvoor de technische en inhoudelijke kennis hebben. Het kabinet zal nooit onverantwoorde druk op onze mensen uitoefenen vanwege boosheid in de samenleving of vanwege onze eigen boosheid om dingen te doen die leiden tot onverantwoorde risico» s voor onze mensen. Ik vraag begrip van de Kamer daarvoor. Ik kan mij voorstellen dat dit moeilijk is op te brengen, maar ik vind dat we niet alleen tegenover de slachtoffers maar ook tegenover onze mensen op dat punt een verantwoordelijkheid te dragen hebben.

Er is gevraagd wat wij doen om Kiev, de separatisten en de Russen onder druk te blijven zetten op dit punt. Ik heb al verteld over de contacten die de Minister-President vandaag heeft gehad. Ik heb met een hele reeks collega» s gebeld en aan iedereen gevraagd om ons te helpen bij het duidelijk maken, ook aan Kiev, dat het van het allergrootste belang is dat er conform de eisen in de resolutie van de VN-Veiligheidsraad, waarvoor we zo geknokt hebben om die te krijgen, wordt gehandeld, ook door Kiev. Dit betekent dat men in Kiev geen minimalistische interpretatie moet hanteren van «staakt-het-vuren» en «vrije toegang». Als «staakt-het-vuren» betekent dat er weliswaar op de plek zelf niet gevochten wordt, maar er op geen enkele manier op die plek gekomen kan worden, is dat niet voldoende. Dat heb ik gisteren in niet mis te verstane bewoordingen en heel duidelijk in Kiev op tafel gelegd. Ik heb gezegd: jullie komen er niet door tegen ons te zeggen dat we op de plek zelf kunnen werken. Als we daar niet kunnen komen, is dat een te weinig inhoudelijke bijdrage van Oekraïne. Immers, waar zij er invloed op hebben, moeten zij ons helpen om er te kunnen komen. Op die verantwoordelijkheid hebben wij hen heel nadrukkelijk aangesproken. Gelukkig zijn er heel veel landen die ons daarbij helpen en dezelfde boodschap in Kiev neerleggen.

De heer Segers (ChristenUnie): Een eenvoudige vraag. Gisteren heeft de Minister in heldere bewoordingen duidelijk gemaakt dat er vrije toegang moet zijn tot de site, maar vandaag kon de missie niet naar de plek toe gaan. Gisteren heldere woorden, maar vandaag nog geen effect. Wat is de volgende stap?

Minister Timmermans: Het is niet zo dichotoom als u het nu zegt, omdat er gevochten wordt en niet alleen door de Oekraïners. Omdat het front beweegt, is ook de andere kant geneigd om posities in te nemen op die weg. Als men van beide kanten posities gaat innemen, dan probeert men zo ver mogelijk vooruit te komen, dus gaat men op elkaar schieten. En dus zegt de OVSE dat er wordt geschoten op de route en zij er niet overheen kunnen rijden.

Dan is het voor een deel de verantwoordelijkheid van beide kanten die aan het schieten zijn, ook van Oekraïne. Vandaar dat we hen daar ook vanochtend wederom hard op hebben aangesproken. Maar dit is een heel fluïde situatie, die ermee te maken heeft dat Oekraïne veel sneller militaire vooruitgang heeft geboekt dan men eerder verwachtte.

Dit vindt plaats in de context van wat wij allemaal zien, namelijk een enorme militaire opbouw, vlak over de grens, aan de andere kant. De angst bestaat dat dit vroeg of laat zal leiden tot een grotere militaire bijdrage van over de grens aan de separatisten, of misschien nog erger. Die angst leeft heel erg, ook bij de Oekraïense regering.

De heer Segers (ChristenUnie): Dank voor het antwoord. Ik begrijp dat het heel vloeibaar en onoverzichtelijk is. In mijn bijdrage heb ik gevraagd of er een verschil was tussen de inschatting van de OVSE-missie en van onze missie. Ik zag dat de Minister toen zijn hoofd schudde. Ik baseerde mij op tweets en berichten van journalisten die ter plekke zijn, maar ik begrijp dat dit niet waar is.

Minister Timmermans: We werken heel nauw samen met de OVSE en met onze Australische collega» s. Ik zal er niet te veel over zeggen, want ik denk dat de Minister van Defensie hierover ook nog wel het een en ander te melden heeft. Wat betreft de waardering van de inlichtingen, het delen daarvan en een oordeel vormen zitten wij heel dicht bij elkaar en is er eigenlijk geen verschil met de OVSE.

Nogmaals, de OVSE heeft in de afgelopen maanden heel veel kennis en heel veel contacten opgebouwd in dat gebied. De gesprekken met de separatisten worden om begrijpelijke redenen door de OVSE voor ons gevoerd. Zij kennen die mensen heel goed; zij vertrouwen elkaar. Als de OVSE tegen ons zegt dat zij met die mensen hebben gesproken en dat dit de conclusie daarvan is, dan kunnen we daarop rekenen. Tot nu toe hebben zij ons wat dat betreft niet teleurgesteld.

Als de OVSE zegt dat het niet veilig is om te gaan, maken we uiteraard ook een eigen afweging, maar die loopt wel synchroon en die wijkt vooralsnog niet af van wat de OVSE doet. Op dat punt heb ik geen kritiek op de OVSE.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik heb er alle begrip voor dat de situatie enorm complex is en dat er sprake is van snelle ontwikkelingen. Kan de Minister toch iets zeggen over zijn opstelling jegens Oekraïne en Kiev? Wij lezen dat er een staakt-het-vuren wordt beloofd en een dag later wordt dat niet waargemaakt en zijn er toch gevechten. Kan de Minister zeggen wat zijn opstelling tegenover Kiev is, als overduidelijk blijkt dat Oekraïne de gemaakte afspraken breekt?

Minister Timmermans: Ik heb net geprobeerd uit te leggen wat die afspraken zijn en wat de actuele situatie is. Ik heb ook verteld dat mijn opstelling gisteren heel stevig is geweest, zoals Minister-President Rutte vandaag ook heel duidelijk is geweest tegen president Porosjenko.

Tegelijkertijd vind ik niet dat we de Oekraïners eruit moeten halen als de bad guys, want daar is de situatie te complex voor. Zij hebben een strategisch doel en dat is om hun land weer onder controle te krijgen. Er zijn momenten waarop dat strategisch doel wringt met ons strategisch doel om op de site te kunnen werken en om de stoffelijke resten en de bezittingen eruit te kunnen halen, als we die vinden. Dat wringt soms.

Ik denk dat president Porosjenko van zijn militaire adviseurs het advies krijgt: het zit nu lekker mee, zet maar door. Maar Oekraïne heeft zich verbonden aan de resolutie van de Veiligheidsraad. Daar spreek ik hen ook op aan. Dan zeg ik: wacht even, op die site niet vechten is niet genoeg, wij moeten ook op die site kunnen komen. Oké, jullie kunnen niet overal voor verantwoordelijk worden gehouden, maar waar jullie wel verantwoordelijk zijn op die route, spreken we jullie daarop aan om ons te helpen om via die route op de site te kunnen komen en weer weg te kunnen komen met wat we daar vinden. Ik zal de boodschap van president Porosjenko aan premier Rutte van vanmiddag even samenvatten, en ik word graag gecorrigeerd als ik dat niet goed doe: wij zien die verantwoordelijkheid en wij willen die verantwoordelijkheid samen met jullie proberen in te vullen, zodat jullie je werk kunnen doen. Ik zeg daar alleen bij dat we morgen maar weer eens even moeten kijken of dat ook in de praktijk zo blijkt te zijn. Als dat niet het geval is, blijft de internationale druk die wij hebben gemobiliseerd erop gericht om Kiev volledige medewerking hieraan te laten leveren.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is helder. De regering zet in op een periode van drie weken. Wat doet de regering als blijkt dat de gestelde doelen niet binnen drie weken zullen worden behaald? Is de Minister bereid om dan een heroverweging te maken of houdt hij dan vast aan die drie weken?

Minister Timmermans: Ook dat heb ik net al gezegd. We hanteren die drie weken om de redenen die de CdS gisteren noemde. Als na die drie weken blijkt dat onze klus nog niet is geklaard en dat we nog wel een klus kunnen doen, zullen we dat heroverwegen.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik ben niet zozeer op zoek naar een bad guy, als wel naar een reden waarom het tot nu toe niet lukt. De Minister van Buitenlandse Zaken zei net iets interessants. Het ging over het mogelijke militaire advies dat ook in Kiev wordt gegeven. Ik zou van hem het volgende willen weten. Hij heeft nu de president van Oekraïne, Porosjenko, een paar keer in de ogen kunnen kijken, evenals Klimkin. Is het nog altijd de eerste prioriteit, ook van Oekraïne, om niet alleen de Veiligheidsraadsresolutie na te leven maar ook om ons toegang tot die site te geven? Of speelt ook mee dat men mogelijk militair voordeel kan behalen? Op basis van de manier waarop de Minister het net omschreef, begrijp ik wel waarom die weg niet kan worden vrijgegeven, namelijk als gevolg van een soort actie-reactiepatroon. Ik wil weten wat de intentie is. Welk gevoel heeft de Minister van Buitenlandse Zaken gekregen bij zijn gesprekken in de afgelopen dagen in Kiev?

Minister Timmermans: U zult van mij nooit horen: ik heb hem in de ogen gekeken en ik zag een echte democraat. Een Amerikaanse president zei dat ooit over president Poetin. Ik wil hen beoordelen op de daden die ze laten zien. Tot vandaag vond ik die onvoldoende. Vandaar dat we de druk hebben opgevoerd. Dit heeft te maken met de reden waarnaar de heer Ten Broeke verwijst, zoals ik net heb geprobeerd uit te leggen: de fluïde gevechtssituatie aldaar. Ik heb werkelijk geen enkel moment het gevoel gehad dat Oekraïne de aanwezigheid van ons zou misbruiken om dit te doen; dat zie ik namelijk ook weleens in tweets. Ik denk namelijk dat die Oekraïense militairen ook het liefst zouden hebben dat wij daar nu niet waren, want onze aanwezigheid aldaar compliceert de zaak, en helpt hen niet. Ik heb niet het gevoel dat zij onze aanwezigheid misbruiken. Die is voor iedereen een complicerende factor; en sterker nog: óók voor de separatisten. Wat we via de OVSE van de separatisten horen, is: laat die deskundigen zo snel mogelijk hun werk doen, laat ze ons helpen om die site vrij te maken; dan is dat voor ons ook geen probleem meer. Zo versta ik alle partijen. Alleen maakt de militaire realiteit op de grond dit moeilijk. Maar laat ik het zo formuleren: ik heb er geen enkele indicatie van dat Oekraïne probeert om misbruik te maken van onze aanwezigheid aldaar. Als ik die wel had, zou ik dat meteen tegen u zeggen en zou ik daar meteen actie op ondernemen.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik gun het de Minister van Buitenlandse Zaken dat hij niet tot dezelfde conclusie moet komen als de desbetreffende Amerikaanse president, die ooit in de ogen van iemand keek. Er was trouwens ook een vicepresident, die in dezelfde ogen keek en zei: ik zie helemaal niets. Voor ons is het van belang dat de Minister van Buitenlandse Zaken nog steeds de overtuiging is toegedaan – ik concludeer dit nu uit zijn opmerkingen – dat Oekraïne, waar mogelijk, prioriteit geeft aan ruimte geven aan het onderzoek dat wij daar samen met de andere partijen willen doen. De vraag die ik daarbij wil stellen is hoeveel internationale druk er op dit moment is en hoeveel urgentie dat verzoek nu heeft, omdat nu ook andere landen, en niet alleen de landen die slachtoffers te betreuren hebben gehad, dit nu nog een keer duidelijk hebben gemaakt?

Minister Timmermans: De Nederlandse regering krijgt onvoorstelbaar veel steun van landen over de hele wereld. Dit is een van de meest bijzondere dingen die ik in de afgelopen weken heb mogen ervaren. Als wij vragen om ons te helpen, te steunen of de druk op te voeren, doet men dat. Dat is ook nu weer het geval. Het is helder dat Oekraïne graag als een partner van de Europese Unie wil worden gezien. Oekraïne ziet ook vandaag dat de Europese Unie bereid en in staat is om vanwege de Russische activiteiten in het oosten van Oekraïne een andere relatie met Rusland – daar praten wij inmiddels over – in te kleden, die veel meer gebaseerd is op het straffen van Rusland voor het stoken in Oost-Oekraïne. Nogmaals, als de Europese Unie daartoe besluit, gebeurt dat niet vanwege de ramp met MH17, maar omdat Rusland niets doet om af te zien van het steeds verder stoken in Oost-Oekraïne en het leveren van wapens aan de separatisten, en omdat het geen afstand neemt van de separatisten. Heel even had ik de hoop dat de enorme tragedie met MH17 in het Kremlin tot een ander inzicht zou kunnen leiden. Heel even had ik de hoop dat president Poetin zou inzien dat hij met de verkeerde lieden in zee is gegaan en een pad is ingeslagen dat hij echt niet meer kan verantwoorden en dat hij er daarom mee stopt. De indicaties wijzen helaas de andere kant op. De Europese Unie en de Verenigde Staten kunnen dan niet anders doen dan samen met ons hardere maatregelen nemen tegen Rusland. Ik begrijp natuurlijk dat sommigen zeggen dat wij moeten voorkomen dat wij straks geen medewerking meer krijgen van Rusland bij onze primaire taak. Dat begrijp ik. Wij zullen echter de slachtoffers en de nabestaanden geen plezier doen als wij op dit punt niet een helder en duidelijk standpunt innemen. Wij moeten vaststellen dat veel van de onrust in Oost-Oekraïne gestimuleerd wordt door het gedrag van Moskou. Nu spreek ik helemaal niet over de schuldvraag en andere zaken. Ik heb het over het probleem dat al langer bestond en waarover wij ook al met de Kamer gesproken hebben voordat de tragedie met MH17 plaatsvond. Ik stel vast dat 195 van onze mensen, die anders misschien op een dag hier naar de Kamer zouden zijn komen luisteren, daartoe nu geen mogelijkheid meer hebben, omdat zij zonder dat zij dat wilden betrokken zijn in een conflict in het oosten van Oekraïne, dat ook gaande wordt gehouden door de wijze waarop er door Moskou mee wordt omgegaan.

Er zijn vragen gesteld over het verdrag dat wij met Oekraïne hebben gesloten. Wij hebben een aantal overeenkomsten gesloten op basis waarvan wij de forensische verantwoordelijkheid en de onderzoeksverantwoordelijkheid overgedragen hebben gekregen. In de hoorzitting van gisteren is toegelicht dat dit een heel ruim bemeten raamwerk is om het mogelijk te maken dat onze mensen daar bewapend kunnen zijn bij de uitoefening van hun werk op het moment dat wij dat nuttig zouden achten, zoals zij dat ook zijn in Nederland bij de uitoefening van hun werk, zoals de heer Van der Staaij terecht opmerkte. Een verdrag is dan nodig vanwege de juridische situatie in Oekraïne. Als buitenlandse politiemensen daar wapens dragen, moet dat gebaseerd zijn op een verdrag dat geratificeerd moet zijn door een parlement. In Nederland hoeft dat niet, zoals in de brief is gemeld, omdat het verdrag een kortere looptijd dan één jaar heeft. Het verdrag is ook nodig om ervoor te zorgen dat onze mensen die daar werken, hun werk kunnen doen op basis van immuniteit. Zij kunnen dus niet als individu voor de Oekraïense rechter worden gebracht.

De heer Servaes heeft gevraagd naar de financiële implicaties daarvan. Uit het verdrag zelf vloeien geen financiële verplichtingen voort. Artikel 5 betreft claims tegen de andere staat of tegen de missie, maar niet tegen individuen. Artikel 6 bepaalt dat individuele missieleden niet voor de Oekraïense burgerlijke rechter kunnen worden vervolgd voor handelingen in het kader van hun functie. Er is dus niet alleen strafrechtelijke immuniteit maar ook civielrechtelijke immuniteit.

Vandaag wordt in Brussel gesproken over het sanctiepakket en het op een lijst plaatsen van lieden die dichtbij het Russische leiderschap staan of die een verantwoordelijkheid hebben in de Krim of in de zogenaamde volksrepublieken die zijn uitgeroepen in het oosten van Oekraïne. Er wordt nu vergaderd over wat het derdefasepakket heet. Ik heb de Kamer eerder een indicatie gegeven van de elementen die daarin zitten. Het gaat ten eerste om kapitaalmarktrestricties, waarvan ik denk dat ze heel veel en onmiddellijk effect hebben en die in het pakket waarschijnlijk meteen het zwaarste doorwerken. Het gaat ten tweede om een wapenembargo. Wat Nederland betreft is dat niet alleen voor nieuwe contracten, maar er wordt nog onderhandeld over de wijze waarop het er uit komt te zien. We weten allemaal waarop daarmee wordt gedoeld. Voor alle duidelijkheid: Nederland heeft al langer geen export van wapens naar Rusland. Dat heb ik al eerder met de Kamer afgesproken. Het gaat ten slotte om de gevoelige technologieën, inclusief die voor de oliesector. Ik zal niet te veel uit de school klappen, maar ik zie geen heel grote meningsverschillen. Er zijn natuurlijk wel wat andere invalshoeken, maar ik zie geen afzwakking van het pakket.

Als het pakket deze week kan worden afgerond, is dat een heel sterk signaal in de richting van de Russische Federatie. Zo wordt het daar ook ervaren. Japan is geloof ik gisteren overgegaan tot min of meer vergelijkbare maatregelen, met name voor de financiële sector. Dat is als een klap aangekomen in Rusland. Men heeft er ook heel fel op gereageerd. Ik denk dus dat de boodschap «u bent op de verkeerde weg» toch zo langzamerhand zou moeten doordringen in Moskou. Rusland kiest zo voor een vorm van zelfisolatie die voor de ontwikkeling van Rusland niet positief is. Dan kan mijn collega Lavrov gisteren wel in de media zeggen dat Rusland zo meer zelfstandig wordt, maar het is een zelfstandigheid die aanleiding zou kunnen geven tot een grotere mate van armoede voor de Russische bevolking. Ik weet niet of dat een zelfstandigheid is die nastrevenswaardig is.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het is heel goed dat er in Brussel wordt vergaderd over het derdefasepakket. Ik hoor graag van het kabinet, misschien van de Minister van Buitenlandse Zaken – ik weet niet wie hier het beste op kan antwoorden – of er in Europa eensgezindheid is. Is er het gevoel dat de pijn van de financiële handelsbelangen gelijkelijk verdeeld is? Is Nederland, de mooie woorden van de speech in gedachten houdend, ook zelf bereid om bijvoorbeeld te kijken naar de postbus-bv» s op de Zuidas om te laten zien dat wij in Nederland bereid zijn om de financiële consequenties van de gebezigde taal te dragen? Het is dan een stuk makkelijker om ook aan andere landen te vragen om hun eigen huidige en toekomstige contracten stop te zetten. Kan hierover iets meer informatie komen?

Minister Timmermans: Het is duidelijk dat ik in dit AO niet zal ingaan op individuele bedrijven. Ik wil de Kamer wel vertellen dat mij in de Raad Buitenlandse Zaken van vorige week werd gevraagd om verslag te doen van de situatie die zich had ontwikkeld sinds het drama in Oekraïne. Er was een door iedereen gedragen gevoel dat het drama niet meteen de aanleiding was voor de stappen die we moeten nemen, maar dat het wel een gruwelijke illustratie is van het feit dat we ons niet kunnen afwenden van dit conflict in het geografische hart van Europa en niet kunnen hopen dat het vanzelf overgaat zonder dat wij daarin betrokken raken. Ik zag bij iedereen het besef doordringen – mevrouw Van Tongeren verwees ernaar – dat het niet langer om handelsbelangen en contracten gaat, maar om fundamentele politieke veiligheidsvraagstukken en om juridische en humanitaire vraagstukken. Die overstijgen die zakelijke belangen. Het valt me op dat dit ook gedragen wordt door de landen met de grootste zakelijke belangen in Rusland.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het is heel goed dat dit besef er is en dat dit gevoel gedragen wordt, maar kan de Minister iets meer zeggen over hoe het wordt omgezet in concrete actie? Is er een volledig wapenembargo? Zo nee, hoever reikt het dan wel? Doen alle landen hieraan mee? Ik begrijp waarom er niets kan worden gezegd over individuele bedrijven, en daar vraag ik dan ook niet naar, maar ik hoor nog wel graag iets over de mate van bereidheid van de Nederlandse regering om de financiële consequenties hiervan voor het Nederlandse bedrijfsleven te dragen.

Minister Timmermans: Met alle respect voor mevrouw Van Tongeren, maar dit debat gaat over de repatriëringsmissie naar de Oekraïne. Over het onderwerp dat mevrouw Van Tongeren nu aanroert, zullen we, wanneer het pakket is vastgesteld, regelmatig met de Kamer van gedachten wisselen. Ik heb een- en andermaal gezegd dat de Nederlandse regering geopolitieke, humanitaire en juridische argumenten laat prevaleren boven zakelijke argumenten. Dat is de uitgangspositie en over de vraag hoe die vervolgens uitgewerkt wordt, zullen we de komende tijd nog regelmatig komen te spreken.

Mevrouw de voorzitter, ik wil het hierbij laten. Nogmaals: als dit pakket er eenmaal is en we kunnen de implicaties ervan, ook voor Nederland, overzien, dan komen we er nog uitvoerig over te spreken. Ik vind het nu belangrijk om aan te geven wat onze uitgangspositie is. De Kamer kan erop rekenen dat die argumenten de doorslag zullen geven.

De voorzitter: Minister, ik zie dat de leden met uw opmerking instemmen.

Mevrouw Van Tongeren, dit onderwerp komt hoog op de agenda van de commissie Buitenlandse Zaken te staan. Ik stel voor dat we het voor nu hierbij laten.

De heer Sjoerdsma (D66): De Minister veroordeelt scherp de opstelling van Rusland in Oost-Oekraïne. Hij stelt dan ook terecht dat Rusland verantwoordelijk is voor het creëren van de omstandigheden ter plekke waardoor dit heeft kunnen gebeuren. We hebben zojuist uitgebreid gesproken over de rol van Oekraïne. Ik zou de Minister ook willen vragen naar de rol van Rusland bij het bereiken van de drie belangrijkste doelstellingen van het kabinet, waaronder het terugbrengen van de lichamen en het doen van onderzoek. Kan de Minister wijzen op één enkel positief feit, één enkele positieve stap van Rusland ter ondersteuning van de Nederlandse doelstellingen of blijft het bij woorden van welwillendheid van president Poetin?

Minister Timmermans: Rusland heeft als een van de eerste gezegd dat het onafhankelijk onderzoek wil. Rusland heeft ook de VN-Veiligheidsraadsresolutie gesteund die daarover is aangenomen. Rusland heeft gestemd voor de resolutie die de basis is voor ons werk. Rusland zegt verder tot op de dag van vandaag heel nadrukkelijk dat men mee wil werken aan de missies waar Nederland voor staat. Ik heb op dit punt op geen enkel moment tegenwerking van Rusland ondervonden. Natuurlijk maken de Russen zich zorgen over de positie van de separatisten. Ik heb echter duidelijk aangegeven dat de separatisten via de OVSE een bijdrage hebben te leveren aan de wijze waarop we die missie gaan invullen.

Ik ben heel kritisch over het gedrag van Rusland in het conflict, bijvoorbeeld de troepenopbouw en de continue materiële steun aan de separatisten. Ik ben echter niet kritisch over de houding van Rusland tegenover de onderzoeken en de taken waar wij voor staan. Ik heb geen reden om Rusland op dit moment kritisch op dat punt te benaderen. Natuurlijk hebben de Russen aarzelingen over de kant die het opgaat, maar daarom is het zo belangrijk dat ons onderzoek inderdaad onafhankelijk is en ingebed wordt in de regels van de ICAO. Collega Opstelten zal daarop nog ingaan.

De heer Sjoerdsma (D66): Betekent dat ook dat de fase-3-sancties niet gelinkt zijn aan de medewerking van Rusland aan het onderzoek nu, maar meer aan de opstelling van Rusland in Oost-Oekraïne meer in algemene zin? De Minister heeft gezegd dat wat hem betreft het Europese wapenembargo verderstrekkend zal zijn dat wat op dit moment voorligt. Als het sanctiepakket wordt aangenomen, kunnen de Franse oorlogsschepen namelijk nog steeds worden geleverd. Mag ik de woorden van de Minister zo interpreteren dat Nederland ook in dat geval zal blijven bepleiten dat deze oorlogsschepen niet naar Rusland afreizen?

Minister Timmermans: Ik doe de zaak geen goed als ik op individuele gevallen inga. Dat heb ik al zo vaak in de Kamer gezegd. We moeten hier met 28 leden van de Europese Unie uitkomen. Ik heb duidelijk aangegeven hoe Nederland hierin staat: wij waren en zijn voor een wapenembargo. Daar zetten wij ook op door als wij in de derde fase terechtkomen. Op dit moment geef ik echter geen commentaar op individuele contracten of afspraken, want dat zou het bereiken van consensus misschien moeilijker maken. Het is niet voor niets dat wij zelf al maanden geleden alles op dat punt hebben stopgezet.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik begrijp de Minister als hij in de afweging tussen fundamentele waarden en handelsbelangen voor fundamentele waarden kiest. Ik steun die keuze. Ik begrijp hem ook als hij zegt dat het gedrag van Rusland, gericht op het destabiliseren van Oost-Oekraïne, niet onbestraft mag blijven. Het wordt echter wel ingewikkeld als we een window hebben van drie weken, waarin de repatriëring moet plaatsvinden en ook nog onderzoek moet worden gedaan naar de toedracht en mogelijk ook schuldigen. Er zit toch wel enige spanning tussen het moment waarop de sancties worden afgekondigd en de korte tijd om de doelstellingen te realiseren.

Minister Timmermans: En wat de stelt de heer Segers dan voor? Welke andere opstelling zou de Nederlandse regering volgens de heer Segers dan moeten kiezen?

De voorzitter: Dit is een onderling debat, maar misschien kan de heer Segers dat op verzoek van de Minister toelichten?

De heer Segers (ChristenUnie): Zit er niet een dusdanige spanning tussen enerzijds het bestraffen van Rusland en anderzijds de doelstelling om de lichamen terug te halen, dat we opnieuw moeten afwegen of de eerste prioriteit niet in gevaar komt?

Minister Timmermans: Maar dan is het toch de logische vraag hoe de heer Segers het dan anders gedaan wil hebben? Het is duidelijk dat het sanctiepakket, zoals dat al maanden door de Europese Unie wordt voorbereid, gebaseerd is op het gedrag van Rusland ten aanzien van Oekraïne en niet op de tragedie met de MH17. Dat verschil hebben wij ook duidelijk aangegeven. In de eerste plaats werkt Rusland goed mee aan wat wij aan taken hebben. De Russen blokkeren of frustreren dat althans niet. In de tweede plaats heb ik het hierbij niet over de schuldvraag, want daar zijn we nog lang niet aan toe. We zitten nog niet in die derde fase. Ik wil deze twee onderwerpen daarom ook zo ver mogelijk uit elkaar houden. De tragedie heeft wel in deze context plaatsgevonden, maar het zijn wel twee verschillende dingen. De 28 landen van de Europese Unie hebben vorige week heel duidelijk uitgesproken dat deze maatregelen niet gaan om wat er met vlucht MH17 is gebeurd, maar om het gedrag van Rusland in de afgelopen maanden ten aanzien van de Oekraïne.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik zal de vraag neutraler stellen. Heeft de Minister aanwijzingen dat prioriteiten 2 en 3 niet in gevaar zullen komen door de sancties en de maatregelen van de Europese Unie?

Minister Timmermans: Ik kan het wel weer in herhaling vervallen, maar het zijn voor mij echt twee verschillende trajecten. Hoe Rusland zal reageren op de sancties en wat dat allemaal betekent, weet ik niet. Dat zullen we zien. Maar u kunt zich toch geen situatie voorstellen, mijnheer Segers, waarin Nederland de consensus ten aanzien van sancties doorbreekt in de Europese Unie vanwege dat algemene punt, op basis hiervan? Dat kunt u zich toch ook niet voorstellen, neem ik aan? Vandaar mijn vraag wat u zou hebben gedaan. Ik zie geen enkele politieke ruimte – dat wil ik ook helemaal niet – om hier zaken te gaan verknopen die niet verknoopt moeten worden. Je hebt het onderzoek en de repatriëring van de slachtoffers. Je hebt het onderzoek en vervolgens de bestraffing van de verantwoordelijken. Daar los van staat de discussie tussen de Europese Unie en Rusland over het gedrag van Rusland in Oost-Oekraïne. Helderder kan ik het niet zeggen.

De voorzitter: Dank u wel. Ik zie dat de heer Segers zich aangesproken voelt, maar als de leden mij toestaan wil ik geen discussies onderling. Heel kort dan, mijnheer Segers.

De heer Segers (ChristenUnie): Heel kort, voorzitter. Ik knoop geen zaken aan elkaar, maar Rusland misschien wel. Dat was juist mijn vraag: dreigen de doelstellingen die wij stellen in gevaar te komen vanwege de verknoping door Rusland? Ik wil dat niet.

Minister Timmermans: Wat wilt u nou bereiken met uw vraag? Ik begrijp niet wat u met uw vraag wil bereiken.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik vraag om de inschatting of Rusland ...

Minister Timmermans: Die inschatting heb ik u nu vier keer gegeven.

De heer Segers (ChristenUnie): Dat was mijn vraag.

De voorzitter: Ik constateer dat wij het hier even bij laten.

De heer Van Dijk heeft een interruptie en daarna de heer Ten Broeke. Ik begrijp nu dat hun vragen al zijn beantwoord. Dan is het woord aan de heer Servaes voor een interruptie.

De heer Servaes (PvdA): Ik heb in mijn eerste termijn heel duidelijk aangegeven hoe mijn fractie aankijkt tegen het sanctiepakket. Ik herken het onderscheid dat de Minister maakt tussen de bredere context en de vliegramp zelf. Ik wil wel een concreet voorstel doen, want het is onhandig praten voor ons terwijl er in Brussel parallel de laatste hand wordt gelegd aan een pakket. Ik zou het goed vinden als wij van het kabinet een appreciatie krijgen van dat pakket zodra dat er is. Kan er daarin een onderbouwing worden gegeven van de geschatte impact, in eerste instantie op Rusland maar ook op de EU en op Nederland zelf? Ik denk dat dat ons kan helpen om een goede basis te hebben wanneer wij bij elkaar komen om over dat aspect te spreken.

Daarnaast wil ik de vraag stellen of zodra Nederland klaar is met het werk, we wél de overstap kunnen maken naar het tweede deel. Ik heb dit ook al aan de premier gevraagd. Kan Nederland dan zelf het initiatief nemen om een discussie te voeren over de vraag wat het betekent dat er niet alleen een context is maar dat die ook tot dit enorme drama heeft geleid?

Minister Timmermans: Wat het eerste punt betreft: wij zullen de Kamer uiteraard volledig informeren over de besluitvorming in Brussel en over eventuele vervolgstappen.

Op het tweede punt kan ik het volgende zeggen. Geheel los van het drama met MH17 bestaat er de behoefte om nog eens heel goed te kijken hoe de relatie tussen de Europese Unie en Rusland zich ontwikkelt. Ik geloof dat wij dit al voor dat drama met de Kamer hebben besproken. Ik heb er al eens een discussie over gevoerd, zowel met de heer De Roon als met anderen. Het kabinet zal hierin zijn verantwoordelijkheid nemen, zowel ten opzichte van de Kamer als in de Europese Unie de komende tijd. Ik wil dit echter niet verknopen met de situatie waarmee wij nu te maken hebben, omdat onze primaire en belangrijkste verantwoordelijkheid op korte termijn gericht is op de slachtoffers en hun nabestaanden, vervolgens op waarheidsvinding en daarna op de juridische stappen die daaruit volgen.

De heer Servaes (PvdA): Duidelijk: niet verknopen. Dat betekent echter ook dat wanneer de eerste drie prioriteiten van het Nederlandse kabinet vervuld zijn en onze mensen klaar zijn in het oosten van Oekraïne, of dat nou binnen drie weken of iets langer is, we wél de volgende stap zetten en opnieuw de discussie aangaan welke stevige consequenties de Europese Unie verbindt aan wat er gebeurd is op 17 juli.

Minister Timmermans: Nu doet de heer Servaes een beetje wat ik probeer te vermijden, namelijk die twee dingen verknopen. Volgens mij zijn het twee parallelle trajecten. Het is niet zo dat we pas met het tweede traject beginnen als het eerste is afgerond. Ze lopen naast elkaar. Ik wil alleen niet dat het door elkaar gaat lopen. Daarover zijn de heer Servaes en ik het volkomen eens, want het tweede traject waarover de heer Servaes het heeft, zal hopelijk veel later gaan duren dan het eerste.

Ik heb nog een paar woorden nodig voor de afsluiting van mijn betoog. De leden van uw Kamer hebben zeer terecht zeer veel waarderende woorden gesproken over alle mensen die hier rechtstreeks een heel moeilijke klus hebben te verrichten. Dan hebben wij het over de mensen in Eindhoven, de mensen in Hilversum, de mensen in Kiev, de mensen in Donetsk, de mensen in Charkov ... Ik heb ze de afgelopen tijd allemaal mogen ontmoeten, en weet u: wat zijn we een ongelooflijk goed land!

De heer Jasper van Dijk (SP): Had de Minister al gereageerd op mijn vraag over het voorstel van Rusland om het onderzoek naar de ramp door de VN te laten uitvoeren in een VN-missie?

De voorzitter: Mijnheer Van Dijk, ik heb meegeschreven en dat is het eerste wat de Minister met de Kamer gewisseld heeft.

Het woord is aan de Minister van Defensie.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. In aanvulling op de mooie woorden van collega Timmermans kan ik alleen maar bevestigen dat direct na het bekend worden van de ramp heel veel mensen, partijen en betrokkenen in actie zijn gekomen: de NCTV, de politie, slachtofferhulp, Buitenlandse Zaken en ook Defensie. De Commandant der Strijdkrachten heeft er gisteren al een heleboel over gezegd, maar nogmaals, er is zowel voor als achter de schermen keihard gewerkt, zo ook door Defensie. Er is een hoeveelheid inzetmogelijkheden uitgewerkt en grondig bestudeerd. Zoals de Kamer ook heeft opgemerkt, zijn er inderdaad eenheden geconsigneerd. Dat is een heel normaal onderdeel van een militair planningsproces waarbij diverse opties openstaan. Ik realiseer mij ook goed dat sommigen hieraan het beeld hebben ontleend dat de inzet van een grote, robuuste militaire missie al een gegeven zou zijn, maar voor het kabinet was steeds één vraag relevant: hoe kunnen wij met het oog op de heel fragiele veiligheidssituatie ter plaatse zo zorgvuldig mogelijk de belangen van de nabestaanden dienen? Die vraag kwam steeds weer terug en die afweging moest steeds weer gemaakt worden. Deze afweging was complex. Risico, doel en randvoorwaarden moesten iedere keer opnieuw gewogen worden. Zoals collega Timmermans heeft uitgelegd en zoals gisteren in de technische briefing ook volop aan de orde is gekomen, is de situatie in Oost-Oekraïne fluïde en onoverzichtelijk. Dat maakt dat wij niet zomaar tot besluiten hebben kunnen komen, maar vanaf het allereerste moment zijn alle inspanningen van de NCTV, politie, Buitenlandse Zaken, slachtofferhulp, Defensie en alle andere betrokkenen erop gericht geweest om de geliefden terug te brengen naar hun nabestaanden. Dat wil ik hier nogmaals benadrukken. Ik zeg ook tegen u, voorzitter, dat ik er altijd zal zijn wanneer de Kamer mij uitnodigt voor een debat.

De heer Ten Broeke vroeg naar de taakomschrijving, of eigenlijk vroeg hij meer hoe zo» n veiligheidsafweging tot stand komt nu Defensie het overneemt. Dat gebeurt door de operationeel commandant ter plaatse. Gisteren heeft de Commandant der Strijdkrachten de Kamer al uitgelegd wat het verschil is tussen de head of mission die in Kiev zit en de operationeel commandant ter plaatse, kolonel Kees Kuijs. Dat gebeurt natuurlijk op basis van inlichtingen die worden verstrekt door onze eigen Nederlandse diensten, maar ook door Australische diensten, natuurlijk door de OVSE, door het Rode Kruis, andere organisaties, onze contacten in Oekraïne en lokale contacten. Sinds 17 juli hebben wij steeds meer «ground feeling» gekregen – zoals wij dat intern noemen – en dus ook steeds meer zicht op de organisatie. De heer Ten Broeke heeft gevraagd of wij voor onze veiligheid afhankelijk zijn van de OVSE en mijn antwoord daarop luidt «nee», maar de heer Timmermans heeft terecht opgemerkt dat de OVSE fantastisch werk doet en voor ons een buitengewoon belangrijke partner is. Wij zullen dus zij aan zij blijven samenwerken, en dat is maar goed ook.

Wij zitten daar samen met de Australiërs; het is een taskforce van Nederland en Australië. Hieraan zullen agenten van Maleisië worden toegevoegd. Nederland is lead nation en Australië heeft een plaatsvervanger geregeld voor de operationeel commandant. Dat geldt ook voor onze Nationale Politie. Er is een directe lijn van de operationeel commandant ter plaatse naar de Commandant der Strijdkrachten.

Er is een aantal vragen gesteld over de vuurwapens. De Commandant der Strijdkrachten heeft gisteren ook al aangegeven dat die niet zozeer noodzakelijk zijn, maar dat het voor politieagenten en de leden van de Koninklijke Marechaussee – ik zeg het even in mijn eigen woorden – wenselijk is om de eigen standaarduitrusting bij zich te hebben. Het is een illusie om te denken dat met een handvuurwapen is op te treden tegen de separatisten. Daarvoor is het ook niet bedoeld. Daarvoor gaan we weer terug naar het uitgangspunt van deze operatie, namelijk dat we werken vanuit een verbond met onder meer die separatisten en dat zij een bepaald veiligheidsklepje vormen. Dat handvuurwapen is bedoeld, als het straks inderdaad wordt meegenomen, om ons personeel, dus onze politiemensen en onze militairen, ietwat meer comfort en bewegingsruimte te bieden. Het is niet bedoeld om op te treden tegen de separatisten. We zijn niet naïef. Het zou wel kunnen helpen tegen loslopende bendeleden of criminelen.

De heer Ten Broeke vroeg in dit verband: hoe onderscheidt de separatist zich van het bendelid? Ik zou dat aan het uiterlijk niet kunnen zien, maar de separatist kan dat wel. Hierbij komt weer het verbond met de separatisten aan de orde, waar vanuit wij werken. Dat is wat we op ons netvlies moeten houden. Overigens is het nog geen uitgemaakte zaak, want de afspraken met Oekraïne over het eventueel dragen van een handvuurwapen lijken weliswaar bevestigd te worden, maar ook de separatisten zullen daarmee akkoord moeten gaan. Gisteren is al aangegeven dat we zo min mogelijk provocerend moeten zijn. Ook dat is een belangrijke veiligheidsklep.

De heer Ten Broeke (VVD): Gisteren, bij de briefing, was de inschatting van de OVSE een duidelijk punt. Natuurlijk zijn er met de lokale commandostructuur, die we ook kennen uit andere missies, meer bronnen, nog even los van de niet-open bronnen die misschien niet met ons gedeeld kunnen of hoeven te worden. De OVSE-inschatting is evenwel dominant. Als de OVSE zegt dat er gevechten zijn of de weg op dat moment niet als veilig kan worden beschouwd, dan beschouwt de Minister dat als een no-go. Moet ik het zo zien of gaat de eigen afweging daarin op een gegeven moment dominant worden?

Minister Hennis-Plasschaert: De eigen afweging, zoals die geldt voor ieder crisisgebied waarin Defensie optreedt en operationeel de regie heeft, is dominant. De OVSE-informatie is daarvan een integraal onderdeel.

De heer Ten Broeke (VVD): Als de OVSE gevechten constateert of meldt dat er geweld wordt gebruikt op de route of in de buurt van de route, dan kan de Nederlandse commandant ter plekke altijd nog een andere afweging maken. Die is dan dominant. Die is dan leidend.

Minister Hennis-Plasschaert: Dat zou in theorie kunnen, ja.

De heer Van der Staaij (SGP): Nog even over het punt van de persoonlijke bewapening. In de brief staat dat men op basis van het verdrag «zou kunnen worden uitgerust met persoonlijke bewapening». De lijn van het kabinet was daarbij nog niet duidelijk. Begrijp ik nu uit de woorden van de Minister van Defensie dat als het mogelijk is en niet op bezwaren stuit, de persoonlijke bewapening wordt toegestaan als dat bij de standaarduitrusting hoort?

Minister Hennis-Plasschaert: Zeker, als het niet op bezwaren stuit. Uiteindelijk is het verbond leidend om daar te kunnen opereren. We hebben daarover natuurlijk overleg gehad met onze mensen. Het ietwat meer comfort bieden mag nooit uitdraaien, zoals collega Timmermans terecht opmerkte, op een soort gevoelde druk om maar in het gebied aanwezig te zijn terwijl men zich niet senang of onvoldoende veilig voelt. Dat is volstrekt helder en dat is ook zo besproken. We willen in ieder geval de mogelijkheid hebben. Om die mogelijkheid te creëren, moet je afspraken maken met de Oekraïense autoriteiten en met de separatisten. Vandaar dat wij die mogelijkheid erin willen hebben. Ik maak mij evenwel geen enkele illusie; het is niet bedoeld om op te treden of om in een bepaalde vorm van escalatiedominantie te voorzien, want daar leent het handvuurwapen zich op geen enkele manier voor.

De heer Van der Staaij (SGP): Dat is een helder antwoord. Ik stel nog wel de vraag: wanneer komt daarover definitief duidelijkheid?

Minister Hennis-Plasschaert: De komende weken, of liever: de komende dagen. De komende weken is misschien een wat lang perspectief. We hopen op de komende dagen en we zullen de Kamer daarover ook informeren via de toegezegde informatievoorziening. Overigens werd er gevraagd, ik weet niet meer door wie, of er een verschil is tussen de Australiërs en de Nederlanders: de Australiërs wel een handvuurwapen en de Nederlanders niet. Nee, zij opereren onder exact dezelfde voorwaarden. Zij hebben ook hun eigen verdrag, maar het is dus niet zo dat de Australiërs daar wel met handvuurwapens rondlopen en de Nederlanders niet. Dat zou op zijn minst vreemd zijn.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Gisteren bij de briefing heb ik er ook vragen over gesteld. Toen was ik al enigszins gerustgesteld. Hoewel ik natuurlijk geen veiligheidsexpert ter plekke ben, wil ik toch even met de Minister van Defensie doornemen wat er anders zal zijn als die wapens meegaan. Wat de Minister van Buitenlandse Zaken zojuist schetste, is helder: als er wordt geschoten, is het niet veilig om het gebied in te gaan en gaan we niet. Hoe zit het met de beoordeling van de militaire inlichtingen als er kans is op een gijzeling, als een aantal mensen onze mensen wil overvallen? Wordt de inschatting of de situatie veilig is anders als er wapens meegaan of niet? Daarover zou ik graag helderheid krijgen.

Minister Hennis-Plasschaert: Een handvuurwapen helpt ook niet tegen een gijzelingssituatie. Dan moet u echt aan andere dingen denken. Ik merkte dat een aantal leden daarover vragen stelde. Het is ook gisteren in de technische briefing aan de orde gekomen. De Commandant der Strijdkrachten heeft toen heel keurig opgemerkt wat er ook in de brief staat, namelijk dat wij altijd voorbereid zijn op eventualiteiten. Ik kan er in het openbaar niet heel veel meer over zeggen, anders dan dat bij zo» n operatie Defensie altijd voorbereid is op eventualiteiten. Daar moet ik het ook bij houden. Aan het begin heeft de voorzitter verwezen naar een bijeenkomst van vanmorgen. Daar zou ik het op dit moment bij willen houden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik zou nog iets in de richting van het kabinet willen meegeven. De Minister van Buitenlandse Zaken vroeg zojuist om dat begrip. Ik wil ook nog bevestigen dat we geen grotere risico» s mogen gaan lopen omdat we die wapens mee hebben. Ik hoor de Minister van Defensie zeggen dat dat niet het geval zal zijn, dus dank daarvoor. Die lijn zou onze steun hebben.

Minister Hennis-Plasschaert: Dat is zeker niet het geval. Overigens zal de Commandant der Strijdkrachten – het is een beetje raar om over hem te praten terwijl hij naast mij zit – zijn mensen nooit onnodige risico» s laten lopen. Laat ik dat ook maar eens gezegd hebben. Ik denk weleens dat men in de politiek over elkaar heen buitelt, terwijl er natuurlijk nog een militaire chef is die het beste voor heeft met zijn eigen mensen.

De heer Servaes vroeg naar een kostenindicatie van de missie, maar misschien heb ik hem niet helemaal goed begrepen. Klopt dat? Hij had het over de financiële implicaties.

De heer Servaes (PvdA): De Minister van Buitenlandse Zaken heeft er al iets over gezegd. Het ging over de link met de reden waarom het verdrag niet aan de Kamer voorgelegd hoefde te worden. Dat is voldoende beantwoord.

Minister Hennis-Plasschaert: Dan ben ik blij en ga ik door naar de heer Omtzigt, die een specifieke vraag stelde over de artikel 100-procedure: de risico» s zijn toch heel groot. De inzet van militairen als zodanig is niet zozeer een aanleiding om een artikel 100-procedure op te starten, maar volgens mij zijn wij het daar volledig over eens. Is dit een civiele missie of is dit een Defensiemissie? Dit is een repatriëringsmissie met maar één doel: de mensen terugbrengen naar de nabestaanden. Het is een repatriëringsmissie waarin de Nationale Politie en Defensie een-op-een optrekken. Waarom is er een rol voor Defensie? Omdat Defensie gewend is te opereren in een crisisgebied en het ook volstrekt logisch is dat dan daar de operationele regie ligt. Van een missie ter bevordering van de internationale rechtsorde is hier echter absoluut geen sprake. Overigens, artikel 100 of niet, wij zullen zo zorgvuldig mogelijk omgaan met de informatievoorziening aan uw Kamer, maar volgens mij houdt de heer Omtzigt dat ook wel in de gaten.

De heer De Roon vroeg naar Australië en Maleisië. Ik gaf net al aan dat wij opereren in een taskforce Nederland-Australië. Nederland is lead nation en Australië zit daarbij. Maleisië heeft inmiddels aangegeven agenten te willen leveren, die ook deel zullen uitmaken van dezelfde taskforce. Er wordt dus steeds geopereerd onder dezelfde voorwaarden.

De heer De Roon vroeg ook hoeveel Nederlanders er nu in Donetsk verblijven. Dat zijn er ongeveer 30. Ik heb hier een lijstje met het aantal mensen van politie, Koninklijke Marechaussee, staf, medici enz. Ik denk dat we uit kunnen gaan van vijftien civiele en achttien militaire medewerkers. We staan constant in contact met deze mensen, want we nemen echt geen enkel risico. Zij geven aan dat er op dit moment geen dreiging is in Donetsk zelf, dus dat er nog geen aanleiding is om de stad eventueel te verlaten. Maar dat wordt natuurlijk wel constant gemonitord vanuit Den Haag, samen met de mensen ter plaatse. Als men direct moet vertrekken, liggen daar ook plannen voor klaar.

Ik heb al iets gezegd over het consigneren van de eenheden. Dat maakt deel uit van het normale planningsproces. Over de extractie heb ik net ook gesproken.

Mevrouw Van Tongeren vroeg nog naar de journalisten die embedded zijn. Dat is natuurlijk een keuze van de journalisten zelf. Wij noemen het een repatriëringsmissie met een humanitair-civiel karakter, waarbij Defensie ook een rol speelt. Maar of het nou een civiele missie is of niet: als de journalisten embedded willen gaan dan kan dat gewoon. Het betekent dat zij meegaan onder dezelfde voorwaarden als waaronder wij onze mensen het veld in sturen. Zij zijn dan welkom. Als ze het niet willen, is dat simpelweg hun eigen verantwoordelijkheid. Meer kan ik daar eigenlijk niet over zeggen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik heb een kleine aanvullende vraag. Gisteren werd er in de briefing door generaal Middendorp duidelijk een punt gemaakt van het belang van de media. Er zijn berichten dat vooral journalisten uit Oost-Europa bedreigd en misschien verhoord en gemarteld worden. Ik weet niet wat daarvan waar is. Maar als wij het uit strategisch oogpunt belangrijk vinden dat de media daar kunnen werken, wordt er dan nagedacht over iets meer dan dat de Nederlandse journalisten mogen kiezen of zij embedded gaan of niet? Wordt daar internationaal over gesproken, of misschien met de OVSE naar gekeken? Ik vraag dat omdat er zo uitdrukkelijk werd gesproken over het grote belang van de media-aanwezigheid. Ik begrijp dus dat zij gewoon kunnen kiezen voor embedded gaan met Nederland of niet, maar wordt daar nog in breder verband over gesproken?

Minister Hennis-Plasschaert: Mevrouw Van Tongeren overvraagt mij enigszins, want ik heb me de afgelopen tijd met name gericht op de Nederlandse journalisten. Als wij zeggen dat de risico» s te groot zijn en journalisten vragen of Defensie meegaat, dan zult u begrijpen dat ik onze militairen niet aan onnodige risico» s bloot ga stellen omdat journalisten het gebied zo graag in willen. Laat dat dus wel duidelijk zijn.

Maar ik zal even navragen – we zullen dat benoemen in de volgende rapportage – hoe dat is georganiseerd. Het is natuurlijk wel voor een groot deel eigen verantwoordelijkheid, en wij zijn graag bereid om mee te werken. De generaal heeft zeer terecht opgemerkt, en mevrouw Van Tongeren herhaalt het vandaag nog eens, dat de meekijkende kritische massa in de wereld op dit moment een belangrijk veiligheidsaspect is.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Je hoopt natuurlijk heel erg dat het nooit nodig is, maar er werd gisteren ook uitgelegd hoe de eventuele medische voorzieningen zijn geregeld. Stel dat ze toch nodig zouden zijn, zouden zij dan eventueel ook openstaan voor deze journalisten?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik stel voor dat ik terugkom op het punt van de journalisten. Natuurlijk zullen we niemand achterlaten in het gebied als er sprake is van gewonden. De CdS heeft gisteren uiteengezet hoe dat zit met de Role-1: de huisartsenfunctie die op dit moment het gebied binnenkomt, het gebruikmaken van het lokale ziekenhuis. Als dit toch onvoldoende blijkt te zijn, is er een Role-2 op Notice to move, dat wil zeggen: meer capaciteit van ziekenhuisartsen. Er is de beschikking over een C-17 vanuit Australië, met een chirurgisch team aan boord, en er is nog een soort Bushmaster-ambulance, die we eventueel het gebied in kunnen krijgen. Daar is inmiddels dus wel een volledig beeld bij.

Mevrouw Baay-Timmerman heeft gevraagd naar de hesjes. Ze zijn mintgroen met zwarte letters. Daarop staat «MH17 Recovery». Ze worden door iedereen in het gebied gedragen. Er is dus geen verschil tussen de landen; we treden op als een taskforce met Nederland als lead nation.

Daarmee meen ik de meeste vragen te hebben beantwoord.

De heer Sjoerdsma (D66): Een aantal van mijn vragen is nog niet beantwoord. Ik heb een vraag over de medische evacuatie, die gestationeerd zou worden in Donetsk. Uit de recente berichten, terwijl wij hierover praten, blijkt echter dat er hevige strijd wordt geleverd rondom die stad. In hoeverre kan hiermee de golden hour rule worden gegarandeerd, namelijk dat mensen binnen een uur op voldoende medische capaciteit kunnen rekenen? Hoe real time kan het kabinet de risico» s in het gebied zelf inschatten, in hoeverre kan het de risico» s volgen en daarop reageren? Ook had ik gevraagd om een inschatting van de militaire intenties van Rusland, afgaande op bijvoorbeeld de berichten van de Verenigde Staten dat Rusland op dit moment al artillerievuur op Oekraïens grondgebied laat landen en manschappen samenbalt aan de Oekraïense grens.

Minister Hennis-Plasschaert: De heer Sjoerdsma heeft helemaal gelijk als hij zegt dat Donetsk nu onder druk staat. Het is nog maar de vraag of wij de inrichting van de medische capaciteit op deze manier kunnen handhaven. Een van de redenen waarom Defensie de operationele regie heeft, is omdat we dan constant kunnen plannen. Nu er problemen zijn, worden onmiddellijk andere opties bekeken die ik nu niet kan noemen. Er wordt steeds opnieuw onmiddellijk opgelijnd wat de mogelijkheden zijn, waar we heen kunnen, en of er nieuwe routes zijn die we eventueel zouden kunnen gaan benutten. Afhankelijk van wat er in het gebied gebeurt, zit er bij ons een team dat dag in, dag uit, 24/7, twaalf uur op, twaalf uur af, de mogelijkheden bekijkt. Ik herhaal wat gisteren werd gezegd: we zijn maximaal gemotiveerd om het maximale te doen. Dat wil niet zeggen dat het altijd even succesvol is, maar we zijn wel constant opgelijnd. Daarmee proberen we het golden hour te garanderen, maar de situatie blijft fluïde, dus dat is niet eenvoudig.

Realtime is misschien wat veel gevraagd, als ik tenminste een goed beeld heb bij de vraag van de heer Sjoerdsma. Ik schetste al aan het begin dat de informatiepositie die we hadden toen de ramp plaatsvond echt van een andere orde was dan die er nu is. Je bouwt die positie wel op. Je kunt die in een paar weken tijd echt niet perfect opbouwen, maar het gaat wel de goede kant op met heel veel input van andere partnerdiensten en van onze mensen op de grond. Dat is echter iets anders dan realtime dan wel voorspellend vermogen over wat er gaat gebeuren. Ik denk dat ik de vraag zo moet begrijpen.

De heer Sjoerdsma stelde nog een vraag, maar ik weet even niet meer wat die inhield.

De heer Sjoerdsma (D66): Die vraag ging over de militaire intenties van Rusland.

Minister Hennis-Plasschaert: Over de militaire intenties van Rusland kan ik mij hier slechts beperkt uitlaten. Het is geen verrassing als we zeggen dat de Russen zich langs de grens voldoende hebben opgelijnd. Op de vraag of er indicaties zijn dat de Russen zich tegen Nederland zouden keren, is het antwoord nee.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik heb een vraag over het algehele beeld dat de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie schetsen. Uit dat beeld spreekt dat het kabinet het maximale doet om de lichamen uit het rampgebied te halen. Tegelijk is het een intens somber stemmend beeld van hoe kansrijk de missie is, gezien het vele geweld op de grond tussen Oekraïne en de separatisten en misschien de wat meer latent aanwezige dreiging vanuit Rusland. Als ook de komende dagen geen toegang kan worden verkregen tot de rampplek, heeft het kabinet dan nog een plan B?

Minister Hennis-Plasschaert: Plan B schetste ik net al een beetje. Ik denk dat we inmiddels goed op het netvlies hebben staan dat een robuuste militaire missie een averechts effect heeft. In dat geval is het risico van escalatie zo groot dat er van bergen helemaal geen sprake meer kan zijn. Dan ondergraven we ons eigen doel flink. Plan B is de contingency planning die ik net noemde: iedere keer opnieuw plannen. We zijn niet voor niks twaalf uur op, twaalf uur af met verschillende teams bezig om iedere keer in te kunnen spelen op de situatie ter plaatse. Betekent dat dan dat er kans op succes is? Het is buitengewoon moeilijk, maar we blijven knokken en houden daarbij steeds het belang van de nabestaanden voor ogen.

De heer Ten Broeke (VVD): De situatie verandert van uur tot uur en van dag tot dag, ook voor ons. De Minister van Defensie heeft zojuist enkele kwalitatieve aanvullingen gedaan op de brief, in ieder geval wat betreft het medische aspect, waarover we het gisteren ook hebben gehad tijdens de briefing. Ik zou het op prijs stellen als we dat in de volgende voortgang ook te zien krijgen. Als ik het goed begrijp, heeft dat niet alleen te maken met Role-1 en Role-2, maar ook met de C-17, met aan boord medisch specialisten en operatiemogelijkheden.

Ik heb nog een vraag gesteld over het dreigingsbeeld in de regio. In de brief wordt door Defensie de dreiging als significant gekwalificeerd, terwijl die nu misschien meer als acuut wordt gevoeld of gekwalificeerd.

Ik had ook een vraag die in het verlengde ligt van die van de heer Sjoerdsma. Ik ben bang dat ik hetzelfde antwoord ga krijgen. Die vraag ging over het dreigingsbeeld over de grens. We weten allemaal dat daar zo» n 15.000 Russische troepen zijn verzameld, die ongetwijfeld staan te trappelen om te helpen, maar dat is niet helemaal de hulp die we op dit moment zoeken. Is het bekend dat er vanaf Russisch grondgebied militair vuur is gebruikt?

Minister Hennis-Plasschaert: De informatie uit openbare bronnen hebt u zelf ook vernomen, want dat zijn de nieuwsberichten. Andere informatie kan ik hier niet in het openbaar bevestigen, als het gaat om artillerievuur van Russisch grondgebied. We zijn natuurlijk van harte bereid om een update te geven over de medische capaciteit. Dat zullen we doen. De opmerkingen die ik net maakte over het dreigingsbeeld, blijven staan. Het is en blijft significant. Als het bijgesteld moet worden, wordt de Kamer daarover geïnformeerd.

De voorzitter: Dank aan de Minister van Defensie. Dan is het woord aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank voor de vragen die aan mij zijn gesteld. Er is ook dank uitgesproken aan degenen die gisteren namens ons een briefing hebben gegeven. De professionaliteit waarmee dat is gebeurd, geeft aan in welke mate wij onze verantwoordelijkheid willen nemen. De wijze waarop de korpschef van de Nationale Politie voor zijn mensen is gaan staan, heeft ook op ons indruk gemaakt, toen we dat zagen. Dat geldt voor de experts van het Landelijk Team Forensisch Onderzoek, maar ook voor anderen, laat ik dat niet vergeten, gezien wat zij tegenkomen en waar zij mee werken. Er is ook het verwachtingspatroon van de nabestaanden. Ik wil ook aangeven dat het professioneel en zeer integer is.

Door enkele woordvoerders zijn de nabestaanden ook genoemd. Tegen mevrouw Ouwehand kan ik zeggen dat die fantastische familierechercheurs blijven. Geen zorgen daarover. Zij blijven totdat het in de ogen van de nabestaanden niet meer nodig is, om het kort samen te vatten.

Mevrouw Van Tongeren heeft gevraagd welke nazorg er ook op langere termijn aan de nabestaanden wordt verstrekt. Ik denk dan aan het werk van Slachtofferhulp, dat men ook heeft gezien. In dit verband zal ik dat niet verder uitwerken. Er is continu communicatie met de nabestaanden, via de familierechercheurs, maar ook via een besloten website. Natuurlijk worden er gedachten ontwikkeld over een nationale herdenking, op termijn. Er is ook psychosociale nazorg en nazorg bij de afwikkeling van schadevraagstukken. Al die zaken hebben wij op een rij of zijn wij verder aan het ontwikkelen.

De communicatie en het contact met de nabestaanden zijn daarbij essentieel. Mevrouw Van Tongeren noemde hierbij de burgemeesters. Wij volgen dat natuurlijk. De burgemeesters doen perfect werk, en niet alleen de burgemeesters, maar de gemeenten, om het te verbreden. Dat is echt perfect. Iedereen doet dat met de lokale inkleuring die bij die gemeente past. Wij zullen er natuurlijk voor zorgen dat wij met de burgemeesters en de gemeenten continu in contact zijn, om dat te versterken. Als zij faciliteiten of extra hulp nodig hebben, staan wij daarvoor open.

Mevrouw Van Tongeren sprak ook over de verzekering van onze mensen, met name voor het letselrisico bij het Landelijk Team Forensische Opsporing. Hier kan ik kort over zijn. Er is een aanvullende verzekering voor de politie gesloten, dus dat is afgedekt.

Er is gisteren bij de briefing ook over gesproken dat ongewenste juristen zich melden bij de nabestaanden. Dat punt is door de heer Van der Staaij en mevrouw Van Tongeren genoemd, maar anderen hebben er misschien ook aan gedacht. Laat ik het zo samenvatten: van de Orde van Advocaten en van Slachtofferhulp Nederland, die daar ook een item van heeft gemaakt, en van de Vereniging van Advocaten voor Slachtoffers van Personenschade, de ASP, hebben wij nog geen echte signalen gekregen. Wij zullen daarbovenop zitten. Net zoals de heer Bouman gisteren wil ik van deze gelegenheid gebruikmaken om ook onze afkeer van dat soort gedrag uit te spreken en om ertoe op te roepen om dit niet meer te doen. Wij hebben hier geen formele positie in.

Ik kom bij het punt dat collega Timmermans al heel helder heeft behandeld: de verhouding tussen de drie prioriteiten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik maak een interruptie over enkele punten hiervóór. We hebben uitgebreid gehoord hoe goed het in Nederland is geregeld voor de in Nederland woonachtige nabestaanden en voor nabestaanden met de Nederlandse nationaliteit. We hoorden Minister Timmermans net zeggen dat hierbij nog twintig andere nationaliteiten zijn betrokken. Komt het antwoord op mijn vraag daarover nog?

Minister Opstelten: Ik kan dat meteen geven. U weet dat het team in Hilversum bestaat uit 200 Nederlandse politiemensen en zo» n 80 internationale politiemensen. Alle slachtoffers kunnen daar worden geïdentificeerd. Als het gaat om een niet-Nederlander die ook niet in Nederland woonachtig is, is de procedure zo dat de desbetreffende ambassade erbij wordt betrokken en voor de nabestaanden in dat land de nationale procedures gelden. Voor de slachtoffers die geen Nederlander zijn en in Nederland wonen, loopt de procedure voor de nabestaanden van de slachtoffers via de rechercheurs en via de burgemeester. Hier zijn dus procedures voor. Die worden verder ontwikkeld en zullen zich moeten bewijzen. Wij zullen erbovenop zitten om te kijken of ze goed functioneren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Zoals de Minister het nu uitlegt, werd het gisteren ook keurig uitgelegd. Daarover ging nu juist mijn vraag. Als coördinerend land nemen wij meer verantwoordelijkheid op ons. Wat weten wij over het traject voor de families van de nabestaanden ná de ambassades? Is er ook een familierechercheur in Australië, zijn daar burgemeesters bij betrokken? Hebben wij er enig zicht op of zaken daar plaatsvinden op een soortgelijk niveau van zorgvuldigheid? Ik vind dat best belangrijk.

Minister Opstelten: Ik zei al dat er in Hilversum natuurlijk goed internationaal wordt samengewerkt. We moeten hierbij wel precies zijn over wat onze verantwoordelijkheden zijn en wat niet. Op een gegeven moment komt de procedure namelijk bij de ambassade terecht, en dan ligt de verantwoordelijkheid dáár om het op een goede manier af te wikkelen, volgens de wetgeving en overige wettelijke procedures van het desbetreffende land. Wij zullen dat goed en nauwgezet in de gaten houden, maar de verantwoordelijkheid ligt natuurlijk waar deze hoort. Het is onze taak om ervoor te zorgen dat het goed bij de betrokken ambassade terechtkomt.

Ik kom nu bij de vragen over het onderzoek. Collega Timmermans heeft daar al het nodige over gezegd en daar wil ik me bij aansluiten. De leden Van Dijk, Omtzigt en Sjoerdsma hebben iets gezegd over het onderzoek dat sinds 22 juli gaande is. Op basis van alles wat wij daarover horen, is dat naar onze mening volstrekt onafhankelijk en betreft het een heel gedegen wijze van werken. U herkent daarin onze Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Er is geen relatie tussen Rusland en de Verenigde Naties. Ook de Russen nemen deel aan het onderzoek, zoals ik al eerder heb gezegd. Dat is ook in het nieuws geweest. Deze experts maken onderdeel uit van het team van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Het gaat om 24 à 25 hooggekwalificeerde onderzoekers die daar hun werk doen.

Vandaag heb ik schriftelijk geantwoord op de vraag van de heer Omtzigt. Dat is natuurlijk een formeel antwoord. Het is niet anders, want het gaat om onze formele positie ten aanzien van de sterke, onafhankelijk opererende Onderzoeksraad.

Gevraagd of wij binnen een week een rapport kunnen verwachten. Ik kan daar niets over zeggen. In elk geval zullen wij nooit zeggen dat men moet opschieten of een beetje moet inhouden. Het gaat erom dat de Onderzoeksraad zelfstandig opereert en zijn eigen tempo bepaalt. Hoe dat gaat, weten wij niet, maar het is natuurlijk een indicatie dat er iets in de krant staat.

De heer Omtzigt heeft gevraagd of in de onderzoeksopdracht een relatie gelegd wordt met de schuldvraag. Dat is niet het geval. De Onderzoeksraad – u hebt daarover een brief ontvangen van de Onderzoeksraad – beperkt zich tot het onderzoek naar de toedracht. Men zal ook spreken over de procedure rond de vlucht. Het is belangrijk dat die onafhankelijk wordt bekeken. Er is pas een relatie tussen deze en de derde prioriteit, de strafrechtelijke benadering en uitvoering, op het moment dat de Onderzoeksraad met een rapport komt en dat rapport vervolgens openbaar wordt. Daarin kunnen natuurlijk gegevens staan die een rol kunnen spelen bij de verantwoordelijkheden die het Openbaar Ministerie heeft. Hopelijk heb ik hiermee de vragen over het onderzoek beantwoord.

De heer Omtzigt (CDA): De Onderzoeksraad doet dus alleen onderzoek naar de toedracht. Als er een raket afgeschoten is, zal de Onderzoeksraad dus wel vaststellen dat er een raket afgeschoten is, maar niet vanaf welke locatie en door wie. Is de precieze onderzoeksvraag duidelijk? Ik snap dat het onderzoek onafhankelijk is, maar wie heeft de onderzoeksvraag vastgesteld die door de Onderzoeksraad beantwoord moet worden?

Minister Opstelten: Collega Timmermans heeft al gezegd dat er een resolutie is aangenomen en dat vervolgens via Oekraïne het verzoek naar Nederland gegaan is om het onderzoek te doen. Daar is de onafhankelijke Onderzoeksraad – die nooit van ons een opdracht krijgt, maar altijd de opdracht zelf neemt – mee belast. De Onderzoeksraad heeft zich internationaal versterkt. Er is ook afstemming geweest met ICAO, die een en ander internationaal leidt. Het is bekend dat er tussen de Onderzoeksraad Voor Veiligheid en ICAO een goed contact bestaat, zodat men ook internationaal het gezag heeft om dit onderzoek te doen.

De heer Omtzigt (CDA): Dan blijf ik toch met een vraag zitten. Als om een onafhankelijk onderzoek wordt gevraagd, is er normaal gesproken sprake van een duidelijke vraag. Zeker als je een internationaal team samenstelt, is het van belang om te weten tot hoever het onderzoek reikt. Reikt dat onderzoek naar de schuldvraag of naar de toedracht? Reikt het naar de informatiepositie van alleen de luchtvaartmaatschappij van wie het vliegtuig neergehaald is, of ook naar die van vergelijkbare luchtvaartmaatschappijen? Reikt het kortom naar de informatie die ontvangen is? Dat zijn zeer relevante vragen. Je kunt er voor kiezen om die te laten onderzoeken. Je kunt wel of niet ervoor kiezen om ze te laten onderzoeken. Wat is precies de opdracht? Wie heeft de opdracht geformuleerd waarop de Onderzoeksraad is gevraagd een reactie te formuleren? Op basis waarvan hebben onderzoekers uit andere landen anders een plek gekregen in deze opdracht?

Minister Opstelten: Ik heb de heer Omtzigt al eerder gezegd dat er geen relatie is tussen de toedracht en de schuldvraag. Die ligt natuurlijk bij het Openbaar Ministerie; dat is duidelijk. Dat is de derde prioriteit. In de brief aan de Kamer staat volgens mij dat men verantwoordelijk is voor het uitvoeren van het onderzoek rond de toedracht van de crash die heeft plaatsgevonden. Het is in de Nederlandse geschiedenis nog nooit gebeurd dat de Staat een opdracht geeft aan de Onderzoeksraad. Men formuleert dat ook zelf. Het is natuurlijk belangrijk dat men in tussenrapportages naar buiten toe duidelijkheid creëert over wat men heeft gevonden, op welke wijze men het onderzoek inricht en welke gedachten men zelf heeft over de planning. Er is dus geen enkele relatie tussen de Staat, dus ons, en de Onderzoeksraad, noch is er sprake van invloed van ons op de Onderzoeksraad in de zin van «u moet eens opschieten» of «u moet dat en dat en dat ook meenemen». In een internationale context krijg je dan de situatie dat het ene land dit zegt en het andere land dat. Wij zeggen dus niets. Wij wachten af waarmee men komt. Als men ergens mee komt, wordt er natuurlijk altijd gereageerd. Men neemt dat dan mee. Het feit dat de Onderzoeksraad nog niet op de crashsite is geweest, betekent overigens niet dat men niets doet. Men is natuurlijk heel hard bezig. Wij kunnen ons allemaal voorstellen met welke feiten men dat doet. Ik vraag de heer Omtzigt en de andere leden om net zoals wij te bekijken hoe dit gaat lopen. Wij hebben wel vertrouwen daarin, gelet op de ervaringen die we met deze raad hebben en de reputatie die men internationaal heeft.

Voorzitter. Ik kom bij het derde punt: het strafrechtelijk onderzoek. Gisteren is er natuurlijk het nodige gebeurd. Vertegenwoordigers van het OM van twaalf landen hebben zich binnen Eurojust verenigd. Het is dus niet Eurojust zelf; die heeft zich facilitair opgesteld. Onder Nederlands voorzitterschap heeft men daar nadere afspraken gemaakt en daarover een persbericht naar buiten gebracht. Ik denk dat dit op zichzelf goed is. Men heeft de Nederlandse vertegenwoordiger van Eurojust gevraagd om als voorzitter te blijven fungeren. Men heeft daar afgesproken – dat is voor de Kamer en voor ons belangrijk om te weten – dat men de krachten wil bundelen in een joint investigation team, waarin het onderzoek gezamenlijk wordt gedaan. Er mag geen misverstand over bestaan dat dit natuurlijk gebeurt langs de lijnen van de verschillende rechtsstelsels van de verschillende landen die daarbij betrokken zijn.

Tot slot kom ik bij een vraag die door een aantal afgevaardigden is gesteld, te weten de heer Van Dijk en de heer Sjoerdsma, en die ook in een aantal eerdere debatten naar voren is gekomen: de verantwoordelijkheden in het gebruik van het luchtruim. Ik begin met te herhalen wat ik eerder vandaag heb gezegd, namelijk dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid dit onafhankelijk zal onderzoeken. Ik zeg nog een keer hoe het systeem in elkaar zit. De luchtvaartautoriteiten van het desbetreffende land zijn verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van hun luchtruim voor de civiele luchtvaart en daarmee ook voor het sluiten van het luchtruim of delen daarvan, indien dit vanwege de veiligheid noodzakelijk is. De zeggenschap over het luchtruim behoort tot de soevereiniteit van ieder land. De ICAO kan staten adviseren om hun luchtvaartmaatschappijen delen van of het hele luchtruim van een bepaalde staat te laten mijden. Dit gebeurt via de zogenaamde ICAO State Letters. Ook het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart kan een dergelijk advies uitbrengen via de zogenaamde Safety Information Bulletins.

Het belangrijkste uitgangspunt is dat iedere luchtvaartmaatschappij zelf verantwoordelijk is voor de veilige uitvoering van een vlucht. Zij moeten zich daarbij houden aan de geldende luchtruimrestricties die zijn afgekondigd door het betreffende land. Zij zijn verplicht om die restricties op te volgen op grond van het ICAO-verdrag. Voor het Nederlandse luchtruim volgt deze verplichting uit de Wet luchtvaart.

Luchtvaartmaatschappijen doen continu securityanalyses van de gebieden waar zij opereren. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van internationaal beschikbare informatie en van securityspecifieke bronnen, zowel internationaal als ter plaatse. Op basis van de securityanalyse gelden de restricties, worden de risico» s per gebied beoordeeld en wordt besloten of er gevlogen kan worden. Bij het plannen en uitvoeren van vluchten houdt de luchtvaartmaatschappij op vluchtniveau rekening met de restricties die voortkomen uit de voornoemde interne en externe processen.

Er zijn voorafgaand aan 17 juli geen waarschuwingen gegeven door inlichtingen- en veiligheidsdiensten, internationale luchtvaartautoriteiten of anderszins dat vliegen boven het door de Oekraïense autoriteiten gesloten gedeelte van het luchtruim boven de 9,9 kilometer niet verantwoord was. Luchtvaartmaatschappijen die niet meer boven het Oekraïense luchtruim vlogen, bijvoorbeeld British Airways, hebben hierin hun eigen afweging gemaakt, zoals KLM-Air France bijvoorbeeld dezer dagen de afweging heeft gemaakt om het Iraakse luchtruim te mijden. Als de AIVD, de MIVD of de NCTV informatie hebben die duidt op een dreiging tegen luchtvaart, dan zullen zij die uiteraard doorgeven aan partijen die deze dreiging kunnen helpen wegnemen.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter, wat mij betreft ligt er een nog geheel niet beantwoorde vraag. Misschien is het daarom beter dat eerst de collega» s die in willen gaan op het betoog van de Minister, daartoe de gelegenheid krijgen. Wat mij betreft mogen zij voorgaan.

De voorzitter: Voor de duidelijkheid: u hebt nog een onbeantwoorde vraag. Daar komen we zo meteen op terug. Ik dacht dat u op dit punt wilde interrumperen. Dan is het woord nu aan de heer Sjoerdsma. Ik neem aan dat hij wel op dit punt wil interrumperen.

De heer Sjoerdsma (D66): Minister Opstelten stelde dat luchtvaartmaatschappijen zelf verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van hun vluchten, het kiezen van de vliegroutes en de afweging aan welke gevaren zij hun vliegtuigen al dan niet blootstellen. Minister Opstelten stelt dat verschillende maatschappijen daarin verschillende afwegingen maken. Zo heeft Air France-KLM recentelijk besloten om niet langer over Irak te vliegen. Is het de mening van Minister Opstelten dat de luchtvaartmaatschappijen op dit moment gelijke toegang hebben tot alle informatie die raakt aan de veiligheid van passagiers?

Minister Opstelten: Die vraagt raakt eigenlijk aan mijn slotzin. Als bijvoorbeeld de NCTV informatie krijgt van betrokken diensten of de politie, dan zal hij die informatie naar de betrokken luchtvaartmaatschappijen brengen. Die zullen vervolgens hun eigen afweging maken. We moeten natuurlijk wel in het oog houden dat de nationale autoriteiten die keuze maken binnen de internationale spelregels van de ICAO. Ik denk ook dat dit belangrijk is. Als men uit de informatie conclusies heeft getrokken, controleert vervolgens Eurocontrol of de vliegplannen daaraan voldoen.

De heer Sjoerdsma (D66): De Minister zegt feitelijk dat nationale autoriteiten zoals de NCTV die informatie aan de luchtvaartmaatschappijen verstrekken. Het gebeurt in Nederland, maar ook in Frankrijk en in het Verenigd Koninkrijk, separaat van elkaar. Zegt de Minister daarmee dat in geen van die landen andere informatie over gevaar op een vluchtroute met luchtvaartmaatschappijen is gedeeld dan in Nederland?

Minister Opstelten: Het antwoord daarop is ja. Dat is de kern van mijn betoog. Ik hecht eraan te vermelden dat dit ook wordt bekeken. De onderzoeksraad heeft dit zelf ook in zijn opdracht geformuleerd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Hoe weet je nu of jouw vlucht wel of niet over een crisisgebied gaat als je op Schiphol of een andere Nederlandse luchthaven staat? Ik neem aan dat de Minister niet verwacht dat Nederlanders zelf uitzoeken welke route een luchtvaartmaatschappij neemt en er vervolgens de berichten van Buitenlandse Zaken bij pakt om te besluiten of zij met British Airways, de KLM of met Ryanair zullen vliegen. Ik hoop dat de Nederlandse regering de mensen die vanuit Nederland vliegen meer zekerheid geeft dat er in elk geval in de komende weken niet over crisisgebieden gevlogen wordt.

Minister Opstelten: Dat is natuurlijk het reisadvies van de Minister van Buitenlandse Zaken, maar verder is het de verantwoordelijkheid van de passagier om een dergelijke vraag aan de luchtvaartmaatschappij te stellen. Ik zeg dit ook in de richting van de luchtvaartmaatschappijen. Mevrouw Van Tongeren heeft deze vraag ook in een vorig debat gesteld. Het is geen taak van de overheid. De overheid moet in eigen land de maatregelen nemen die noodzakelijk zijn, zoals Oekraïne dat in Oekraïne moet doen. Het is de taak van de luchtvaartmaatschappij om de passagiers voorlichting en antwoorden te geven.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De Minister en ik verschillen toch van mening over de risico» s die een burger niet kan overzien en waarvan hij geen inschatting kan maken. Die verantwoordelijkheid kan wat mij betreft niet zomaar bij de burger neergelegd worden. Dan is de keuze alleen voor British Airways of een Amerikaanse luchtvaartmaatschappij. Ik hoop dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid in zijn aanbevelingen opneemt dat in Nederland gekeken wordt naar een systeem parallel aan de systemen in Groot Brittannië en de Verenigde Staten om te zorgen voor meer veiligheid voor luchtvaartpassagiers in Nederland.

Minister Opstelten: Dit wordt altijd vanuit de verschillende verantwoordelijkheden zeer serieus bekeken in Nederland, zoals ik ook voor de NCTV heb gezegd. Wij reconstrueren ons eigen gedrag altijd en onafhankelijk wordt bekeken of wij de juiste dingen hebben gedaan. In de relatie tussen passagier en luchtvaartmaatschappij is het de verantwoordelijkheid van de luchtvaartmaatschappij. De passagier moet ervan uit kunnen gaan dat het veilig is als hij vliegt. Daar is dit stelsel op gebaseerd.

De heer Jasper van Dijk (SP): Kan de Minister reageren op een stuk in de NRC van gisteren, waarin staat dat in Nederland niemand blijkt te weten wie KLM had moeten waarschuwen? Een woordvoerder verwees naar de inspectie, die weer naar de AIVD verwees, maar die er ook niet over bleek te gaan. Het is een systeemfout die volgens piloten acuut moet worden opgelost.

Minister Opstelten: Ik denk dat ik de heer Van Dijk glashelder antwoord heb gegeven in het betoog dat ik zojuist heb gehouden. Zo is het systeem waarin wij werken. Zo is de communicatie die ik nu voor de derde keer in een AO met u heb. Dat is het. Het is altijd goed om nog een keer te benadrukken dat wij ook naar onszelf kijken. Dat is de reconstructie die we zelf toepassen. Daarnaast wordt er natuurlijk onafhankelijk bekeken hoe het is gelopen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Het is goed dat het onafhankelijk wordt bekeken. Dat zullen we uiteraard afwachten. Is het echter niet wrang dat in het stuk in NRC staat dat piloten aangeven dat het waarschuwingssysteem helemaal niet functioneert? Het is niet duidelijk wie de waarschuwing moet geven aan de vliegtuigen. Een hoogleraar zegt bovendien dat dit bij uitstek een overheidstaak is. Die discussie kunnen we voeren, maar het lijkt mij toch wel heel wrang dat nu, op dit moment, voor piloten niet duidelijk is wie de waarschuwing moet geven bij onveiligheid.

Minister Opstelten: Ik kan alleen maar herhalen wat ik zojuist heb gezegd, namelijk dat dit is hoe ons systeem werkt. Naar onze mening is het zo gelopen als ik heb gezegd. Ik heb ook gezegd dat we reconstrueren en dat het onafhankelijk wordt bekeken. Dit is gewoon zoals het in de hele wereld werkt, dus ook in Nederland. Dat is het betoog waaraan ik wil vasthouden in de richting van de heer Van Dijk.

De heer Omtzigt (CDA): Minister Opstelten maakte de heel interessante opmerking dat passagiers zich moeten wenden tot de luchtvaartmaatschappij om te weten te komen over welke gebieden mag worden gevlogen. Vindt de Minister dan ook dat een luchtvaartmaatschappij op zo» n moment gewoon publiekelijk tegen die passagier moet zeggen over welke gebieden zij op dat moment om veiligheidsredenen niet vliegt?

Minister Opstelten: Dat is niet een verantwoordelijkheid van de overheid, want dan moet de overheid ook zeggen op basis van de wet wat zij vindt, gebaseerd op de informatie, zoals ik zojuist al zei. Als dat niet het geval is, is het de verantwoordelijkheid van de luchtvaartmaatschappij om te doen wat men nodig vindt in de goede communicatie met de passagiers.

De heer Omtzigt (CDA): Zojuist was de Minister net een tandje scherper. Als hij namelijk zegt dat de passagier zich tot de maatschappij moet wenden, neem ik aan dat die passagier ook een antwoord moet krijgen van die maatschappij. En als die passagier dan dus een antwoord moet krijgen, zijn we al een stap verder, want dan kunnen we gewoon aan de luchtvaartmaatschappijen vragen om hun beleid publiek te maken. De Minister zegt dat het beleid van een luchtvaartmaatschappij betreffende de gebieden waarover zij al dan niet vliegt voor een passagier reden kan zijn om ergens al dan niet te boeken. Vindt de Minister dan ook dat de luchtvaartmaatschappijen publiekelijk moeten zeggen over welke gebieden zij op enig moment wel en niet vliegen? Of heb ik als passagier niet het recht om dat te weten?

Minister Opstelten: Ik zeg nogmaals tegen de heer Omtzigt dat vliegtuigmaatschappijen dat doen. Als zij niet meer vliegen naar een bepaald land of op een bepaalde route, kunnen zij dat zeggen. Dat kan men doen. Het is de vraag van de passagier aan de vliegtuigmaatschappij. Daar ligt de verantwoordelijkheid. Wij moeten niet nu in een situatie komen waarin wij daartussen gaan zitten.

De voorzitter: Een korte vervolgvraag.

De heer Omtzigt (CDA): Maar dan vraag ik toch of de Minister vindt dat de passagier een antwoord moet krijgen. Moet een luchtvaartmaatschappij antwoord geven als een passagier zegt: luchtvaartmaatschappij, ik heb een ticket met u en ik wil weten of u vliegt over Irak, Syrië of Oost-Oekraïne? Of mag de luchtvaartmaatschappij in zo» n geval zeggen: dat vertellen wij u niet?

Minister Opstelten: Nogmaals, het is de verantwoordelijkheid van de luchtvaartmaatschappij om daar antwoord op te geven, ja of nee.

De heer Omtzigt (CDA): Dus die mag het gewoon weigeren?

Minister Opstelten: In de kern is dat een verantwoordelijkheid die daar ligt. Dat zijn mijn woorden, niet die woorden die de heer Omtzigt kiest.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): British Airways en Air France zijn geïnformeerd door de geheime diensten van Engeland en Frankrijk dat de separatisten in Oekraïne ieder vliegtuig neer konden halen, op welke hoogte dan ook. Als je het zo bekijkt, waarom heeft de Nederlandse vliegmaatschappij KLM die informatie dan niet gekregen? Die werkt toch samen met Malaysia Airlines? En was onze inlichtingendienst door de bezuinigingen wel in staat om deze informatie te verwerven?

Minister Opstelten: Ik hoef niet te herhalen wat ik al gezegd heb, maar ik zeg nogmaals dat er geen indicaties zijn dat onze diensten op dit gebied informatie hadden die zij hadden kunnen doorgeven. Dat is de situatie die wij hebben kunnen reconstrueren. Het is een eigen verantwoordelijkheid van de vliegmaatschappij. Wat de heer Bontes zegt over British Airways, klopt niet.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Dus de AIVD had informatie dat de separatisten ieder vliegtuig neer konden halen, op welke hoogte dan ook, en de vliegtuigmaatschappijen hebben dat naast zich neergelegd. Is dat de goede interpretatie?

Minister Opstelten: Ik wil heel precies luisteren, maar dit heb ik in ieder geval nooit gezegd of gedacht. Dat zijn ook niet de feiten. Nogmaals, er was geen informatie. Wij gaan dit altijd heel precies na. Dit zijn vooralsnog de feiten. Er waren geen feiten die aanleiding gaven om ze aan de vliegtuigmaatschappij door te geven. De heer Bontes zegt dat British Airways die mededeling wel heeft gekregen, maar dat is onjuist. Dat is het punt. Het is vele malen gecheckt en dat is niet het geval.

De voorzitter: Mijnheer Bontes, heel kort.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Maar had de Britse geheime dienst wel de informatie dat het riskant was en dat de vliegtuigen neergehaald konden worden, op welke hoogte dan ook?

Minister Opstelten: Hopelijk weet de heer Bontes als geen ander dat daarover nooit mededelingen worden gedaan en dat wij dit dus ook niet weten.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor de beantwoording. De heer De Roon heeft een nog onbeantwoorde vraag.

De heer De Roon (PVV): Ik begrijp uit het antwoord van de Minister van Defensie dat er nu ongeveer 30 Nederlanders in Donetsk zijn in verband met het onderzoek. In de brief van de regering van afgelopen zondag staat dat die groep nog aanzienlijk kan worden uitgebreid. Er is sprake van stap voor stap uitbreiden, tot en met honderden mensen. Gaan wij gewoon door met dat stappenplan, is dat «on hold» of bekijken wij dat van dag tot dag?

De voorzitter: Volgens mij is die vraag al beantwoord, maar ik geef de Minister van Defensie de gelegenheid om erop te reageren.

Minister Hennis-Plasschaert: Heel kort. Om het even heel simpel uit te drukken: de absorptiecapaciteit van het gebied is leidend voor de hoeveelheid mensen die wij kunnen sturen. Wij hebben mensen in het gebied of mensen in Charkov die naar het gebied kunnen. In Nederland hebben wij tegelijkertijd mensen op een soort «notice to move» staan. Er staan genoeg mensen stand-by, maar uiteindelijk is de absorptiecapaciteit in het gebied leidend voor de hoeveelheid mensen die wij kunnen sturen.

De voorzitter: Mevrouw Baay-Timmerman heeft een laatste interruptie.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS/Baay-Timmerman): Ik heb ook nog een onbeantwoorde vraag, over de opzegtermijn in het agreement. Ik kan mij voorstellen dat er een situatie ontstaat waarbij tussentijdse beëindiging van het agreement tussen Oekraïne en Nederland voor Oekraïne zinvol kan zijn of een voordeel kan opleveren, terwijl dat niet voor Nederland geldt.

Ik wil ook even verifiëren of ik goed begrepen heb dat er een speciaal agreement is tussen Australië en Oekraïne.

Minister Timmermans: Ik moet u bekennen dat ik de eerste vraag niet goed begrijp, maar het antwoord op de tweede vraag is: ja, er is ook een overeenkomst tussen Australië en Oekraïne. Die is vergelijkbaar met de overeenkomst die wij hebben, maar niet helemaal hetzelfde. Deze overeenkomst zal normaal gesproken eveneens donderdag worden geratificeerd door het Oekraïense parlement.

De vraag over de opzegtermijn begrijp ik niet zo goed; daarvoor vraag ik even uw assistentie.

De voorzitter: Mevrouw Baay-Timmerman, wellicht wilt u een korte toelichting op uw vraag geven?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS/Baay-Timmerman): Ja. In artikel 10.2 staat dat er tussentijds kan worden opgezegd met een opzegtermijn van 30 dagen.

De voorzitter: En uw vraag?

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS/Baay-Timmerman): Beide partijen kunnen dat doen. Ik kan mij voorstellen dat er een situatie ontstaat waarin Oekraïne zegt: wij willen af van de agreement. Dat zal mogelijk eerder zijn dan Nederland.

Minister Timmermans: Ja, dat kan. Twee partijen sluiten een contract. Daar staat in dat beide partijen het contract kunnen opzeggen. Beide partijen hebben dan dat recht. Ja.

De voorzitter: Hiermee komt een einde aan de eerste termijn van de bewindslieden. Ik wil zowel de bewindslieden als de collega» s het volgende voorleggen. Volgens mij hebben we recht gedaan aan de eerste termijn en heeft iedereen zoveel mogelijk ruimte gekregen voor de beantwoording van de vragen. We hebben daar twee uur over gedaan, en terecht. Ik kijk nu even zowel naar links, naar de collega» s, als naar rechts, naar de bewindslieden. Ik stel voor om dit algemeen overleg met een halfuur te verlengen, eerst vijf minuten te schorsen, daarna twee minuten spreektijd per woordvoerder te hanteren, waarbij nog een enkele interruptie mogelijk is, en uiterlijk tot 18.30 uur te vergaderen. Is er daarmee voldoende ruimte voor wat er voorligt?

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter, ik heb echt een probleem in mijn agenda als dit overleg uitloopt. Ik kan ermee akkoord gaan, maar dan moet ik nu wel even gaan bellen om dingen te organiseren.

De voorzitter: Het is uiteraard van groot belang dat u bij de voortzetting van dit overleg kunt zijn. Als u tot 18.30 uur kunt blijven, dan zou de Kamer dat zeer waarderen.

De vergadering wordt van 17.35 uur tot 17.42 uur geschorst.

De voorzitter: De leden hebben ieder twee minuten spreektijd in tweede termijn.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. De Minister van Buitenlandse Zaken eindigde zijn eerste termijn met de uitroep: we zijn een goed landje. Ik denk dat dat terecht is. We zijn ook een land dat op dit moment in rouw is. De Minister begon zijn betoog met te wijzen op een aantal mensen die vandaag hier aanwezig zijn en die wellicht anders op Schiphol hadden kunnen staan in hun zomerkleding.

We zijn ook een reislustig landje en dat moet zo blijven. De Minister-President zei begin vorige week: je hebt allemaal weleens het gevoel «send in the marines». Het motto van de Nederlandse mariniers is: zo wijd de wereld strekt. Zo wijd de wereld strekt, moeten Nederlandse burgers erop kunnen rekenen dat als hen wat overkomt de Nederlandse overheid er voor hen is. Dat is onze dure plicht; ik zeg dat de Minister van Buitenlandse Zaken na.

De VVD-fractie steunt de inzet, de repatriëringsoperatie zoals het kabinet die zich op dit moment voorneemt. Wij snappen ook dat in de situatie op dit moment, in een oorlogsgebied waar actie en reactie elkaar opvolgen, het heel lastig is om onze taak uitgevoerd te krijgen. Toch moet dat gebeuren en moet die druk aanwezig blijven. Wij snappen ook dat de sancties die vandaag werden afgekondigd, moeten worden losgekoppeld van dit specifieke incident, dat wellicht wel de ogen in Europa verder geopend heeft. De sancties hebben te maken met de wijze waarop Rusland in Oost-Oekraïne de zaak heeft lopen opstoken en dat nog steeds doet. Dat is de verbinding die moet worden gelegd.

Namens mijn fractie wens ik diegenen die nu al zijn uitgezonden alleen maar toe dat zij zo snel mogelijk aan de slag kunnen. Wij snappen heel goed dat dat niet gebeurt in de meest veilige omstandigheden, maar alles afwegende kan ik op dit moment niet anders constateren dan dat dit voor de regering de enig mogelijke afweging was.

De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. De Minister van Buitenlandse Zaken nam ons mee in de afweging die het kabinet in de afgelopen dagen heeft moeten maken en kwam uiteindelijk tot de conclusie dat de optie die vandaag voor ons ligt de optie is met de minste nadelen, zoals hij zei. Dat klinkt wat zuinig en daar zit iets onbevredigends in, omdat we allemaal zo gedreven zijn om dat te doen waartoe we allemaal de plicht voelen, namelijk ook de laatste slachtoffers terugbrengen. Het is onbevredigend, maar het is tegelijkertijd wel de verstandigste keuze. Mijn fractie steunt dus deze aanpak, met alle zorgen die we hebben over de strijd die op dit moment vlak bij het gebied en mogelijk zelfs in het gebied wordt gevoerd. Het is dus essentieel dat de komende uren en dagen alle partijen zich houden aan de afspraken. Dat geldt voor het staakt-het-vuren in het gebied. Het geldt ook, zoals wij vandaag heel goed met elkaar hebben besproken, voor de vrije doorgang die er moet zijn, of wat ik maar even de neutrale corridor noem tussen Donetsk, waar het team zit, en de crashsite zelf. Uiteraard zal mijn fractie ook goed in de gaten houden hoe dat loopt.

Terwijl wij hier waren, kwamen er berichten uit Brussel over iets wat er uitziet als een stevig sanctiepakket. Wij zullen dat moeten bestuderen, dus ik ontvang graag een appreciatie van het kabinet daarop. Het zal iets zijn dat ons bezig blijft houden en waarvan mijn partij absoluut niet uitsluit dat dit niet de laatste stap is, maar dat we verder moeten gaan met stappen tegen Rusland.

Ten slotte wens ik succes en sterkte aan de mensen die al in Oost-Oekraïne zijn en aan degenen die hen wellicht de komende dagen nog achterna zullen reizen. Zoals altijd zijn ook in dit geval onze gedachten bij hun thuisfront. Zij zien de beelden op televisie, maar zij kunnen veel moeilijker inschatten wat de echte risico» s in dat gebied zijn. Uiteraard hopen wij niet alleen op een geslaagde missie, maar ook op een veilige terugkeer van eenieder.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ten eerste heb ik twee vragen aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Is Oekraïne nu wel of niet actief in het rampgebied? Kan hij reageren op een bericht van de NOS waarin een journalist van The New York Times wordt geciteerd? Daarin wordt melding gemaakt van hevige gevechten tussen het Oekraïense leger en de separatisten in het rampgebied. Het Oekraïense regeringsleger zou delen van het rampgebied hebben heroverd. Graag ontvang ik een reactie daarop.

Dan kom ik op het wapenembargo. Kan de Minister al aangeven of bij de besluiten die zojuist genomen zouden zijn, ook een opschorting van de lopende wapenhandel vanuit de Europese Unie zit?

Dan heb ik een vraag aan de Minister van Defensie over de exitstrategie. Klopt het dat betrokkenen hebben gezegd dat zij gijzeling boven gewapend ingrijpen verkiezen indien het zover zou komen?

Tot slot heb ik een vraag aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Kan hij reageren op een bericht in The Wall Street Journal, waarin zou staan dat de Oekraïense inlichtingendiensten al drie dagen voor de ramp wisten dat de rebellen over geavanceerde luchtafweer beschikten? Ik kan hem dat artikel doen toekomen.

De SP steunt de inzet van de regering. Die is zwaar, maar hopelijk is het geen mission impossible.

De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Allereerst veel dank aan Minister Timmermans en de andere leden van de regering voor de heldere antwoorden en het heldere afwegingskader dat de regering voor de prioriteiten heeft gevolgd. Wij van het CDA ondersteunen deze inzet volledig. Besluiten worden genomen onder moeilijke omstandigheden. De regering heeft er op donderdag voor gekozen om een missie te sturen en deze missie nu fors uit te breiden en dat niet onder de voorwaarde van artikel 100 te doen. Wij beschikken niet over alle informatie, maar hebben wel veel informatie gekregen. Wij begrijpen waarom de regering deze afweging maakt.

Ik wil me graag bij de heer Van Dijk aansluiten, want graag zou ik nog wat informatie ontvangen over de EU-sancties. Wat mijn fractie betreft kan het niet zo zijn dat president Poetin over een paar maanden de opening van een Frans helikopterdekschip verricht, terwijl hij nog steeds gedeelten van Georgië en Oekraïne bezet houdt. Dat kan en mag niet in Europa. Ik hoop te vernemen – ik begrijp het als dat een dag extra kost – wat de uitkomst is van de overleggen over de sancties.

We zouden graag goed op de hoogte blijven van de termijnen. We kunnen ons voorstellen dat het wat langer duurt, maar we kunnen ons ook voorstellen dat er andere besluiten genomen worden als het de komende week niet lukt. Ik besef namelijk heel goed dat dit een heel lastige taak is.

We begrijpen dat er tussenrapportages zijn van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid. Wellicht kan in die tussenrapportages, waar mogelijk, ingegaan worden op de voortgang van het onderzoek. Zo blijven we er in een volgende brief van de regering enigszins van op de hoogte hoe ver men is. In een volgende brief zouden wij ook wat meer informatie willen krijgen over het strafrechtelijke kader waarvoor wordt gekozen. Wij snappen heel goed dat dit enige studie vergt, maar het is wel van groot belang. Wij zullen blijven wijzen op die eerste woorden van de premier, namelijk dat wij niet rusten totdat de onderste steen boven is en de daders gestraft zijn. Dat zal een lang en lastig proces zijn, maar wij zullen daarop gefocust blijven. De rechtsstaat handhaaf je alleen als je ook de zwaarste misdrijven, zoals een aanslag op 298 personen, weet te bestraffen.

Bij de volgende voortgangsrapportage zou ik graag ook iets willen horen, wellicht van de Minister van Infrastructuur, over het recht van passagiers om te weten waar er gevlogen wordt. Ik kan mij voorstellen dat deze discussie enigszins als een verrassing kwam, maar na alle discussie die plaatsvindt, lijkt het mij toch het recht van een passagier om te weten of bepaalde gebieden gemeden worden of niet. Deelt de regering die mening en wordt daar iets mee gedaan?

Tot slot wensen wij de mensen die daarnaartoe gaan, alle sterkte.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Het verlangen van Nederland om de slachtoffers allemaal terug te brengen naar huis is heel groot. Ik bedoel «huis» in de brede zin, zoals de Minister van Buitenlandse Zaken dat eerder verwoordde. Niets doen is geen optie, is dan ook het oordeel van de regering. De regering heeft uiteindelijk gekozen voor een onbewapende missie, zoals we die hier vandaag hebben besproken. Die missie is niet zonder risico, zoals onze premier al eerder zei. Dat oordeel deel ik. Daarom spreek ik mijn grote waardering uit voor al die mensen die al in Oekraïne zijn, om daar onderzoek te doen en slachtoffers naar Nederland te brengen, en voor al degenen die klaarstaan om daar met dat doel nog naartoe te gaan. De politiemensen gaan zelfs op vrijwillige basis. Die bereidheid dwingt bewondering af. Ik wens hen allen namens de PVV veel succes en een behouden terugkeer.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik dank graag alle aanwezige Ministers voor de uitgebreide en heldere beantwoording van de vele, vele vragen. Ik denk dat het kabinet het verschrikkelijke dilemma vandaag heel scherp heeft neergezet. Enerzijds de intense wens van Nederland om alle lichamen en persoonlijke bezittingen van de slachtoffers terug te krijgen en anderzijds – Minister Timmermans wees daar terecht op – de wens om te voorkomen dat de Nederlanders die nu in het rampgebied zijn, geen onverantwoorde risico» s lopen. Die risico» s zijn significant, zo hebben we allemaal gezien.

Het beeld dat het kabinet schetst van de kans van slagen, komt op mij intens somber over, omdat de voortdurende gevechten tussen Oekraïne en de separatisten de toegang tot de rampplek zeer moeilijk, soms zelfs heel gevaarlijk maken. Dan heb ik het nog niet over de latente dreiging van Rusland. De rampplek lijkt af te glijden tot oorlogsgebied. Toch hoop ik dat het kabinet alles op alles blijft zetten om die lichamen en bezittingen terug te krijgen richting Oekraïne, richting de separatisten maar ook richting Rusland. Er lijkt namelijk geen plan B te zijn. Terwijl wij vandaag in de Tweede Kamer spreken, bereiken ons berichten dat Europese sancties zouden zijn getroffen in Brussel. Terecht is de derde fase ingegaan, gezien de opstelling van Rusland en Oost-Oekraïne. Op het gebied van de toegang tot de kapitaalmarkten lijkt een stevige eerste stap te zijn gezet, maar de sancties op het gebied van wapens, een wapenembargo, lijken zo slap als pudding. Ik hoop dat het kabinet hier de komende dagen en weken op wil blijven doorzetten om ervoor te zorgen dat ook de lopende wapenhandel met Rusland – ik zeg het in brede zin – onder dit embargo komt te vallen.

Tot slot hoop ik dat alle aanwezigen rondom de rampplek zo snel mogelijk toegang krijgen, maar vooral dat zij veilig blijven.

De heer Segers (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor alle antwoorden en voor alle informatie die gisteren is gegeven. Zo waardig, indrukwekkend en bijzonder als de afgelopen anderhalve week is geweest in Nederland – het is indrukwekkend dat de Minister van Buitenlandse Zaken tot de verzuchting komt dat we een goed land zijn omdat je er een gepaste trots tentoon kunt spreiden als je dat ziet – zo somber makend zijn het beeld van de rampplek en de situatie daar. Ik sluit mij aan bij collega Sjoerdsma. Als je ziet dat de rampplek een oorlogsgebied is geworden en dat er sprake is van troepenopbouw, is dat heel erg somber makend. Als we al heel hoge verwachtingen hadden dat alle slachtoffers zouden terugkomen, zijn die gisteren en vandaag naar beneden bijgesteld.

Desalniettemin heb ik heel veel respect voor de inzet van onze mensen daar. Via het kabinet wens ik hen daar wijsheid en sterkte toe. Soms werd er gekozen voor het minst slechte of voor de optie met de minste nadelen. Dat is wat minimalistisch, maar de ChristenUnie-fractie steunt die keuzes.

Een laatste vraag stel ik aan de Minister van Veiligheid en Justitie, aansluitend op de vraag van collega Omtzigt over het strafrechtelijk onderzoek. Op welke manier worden wij daarin meegenomen? Normaliter hebben wij enorme afstand tot wat het OM doet en zo» n onderzoek, maar dit is een heel unieke situatie. Op welke manier worden wij meegenomen in de keuzes die daarin worden gemaakt? Hoe worden wij op de hoogte gehouden van dat onderzoek?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Er is een helder afwegingskader geschetst over de besluitvorming die in het kabinet plaatsgevonden heeft. GroenLinks kan deze volgen en steunt de conclusies van het kabinet. Dit is de missie met de minste nadelen, die hopelijk toch maximale resultaten gaat opleveren voor de nabestaanden. Ondanks de sombere vooruitzichten spreekt voor GroenLinks duidelijk uit de woorden van de bewindslieden dat doel 1, het waar het maar enigszins kan terugbrengen van de slachtoffers en hun bezittingen, heel duidelijk vooraan staat bij de regering. Dat steunen wij. Wij willen graag de vrouwen en mannen die de missie gaan uitvoeren daar heel veel sterkte bij wensen. We hopen dat zij zo succesvol mogelijk kunnen zijn als de sombere omstandigheden in Oekraïne dat toelaten.

Ik sluit mij wat betreft de sancties aan bij collega Servaes. Er zullen nog veel grotere en kleinere beslissingen volgen binnen de hele organisatie, die complex en fluïde is en steeds wisselt. Ook daar wensen we alle betrokkenen heel veel wijsheid bij. Het is goed om te horen dat het onderzoek en het bestraffen van de daders georganiseerd blijft in de trajecten die daarvoor geschetst zijn en dat deze zaken de juiste prioriteit krijgen.

Ik heb nog twee vragen aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Ik begrijp dat het niet de verantwoordelijkheid van Nederland is, maar ik wil wel graag informatie krijgen over de wijze waarop de zorg loopt voor de andere nabestaanden, die andere twintig nationaliteiten. Je zou toch graag willen dat die zorg minimaal op hetzelfde niveau is als in Nederland. Ik roep het kabinet daarnaast op om met de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen te bekijken of zij vrijwillig vooralsnog niet over de bekende crisisgebieden zouden willen vliegen. Dan weten alle luchtvaartpassagiers die in Nederland vertrekken, ook dat het op deze vluchten niet gebeurt. Is dat mogelijk? Daarna krijgen we vanzelf de conclusies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Ik verwacht dat een onderdeel daarvan gewijd zal zijn aan het aspect luchtveiligheid.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik wil alle bewindslieden danken voor de heldere, uitvoerige beantwoording. De SGP steunt deze repatriëringsmissie. Wij beseffen dat succes niet verzekerd is en dat er risico» s zijn, maar het is voluit de moeite waard. In eerste instantie was ik ook zelf een van degenen die zeiden dat we er niet te hoge verwachtingen van moesten hebben, maar naarmate er van veel kanten somberheid te horen is, heb ik nu bijna de behoefte om het tegendeel te zeggen, namelijk: laten we niet doen alsof het een missie is op basis van de moed van de wanhoop, want er is wel degelijk reële hoop, ondanks alle moeilijkheden en tegenslagen, dat we iets meer kunnen terugbrengen van de resterende stoffelijke overschotten en de persoonlijke spullen.

In onze gedachten en gebeden leven wij intens mee met allen die aan deze missie bijdragen en hun thuisfront. We wensen hen heel veel sterkte en een behouden terugkomst.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. We willen doen wat we kunnen om de stoffelijke overschotten terug te brengen, maar de Minister van Buitenlandse Zaken zei heel terecht dat we de situatie in dat oorlogsgebied niet naar onze hand kunnen zetten. Hij vroeg begrip aan de Kamer voor de keuze dat het kabinet alles doet om de lichamen terug te brengen, maar dat de mensen die dat moeten doen, geen onverantwoorde risico» s mogen lopen.

Voor de Partij voor de Dieren geldt niet alleen begrip, maar voluit steun, ook voor die keuze. Ik sprak op de dag van nationale rouw in Eindhoven met een man die zijn zoon verloren had. Hij vertelde mij: een tiende van wat ik voel, dat gun je nog je ergste vijand niet. Ik denk dat er bij de nabestaanden ook alle begrip voor zal zijn, hoe moeilijk dat ook is, dat we geen nieuwe families in rouw willen onderdompelen, dat we geen risico» s willen lopen op nieuwe slachtoffers of gijzelingen.

Steun daarvoor en ook dank voor de beantwoording van de vragen, die allemaal betrekking hadden op onze zorgen over de veiligheid daar en de omstandigheden waarin we mensen al dan niet laten werken. We blijven bezorgd over de handvuurwapens. Ik denk dat dit voor iedereen geldt, omdat er gewoon risico» s zijn. Ik hoor dat sommige fracties zeggen: ja, mits. Voor ons zou eerder gelden: nee, tenzij. Gisteren kwam al aan orde dat het niet-bedreigend zijn voorop staat. Dat vinden we heel belangrijk. We willen ook niet het risico lopen van escalatie. Wat er gebeurt bij een schietincident, is volgens de Partij voor de Dieren van groot belang. We hopen dat het kabinet dat meeweegt bij de beslissingen.

De Minister van Buitenlandse Zaken zei terecht dat we nog terugkomen op de sancties tegen Rusland. Zeker. Dat is niet voor nu, maar wel steun voor alle stappen in die richting.

Tot slot dank ik de Minister van Veiligheid en Justitie voor zijn toezegging dat de familierechercheurs beschikbaar zullen blijven voor de nabestaanden zolang dat nodig is.

We wensen iedereen veel sterkte. Uiteraard allereerst alle nabestaanden, maar ook alle mensen die onder zeer moeilijke omstandigheden alles doen wat binnen de mogelijkheden ligt om de geliefden terug te krijgen.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS/Baay-Timmerman): Voorzitter. Dank aan het kabinet voor de uitgebreide en heldere beantwoording van alle vragen. Ik heb geen aanvullende vragen of opmerkingen meer. Namens 50PLUS wil ik mijn bewondering uitspreken voor de inzet van de regering. Net als veel collega» s hier wens ik de mensen die het o zo moeilijke en zware werk verrichten, in Nederland en in de Oekraïne, alle sterkte toe. Zij verdienen alle steun van ons.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. Allereerst dank ik de bewindspersonen voor het beantwoorden van de vragen. Ik heb de indrukwekkende speech van de Minister van Buitenlandse Zaken gezien bij de VN. Dat was een emotionele speech en dat waardeer ik ook. Zojuist was de Minister van Buitenlandse Zaken weer geëmotioneerd, en terecht, want het is ook een emotionele situatie. Alleen ben ik nu wel op het punt dat ik zeg dat we nu even niets hebben aan mooie speeches en emoties. Het komt nu aan op daadkracht en die zou ik graag willen zien. Ik twijfel nog steeds niet aan de intenties van de regering. Het is alleen too little, too late. We hadden eerder en robuuster moeten optreden. De onbewapende missie van de Koninklijke Marechaussee lijkt te mislukken. De situatie ter plekke wordt steeds heftiger; er wordt steeds harder gevochten. Ik stel met name aan de Minister van Defensie de dringende vraag: hoe krijgen we hen uit dat gebied? Het is op dit moment al fout aan het gaan, dus hoe krijgen we die onbewapende mensen daar weg?

Tot slot. Mijn fractie steunt de koers van de regering in deze missie niet, laat dat duidelijk zijn. Ik denk dat de onderbouwing van het waarom daarvan, in mijn inbrengen duidelijk genoeg is geweest. Dit neemt niet weg dat ik de helden die daar zijn, die dappere mensen aldaar, alle sterkte, wijsheid en succes toewens.

De voorzitter: Tot zover de inbreng van de Kamer in tweede termijn. Het woord is nu aan de bewindslieden, met de Minister van Buitenlandse Zaken als eerste.

Minister Timmermans: Voorzitter. Laat ik beginnen met de vaststelling dat de Kamer bijna unaniem de inzet van het kabinet steunt. De leden hebben heel helder aangegeven dat dit een keuze is voor de variant met de minste nadelen, zij het nog steeds met een heleboel nadelen. Ik zeg het de heer Van der Staaij heel graag na: dit is geen wanhoopsdaad van het kabinet. Wij doen dit omdat wij geloven dat zelfs onder deze heel moeilijke omstandigheden deze keuze uit alle mogelijke varianten de meeste kans op succes biedt. Het kabinet zal dit soort stappen zeker niet alleen maar uit wanhoop zetten, of zonder dat er een gerede kans op succes wordt gezien. Net zoals alle leden zijn wij ons zeer bewust van de risico» s die zullen worden gelopen en van de nadelen die hieraan zitten, in dat ingewikkelde gebied.

Mij zijn twee concrete vragen gesteld. Wordt er op dit moment wel of niet op de crashsite gevochten? Wij kunnen dat op dit moment niet zeggen, omdat wij niet realtime kunnen zien wat daar op dit moment gebeurt. Als een journalist op die plek zegt dat dit het geval is, kan ik dus niet zeggen of dat wel of niet waar is. Daarvoor moet je dáár zijn, en op dit moment zijn wij daar niet. Wel wordt er nu al een paar dagen in de omgeving gevochten. Ik heb dat in mijn eerste termijn al uitvoerig toegelicht. Of er op dit moment op de site zelf activiteiten plaatsvinden, kan ik helaas niet beoordelen. Ik beschik gewoon niet over de informatie die je daarvoor nodig zou hebben. Je moet daarvoor iemand hebben die in de buurt is en die dat voor je kan waarnemen, en op dit moment kan dat niet.

Het volgende over de besluiten die nu binnen de Europese Unie in voorbereiding zijn. Daar is nog geen definitief besluit gevallen dat naar buiten kan worden gebracht. Tegen de heer Servaes zei ik al dat de Kamer de inhoud van die besluiten, plus het oordeel van het Nederlandse kabinet daarover, zal krijgen zodra ze er zijn. Wij zullen die meteen naar de Kamer sturen.

Van mijn kant wil ik afsluiten met te zeggen dat de unaniem uitgesproken steun voor iedereen die daar probeert om daar namens ons, namens de Kamer, namens de Nederlandse bevolking, een ongelooflijk ingewikkelde klus te klaren, ook door iedereen aldaar als een geweldige steun in de rug zal worden gevoeld.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voor alle helderheid: de Minister kan nu niet zeggen of er wordt gevochten op de rampplek, maar hij heeft wel van de Oekraïense autoriteiten de belofte gekregen dat zij daar niet zouden vechten. Is dat juist?

Minister Timmermans: Dat klopt en wij zullen hen daar ook aan houden.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Een aantal vragen zijn aan mijn adres gesteld. De heer Van Dijk vroeg naar de extractiecapaciteit in het geval van gijzelingen. Volgens mij verwees hij naar een interview dat ikzelf ook heb gelezen, waarin iemand zei: ik ben liever gegijzeld en word dan later na rustige diplomatieke onderhandelingen, dus langs de diplomatieke weg, weer vrijgelaten, dan dat er een quick reaction force bij wijze van spreken van buiten naar binnen komt, door vijf checkpoints heen dendert en een bloedbad aanricht. Ik heb de letterlijke tekst ervan niet in mijn hoofd, dus ik zei dit even in mijn eigen woorden. Dat zijn uitspraken van een individu die vanzelfsprekend niet voor iedereen gelden. Wel zijn wij voorbereid op een gijzeling, zowel diplomatiek als militair. Dat is wat ik er in het openbaar over kan zeggen, zoals ik al in eerste termijn heb aangegeven.

Mevrouw Ouwehand heeft gesproken over het dragen van handvuurwapens. Ik heb zojuist aangegeven onder welke voorwaarden dat gebeurt. Een daarvan is dat men niet provocerend mag overkomen. Dat zal een onderdeel moeten zijn van het verbond met de separatisten. Daar zullen in ieder geval afspraken over moeten zijn gemaakt. Ik vind het wel van belang dat wij dit bespreekbaar maken, omdat deze wens tot uitdrukking is gekomen. Het is echter een illusie om te denken dat wij met een handvuurwapen een separatist te lijf kunnen gaan die ik weet niet wat aan vuurwapens achter zich heeft staan.

De heer Bontes gebruikte de woorden «too little too late». De heer Van der Staaij heeft prachtig gezegd dat deze missie niet zozeer is geïnspireerd door de moed der wanhoop of door overmoed, maar door een lastige en grondige afweging. Dat is precies wat hier gaande is, zoals ik in mijn eerste termijn al naar voren heb gebracht. Alle opties hebben wij doorlopen en alles is in de militaire planning uitgebreid aan de orde gekomen. Niet voor niets zijn er eenheden geconsigneerd geweest, maar gelet op de lastige en fragiele veiligheidssituatie ter plekke was steeds opnieuw de vraag hoe wij zo zorgvuldig mogelijk de belangen van nabestaanden zouden kunnen dienen, Die vraag is leidend geweest in het hele besluitvormingsproces en in de afweging die wij nu hebben gemaakt. Het heeft niets te maken met niet kunnen, niet willen of «too little too late». Het heeft steeds opnieuw alles te maken met het belang van de nabestaanden.

Minister Opstelten: Voorzitter. De heer Van Dijk heeft verwezen naar een artikel in de Wall Street Journal waarin wordt ingegaan op de vraag waarom Oekraïne het luchtruim niet geheel heeft afgesloten. In die context is het van belang te melden dat ICAO de staten per State Letter nogmaals op hun verantwoordelijkheden heeft gewezen.

Tegen de heer Omtzigt zeg ik dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid tussenrapportages verstrekt. Wij hebben die niet; laat daar geen misverstand over bestaan. Deze tussenrapportages zullen zeker openbaar zijn. De Kamer zullen die natuurlijk krijgen en uiteraard zullen wij daarvan melding maken in onze tussenrapportages en updates die, zoals de premier heeft gezegd, regelmatig zullen verschijnen. Ik ben gaarne bereid om de Staatssecretaris van I en M te vragen om in dat verband haar licht te laten schijnen op de rechten van de passagiers, zoals de heer Omtzigt heeft gevraagd.

De heer Segers en de heer Omtzigt hebben gevraagd om de voortgang in het strafrechtelijk kader te beschrijven. Dat zullen wij natuurlijk doen in de regelmatig te verschijnen update. Wel merk ik op dat wij het recht het recht laten zijn, hoe belangrijk en hoe emotioneel deze zaak ook is. De heer Segers heeft verwezen naar de uitspraak van de premier en ik heb daar zelf ook iets over gezegd. Ook de andere landen hebben hun verantwoordelijkheden. Wij moeten juist buitengewoon goed, krachtig en zorgvuldig opereren om daarin de lead te houden. Uiteraard zullen wij de Kamer van de voortgang op de hoogte houden.

Tegen mevrouw Van Tongeren zeg ik dat we gaarne bereid zijn om de gang van zaken te schetsen ten aanzien van de nabestaanden van slachtoffers met een niet-Nederlandse nationaliteit. Ik denk niet dat ik aan haar laatste vraag tegemoet kan komen. Het systeem is zoals het werkt. Er zijn verantwoordelijkheden die per staat, per land moeten worden genomen ten aanzien van het luchtruim. We moeten ook geen eigen verantwoordelijkheid gaan nemen ten aanzien van interpretaties van crisisgebieden. Als we dat nodig vinden, doen we dat. Ik denk dat we de verantwoordelijkheden in het systeem dat we nu eenmaal wereldwijd kennen, wat dit betreft moeten houden zoals ze zijn. Dat zou ik nadrukkelijk willen zeggen in reactie op de laatste vraag van mevrouw Van Tongeren.

De heer Omtzigt (CDA): Ik heb op twee punten een aanvullende, verduidelijkende vraag. Ik dank het kabinet voor de toezegging om op een aantal punten terug te komen. Het Openbaar Ministerie is natuurlijk volstrekt onafhankelijk, maar het gaat ons vooral om de afstemming tussen de landen over welke feiten waar onderzocht en vervolgd worden, ook omdat je iets maar op één plek tegelijk kunt onderzoeken en vervolgen. Het gaat ons vooral om die vraag. Ik snap dat het nu niet gebeurt, maar ik vraag het kabinet om ons in de komende weken een keer helder uit te leggen welk afwegingskader daarbij wordt gebruikt om voor de sterkste onafhankelijke jurisdictie te kiezen, zodat een mogelijke veroordeling tot en met het Hof in Straatsburg intact blijft, zodat we niet voor dat soort problemen komen te staan.

De Minister legt de vraag om te rapporteren over het recht van de passagiers om te weten of er wel of niet over een bepaald gebied wordt gevlogen, bij de Staatssecretaris van I en M neer. Mag ik dat zo interpreteren dat zij de Kamer binnen een aantal weken, zeg twee tot drie weken, schrijft wat die rechten zijn en hoe de Staatssecretaris dan wel het kabinet die rechten idealiter zou zien?

Minister Opstelten: De heer Omtzigt stelde twee vragen. In antwoord op de eerste vraag zeg ik dat ik hierop uiteraard zal ingaan in de voortgangsbrieven die regelmatig zullen komen. Dat waren we natuurlijk al van plan en dat is nog een keer toegezegd in het hele proces rond de derde prioriteit, het vinden van recht en het strafrechtelijk proces. Ik zeg alleen dat ik dat doe in het kader waarbinnen we dat moeten doen, ook internationaal. We kunnen daar ook niet alles zeggen; zo werkt het strafrecht. De heer Omtzigt zal de eerste zijn die dat begrijpt.

Ik zal bekijken of we in dezelfde brief een antwoord kunnen geven op de tweede vraag die de heer Omtzigt heeft gesteld, uiteraard in overleg met de Staatssecretaris. Daar is zo» n brief voor.

De voorzitter: Ik kijk naar de leden om te zien of hiermee recht is gedaan aan al hun vragen. Ik zie dat dit het geval is.

Ik bedank de bewindslieden voor de beantwoording in tweede termijn. Ik verzoek om nog een moment van aandacht, zodat ik de toezeggingen kan samenvatten. Er zijn negen toezeggingen gedaan en die zal ik nu oplezen:

  • De Kamer wordt geïnformeerd over het besluit van de EU over het sanctiepakket en over het oordeel van het kabinet daarover.

Ik wijs erop dat de overige acht toezeggingen voornamelijk terug zullen komen in de door de bewindslieden genoemde tussenrapportages of in brieven die eerder naar de Kamer komen.

Ik ga door met de tweede toezegging:

  • De Kamer wordt geïnformeerd wanneer missieleden handvuurwapens krijgen.

  • De Kamer krijgt nadere informatie over het faciliteren van journalisten bij de missie.

  • De Kamer krijgt een update van de medische capaciteit.

  • De Kamer krijgt indien nodig een update van het veiligheidsbeeld.

  • De Kamer wordt geïnformeerd over de tussenrapportages van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid.

  • De Staatssecretaris van I en M zal de Kamer informeren over de rechten van passagiers tegenover luchtvaartmaatschappijen.

Ik zie dat de heer Omtzigt een amendement heeft op de laatste toezegging.

De heer Omtzigt (CDA): Volgens mij moet het zijn: over de rechten om te weten welke gebieden vermeden worden. Het gaat dus niet om de precieze route, maar om de gebieden waarover niet wordt gevlogen.

De voorzitter: Mijnheer Omtzigt, dat is helemaal correct. Dat staat natuurlijk ook in het verslag, maar het is heel correct van uw kant dat u ons hierop wijst. Dank u wel.

Ik ga door naar de achtste toezegging:

  • De Kamer krijgt nadere informatie over de nazorg aan nabestaanden van niet-Nederlandse slachtoffers.

  • De Kamer krijgt informatie over het strafrechtelijke proces.

Dat was de laatste toezegging. Is hiermee gestand gedaan aan de gedane toezeggingen? Ik zie dat dit het geval is.

Ik sluit mij vanuit de gemeenschappelijke commissies, die in feite hier vandaag spreken, graag aan bij de woorden die uitgesproken zijn door de diverse collega» s. Ik wil u ook laten weten dat veel collega» s hier vandaag weliswaar niet aanwezig zijn, maar dat veel van deze 150 volksvertegenwoordigers vanmiddag wel hebben meegeluisterd. Veel van hen hebben ook de afgelopen dagen meegeluisterd, meegedacht en meegeleefd met zowel het zware werk dat de bewindslieden en hun medewerkers hebben verricht als met alle anderen die een bijdrage hebben geleverd. Dank daarvoor!

Ministers, ik zeg dit ook namens de voorzitters van de andere gemeenschappelijke commissies. Wij wensen u de komende periode, de komende weken heel veel kracht en sterkte toe. Ik sluit af met een woord van dank aan de ondersteuning van de Tweede Kamer, de griffier, de Dienst Verslag en Redactie en alle andere medewerkers. De Dienst Verslag en Redactie had gisteren echt in no time, in een paar uur, het verslag van de briefing al klaar.

Sluiting 18.20 uur.

Naar boven