Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 januari 2016
Tijdens de tweede termijn van de plenaire behandeling van de wetsvoorstellen ter ratificatie
van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, is op 14 januari
jl. door uw Kamer een aantal vragen gesteld met betrekking tot assistentiehonden (Handelingen II
2015/16, nr. 42, debat over het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap).
Met deze brief voldoe ik aan het verzoek van uw Kamer om deze informatie voor de stemmingen
van 19 januari te ontvangen.
Kamerlid mevrouw Keijzer vroeg of het weigeren van een assistentiehond onder strafbare
discriminatie valt. Het antwoord daarop luidt als volgt. Discriminatie wegens handicap
is strafbaar gesteld in artikel 429 quater, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht
(Sr). De rechter zal van geval tot geval beoordelen of het handelen van een persoon,
zoals een weigering van het toelaten van een assistentiehond, valt binnen die delictsomschrijving.
Ik wijs er daarbij wel op dat het strafrecht het sluitstuk is van de handhaving, en
dat tegen het weigeren van assistentiehonden handhavend door gemeenten kan worden
opgetreden wanneer zij een vervoerplicht hebben ingesteld op grond van de Wet Personenvervoer
2000.
Kamerlid mevrouw van Ark vroeg of assistentiehonden een juridische term is en of de
rechtspositie wijzigt als gevolg van het ingediende amendement nummer 20. Daarover
het volgende. Bij de redactie van wetgeving dient het spraakgebruik zoveel mogelijk
te worden gevolgd. Heeft een term een te weinig bepaalde betekenis, dan dient die
in de wet te worden gedefinieerd.
De term «assistentiehond» is naar het oordeel van het kabinet in het spraakgebruik
voldoende bepaald. Een assistentiehond (ook wel hulphond genoemd) is een hond die
een persoon met een handicap assistentie (hulp) verleent. Ook in de toelichting bij
het desbetreffende amendement (Kamerstuk 33 990, nr. 20) wordt het spraakgebruik gevolgd. Opmerking verdient dat ook met de termen «handicap»
en «chronische ziekte» in de Wgbh/cz het spraakgebruik is gevolgd. In de Wgbh/cz is
van deze termen geen definitie opgenomen. «In het algemeen spraakgebruik zijn deze
begrippen ook voldoende duidelijk.», aldus de memorie van toelichting (Kamerstuk 28 169, nr. 3, p. 24).
Als de term «assistentiehond» in de Wgbh/cz wordt opgenomen dan verandert daarmee
niets aan de positie van de assistentiehond in het recht. Wel is voorstelbaar dat
aansluiten bij het spraakgebruik de bewustwording op dit punt bevordert.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn