33 988 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Verzamelwet SZW 2015)

Nr. 11 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 22 september 2014

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In artikel VI, onderdeel G, wordt onder vernummering van subonderdeel 3 tot subonderdeel 4 een subonderdeel ingevoegd, luidende:

3. Aan het zevende lid wordt toegevoegd: en kan worden bepaald wat mede onder de werkgever, bedoeld in lid 5, wordt verstaan.

2

Na artikel VI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL VIB. CESSANTIAWET BES

In artikel 3, tweede lid, van de Cessantiawet BES wordt «artikel 1615k» vervangen door: artikel 1615fa.

3

Artikel IXA komt te luiden:

ARTIKEL IXA. PENSIOENWET

De Pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, in de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt «artikel 29, vijfde en negende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet.

B

In artikel 1, in de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt «artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, vijfde en elfde lid, van de Ziektewet.

C

Artikel 66, achtste lid, komt te luiden:

8. Het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag wordt telkens gewijzigd met ingang van 1 januari op basis van de consumentenprijsindex Alle Huishoudens, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De wijziging wordt bepaald door de procentuele wijziging die dat indexcijfer over de maand oktober, voorafgaand aan de aanpassing, heeft ondergaan ten opzichte van de maand oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Het gewijzigde bedrag wordt door of namens Onze Minister bekend gemaakt in de Staatscourant.

4

Voor «IXB. PENSIOENWET BES» wordt ingevoegd: ARTIKEL.

5

In artikel XI, onderdeel M, wordt «1. In artikel 47 wordt, onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, een lid ingevoegd, luidende:» vervangen door: Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede lid tot het derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:.

6

In artikel XIV wordt na onderdeel C een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

Artikel 3:15 vervalt.

7

In artikel XV wordt na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

Artikel 3:48 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot het derde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering in dienstbetrekking arbeid als bedoeld in het eerste lid verricht of heeft verricht, wordt het loon geacht te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan.

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. Het in het eerste lid, aanhef, genoemde tijdvak van vijf jaar vangt aan op de eerste dag waarop het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast. Indien diegene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en ten aanzien van wie het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast andere arbeid gaat verrichten, dan vangt een nieuw tijdvak als bedoeld in het eerste lid aan op de eerste dag dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanwege het verrichten van die andere arbeid wordt vastgesteld door toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. Bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het eerste lid, kan loon niet meer dan eenmaal in aanmerking worden genomen.

8

In artikel XVI wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot het derde tot en met zevende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering in dienstbetrekking arbeid als bedoeld in het eerste lid verricht of heeft verricht, wordt het loon geacht te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan.

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. Het in het eerste lid, aanhef, genoemde tijdvak van vijf jaar vangt aan op de eerste dag waarop het eerste lid, onderdeel a of b is toegepast. Indien diegene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en ten aanzien van wie het eerste lid, onderdeel a of b is toegepast andere arbeid gaat verrichten, dan vangt een nieuw tijdvak als bedoeld in het eerste lid aan op de eerste dag dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanwege het verrichten van die andere arbeid wordt vastgesteld door toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het eerste lid, kan loon niet meer dan eenmaal in aanmerking worden genomen.

9

Artikel XVII, onderdeel C, komt te luiden:

C

Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. Alvorens de korting, bedoeld in het eerste lid, wordt toegepast beschikt de werkgever over een verklaring van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank, het college van burgemeester en wethouders of een andere uitkeringsinstantie, dat de werknemer, bedoeld in het eerste of tweede lid, voorafgaande aan de datum van aanvang van de dienstbetrekking recht had op een uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, of voldoet aan het tweede lid.

2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. De werkgever bewaart de verklaring, bedoeld in het vierde lid, bij de loonadministratie.

10

Artikel XX, onderdeel Aa, komt te luiden:

Aa

Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid, wordt «Een ouder» vervangen door «Een ouder of zijn partner» en «artikel 1.6, eerste lid, onderdeel a of b,» door «artikel 1.6, eerste lid, onderdeel a of b, of derde lid, onderdeel a,».

2. Na het zesde lid worden twee leden toegevoegd:

7. Indien een ouder of zijn partner in het berekeningsjaar 2015 of 2016 werkloos wordt, behoudt hij in afwijking van het vijfde lid gedurende zes kalendermaanden dezelfde aanspraak op een kinderopvangtoeslag indien sprake is van omstandigheden als bedoeld in het vijfde lid.

8. Dit lid en het zevende lid vervallen met ingang van 1 januari 2017.

11

In artikel XXIV worden na onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 34a, vierde lid, wordt «artikel 29, negende lid, van die wet» telkens vervangen door: artikel 29, tiende lid, van die wet.

Ab

In artikel 34a, vierde lid, wordt «artikel 29, tiende lid, van die wet» telkens vervangen door: artikel 29, elfde lid, van die wet.

12

In artikel XXIV worden voor onderdeel Ea twee onderdelen ingevoegd, luidende:

E0a

In artikel 43d wordt «artikel 29, tiende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, elfde lid, van de Ziektewet.

E00a

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met zevende lid tot het derde tot en met achtste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. Indien degene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering in dienstbetrekking arbeid als bedoeld in het eerste lid verricht of heeft verricht, wordt het loon geacht te zijn genoten in het aangiftetijdvak waarover de werkgever of de inhoudingsplichtige van dat loon opgave heeft gedaan.

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. Het in het eerste lid, aanhef, genoemde tijdvak van vijf jaar vangt aan op de eerste dag waarop het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast. Indien diegene die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en ten aanzien van wie het eerste lid, onderdeel a of b, is toegepast andere arbeid gaat verrichten, dan vangt een nieuw tijdvak als bedoeld in het eerste lid aan op de eerste dag dat de arbeidsongeschiktheidsuitkering vanwege het verrichten van die andere arbeid wordt vastgesteld door toepassing van het eerste lid, onderdeel a of b.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. Bij de bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het eerste lid, kan loon niet meer dan eenmaal in aanmerking worden genomen.

13

In artikel XXXI worden voor onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:

00A

In artikel 1, eerste lid, in de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt «artikel 29, vijfde en negende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet.

0A

In artikel 1, eerste lid, in de definitie van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt «artikel 29, vijfde en tiende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, vijfde en elfde lid, van de Ziektewet.

14

In artikel XXXIII wordt voor onderdeel 00A een onderdeel ingevoegd, luidende:

000Aa

In artikel 43, onderdeel b, wordt «artikel 29, tiende lid, van de Ziektewet» vervangen door: artikel 29, elfde lid, van de Ziektewet.

15

Artikel XXXIV, onderdeel A, subonderdeel 5, komt te luiden:

5. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

7. In afwijking van de artikelen 673 en 673a van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat de transitievergoeding geheel of gedeeltelijk niet verschuldigd is gedurende een bepaalde periode en onder bepaalde voorwaarden, indien de werknemer wegens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht heeft op een vergoeding of voorziening, op grond van tussen de werkgever en de werknemer of verenigingen van werknemers voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdelen V en W, van deze wet gemaakte afspraken.

16

In artikel XXXVI wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het zevende lid komt te luiden:

7. Het ziekengeld, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b, c, en d, onder 2°, bedraagt 70% van het dagloon van verzekerde.

2. Onder vernummering van het achtste tot en met het dertiende lid tot negende tot en met veertiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

8. Het ziekengeld, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, onder 1°, en, in afwijking van het zevende lid, het ziekengeld, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, indien de verzekering op grond van deze wet is geëindigd, omdat de voor de verzekerde geldende uitkeringsduur, bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet, is verstreken, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 47, eerste lid, onderdeel b, van de Werkloosheidswet. Hierbij zijn de bepalingen met betrekking tot het dagloon, maandloon en inkomen van artikel 1b van de Werkloosheidswet en de daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing. Bij deze vaststelling blijft artikel 31, tweede lid, buiten toepassing met dien verstande dat het loon, bedoeld in artikel 30, tweede lid, aangemerkt wordt als inkomen als bedoeld in artikel 47 van de Werkloosheidswet.

17

In artikel XXXVI wordt na onderdeel E een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

In artikel 86a wordt «artikel 29, twaalfde lid» vervangen door: artikel 29, dertiende lid.

18

Artikel XXXVI, onderdeel F komt te luiden:

F

Artikel 102 komt te luiden:

Artikel 102

1. De artikelen 15 en 16 en de daarop berustende bepalingen en artikel 29, zevende lid, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel XXVIII, onderdeel A, van de Wet werk en zekerheid, blijven van toepassing met betrekking tot de werknemer wiens eerste dag van werkloosheid op grond van de Werkloosheidswet is gelegen voor die inwerkingtreding mits het recht op ziekengeld, bedoeld in artikel 29, tweede lid, is ontstaan voor de omzetting, bedoeld in artikel 130z, tweede lid of 130aa, eerste lid, van de Werkloosheidswet.

2. Artikel 29, achtste lid, is niet van toepassing met betrekking tot de werknemer wiens eerste dag van werkloosheid op grond van de Werkloosheidswet is gelegen voor de inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid, mits het recht op ziekengeld, bedoeld in artikel 29, tweede lid, is ontstaan voor de omzetting, bedoeld in artikel 130z, tweede lid of 130aa, eerste lid, van de Werkloosheidswet.

3. Dit artikel vervalt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

TOELICHTING

Onderdeel 1 (artikel VI, onderdeel G)

In het zevende lid van artikel 671a van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (7:671a BW) wordt de mogelijkheid gecreëerd om in een ministeriële regeling te bepalen wat in het vijfde lid van dat artikel mede onder «werkgever» kan worden verstaan. Dit biedt de mogelijkheid om, evenals ten aanzien van andere onderdelen van het ontslagrecht, te bewerkstelligen dat de bescherming tegen ontslag van werknemers die via een payrollbedrijf werkzaam zijn bij een werkgever niet afwijkt van de bescherming van werknemers die rechtstreeks in dienst zijn bij die werkgever.

Onderdeel 2 (artikel VIA)

In artikel 3, tweede lid, van de Cessantiawet BES wordt op dit moment nog verwezen naar het niet meer bestaande artikel 1615k van het Burgerlijk Wetboek BES. Met deze wijzigingsopdracht wordt deze verwijzing hersteld.

Onderdelen 3 (artikel IXA, onderdelen A en B), 11 (artikel XXIV, onderdelen Aa en Ab), 12 (artikel XXIV, onderdeel E0a), 13 (artikel XXXI, onderdelen 00A en 0A), 14 (artikel XXXIII, onderdeel 000Aa) en 17 (artikel XXXVI, onderdeel Ea)

Deze wijzigingen houden verband met enerzijds een technische aanpassing in verband met verkeerde verwijzingen. In een aantal wetten is nog een verwijzing opgenomen naar artikel 29, negende lid van de Ziektewet, waar eigenlijk verwezen had moeten worden naar het tiende lid. Deze aanpassingen zullen per 1 januari 2015 inwerking treden. Anderzijds bevatten deze onderdelen technische aanpassingen in verband met de vernummering van een aantal leden in artikel 29 van de Ziektewet (ZW) met ingang van 1 juli 2015 (zie de toelichting bij onderdelen 16 en 18).

Onderdeel 3 (artikel IXA, onderdeel C)

Deze wijziging was al opgenomen in onderdeel 46 van de eerste nota van wijziging.

Onderdelen 4 en 5 (artikel IVB en artikel XI, onderdeel M)

In deze onderdelen worden twee redactionele fouten hersteld.

Onderdeel 6 (artikel XIV, onderdeel D)

In dit onderdeel wordt een technische wijziging voorgesteld in verband met wijzigingen van de artikelen 100 en 115 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) op grond van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters. Per 1 januari 2014 is artikel II onderdelen K, onder 3 en R, onder 2 van die wijzigingswet in werking getreden waardoor uitkeringen op grond van hoofdstuk 3, afdeling 2 van de Wet arbeid en zorg (Wazo) vanaf dat moment geheel ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds komen. In artikel 3:15 van de Wazo wordt echter nog het Algemeen Werkloosheidsfonds genoemd, vandaar dat dit artikel met terugwerkende kracht moet vervallen met ingang van 1 januari 2014.

Onderdelen 7 (artikel XV, onderdeel Ea), 8 (artikel XVI, onderdeel Aa) en 12 (artikel XXIV, onderdeel E00a)

Indien een uitkeringsgerechtigde op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) (gerechtigde op grond van hoofdstuk 3), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) arbeid in een dienstbetrekking verricht of heeft verricht, moet het UWV op basis van de geldende jurisprudentie, bij de schatting van de fictieve mate van arbeidsongeschiktheid op grond van het eerste lid van de artikelen 3:48 van de Wajong, 58 van de WAZ en 44 van de WAO vaststellen hoe hoog het loon was waarop de uitkeringsgerechtigde recht had over de dagen dat hij arbeid heeft verricht. Dit wordt ook wel aangeduid als de zogenoemde loon-over systematiek. Het UWV kan daardoor de hoogte van het loon niet vaststellen met behulp van de polisadministratie, omdat werkgevers bij de loonaangifte kunnen kiezen tussen de loon-in (dat wil zeggen dat het loon wordt opgegeven in het aangiftetijdvak waarin het is betaald) of loon-over systematiek, terwijl in de polisadministratie niet kan worden onderkend welke systematiek door de werkgever is gebruikt. Door de voorgestelde wijzigingen in het tweede lid van de artikelen 3:48 van de Wajong, 58 van de WAZ en artikel 44 van de WAO kan het UWV voortaan zonder meer voor de vaststelling van het loon in een bepaald aangiftetijdvak uitgaan van het loon dat door de werkgever in dat tijdvak is opgegeven. Dit stelt het UWV in staat om de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering grotendeels geautomatiseerd te berekenen met behulp van de gegevens in de polisadministratie, met besparingen op de uitvoeringskosten van dien.

Door de aanpassing in de derde leden van de genoemde artikelen wordt bewerkstelligd dat de letterlijke tekst van deze derde leden (nieuw) in overeenstemming is met het beoogde doel zoals opgenomen in de eerste leden. De bedoeling van die leden is dat het UWV een uitkeringsgerechtigde gedurende vijf jaar niet hoeft te herbeoordelen, ondanks dat deze arbeid verricht en daarmee zoveel verdient dat diens mate van arbeidsongeschiktheid zou moeten worden verlaagd (zie artikel 9, onderdeel h, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten). Op grond van de letterlijke tekst van de huidige tweede leden van de artikelen 3:48 van de Wajong, 58 van de WAZ en 44 van de WAO, vangt voornoemde termijn van vijf jaar aan als de betrokkene arbeid gaat verrichten. Als de betrokkene daarmee echter niet zoveel verdient dat zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering zou moeten worden verlaagd, dan hoeft hij sowieso niet te worden herbeoordeeld. Het eerste lid van de artikelen 3:48 van de Wajong, 58 van de WAZ en 44 van de WAO is in dat geval dan ook niet van toepassing. Voornoemde termijn van vijf jaar dient daarom alleen aan te vangen als een WAO-,WAZ- of Wajong-gerechtigde arbeid verricht én daarmee zoveel verdient dat de toepassing van de genoemde eerste leden tot verlaging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering leidt.

Het nieuwe negende lid van de artikelen 3:48 van de Wajong en 44 van de WAO en het nieuwe achtste lid van artikel 58 van de WAZ is opgenomen om te voorkomen dat door het nieuwe tweede lid van voornoemde artikelen een bepaald loon meer dan één keer met de uitkering wordt «verrekend» via de in het eerste lid van dat artikel genoemde methode. Het kan zich bijvoorbeeld voordoen dat van een bepaald loon door de werkgever in januari 2015 aangifte is gedaan, terwijl dat loon is bedoeld als tegenprestatie voor arbeid die de werknemer in december 2014 heeft verricht. Op grond van de huidige regels dient dit loon met de Wajong-, WAZ- of WAO-uitkering over december 2014 te worden «verrekend». Op grond van de in dit onderdeel voorgestelde wijzigingen zou, na inwerkingtreding, dit loon vervolgens óók met de uitkering over januari 2015 moeten worden «verrekend» omdat dan immers de polisadministratie leidend is en daarin is de aangifte gedaan in januari. Door het nieuwe negende lid (achtste lid voor de WAZ) wordt dit laatste voorkomen.

De voorgestelde wijzingen kennen over een langere periode gerekend geen inkomenseffecten. Wel is het incidenteel in individuele gevallen mogelijk dat er van maand op maand een inkomenseffect optreedt, aangezien het mogelijk is dat een verrekening in een andere maand plaatsvindt dan voorheen gebeurd zou zijn. Met deze wijziging worden per jaar € 8 miljoen aan uitvoeringskosten bespaard. Ook de uitkeringslasten zullen dalen, aangezien overgegaan wordt van een handmatig naar een grotendeels geautomatiseerd proces dat minder foutgevoelig is. De omvang van deze besparing op de uitkeringslasten is niet bekend.

Voor burgers betekent het voorstel een vermindering van de administratieve lasten. Werkende WAO-, WAZ-, en Wajong-gerechtigden hoeven niet langer maandelijks hun loonstrookje op te sturen naar het UWV. De jaarlijkse administratieve lasten nemen hierdoor af met ca. 400 duizend uur (12 maal ca. 20 minuten per gerechtigde en, naar schatting, ruim 100 duizend werkenden in 2016). Omdat de WAO, WAZ en hoofdstuk 3 van de Wajong aflopende regelingen zijn, is deze afname niet structureel. Op de administratieve lasten van werkgevers heeft deze maatregel geen effect. Voor de inkomsten wordt de polisadministratie gebruikt die sowieso al gevuld wordt door de werkgevers van deze gerechtigden.

In mijn brief van 9 september 2014 (kenmerk 2014-0000089225) over de dienstverlening van het UWV is reeds aangekondigd dat beoogd is dat het UWV vanaf 1 januari 2015 over gaat op voornoemde nieuwe wijze van inkomstenverrekening bij de WAO, hoofdstuk 3 van de Wajong en de WAZ, waarbij het loon genoten naast de uitkering uit de polisadministratie worden gehaald. De voorgestelde wijziging in deze onderdelen zijn nodig om deze werkwijze te kunnen realiseren.

Onderdeel 9 (artikel XVII, onderdeel C)

De wijziging van dit onderdeel is niet inhoudelijk maar betreft een technische aanpassing in verband met de wijziging van artikel 47 van de Wfsv bij de Invoeringswet Participatiewet waarmee ten onrechte geen rekening was gehouden.

Onderdeel 10 (artikel XX, onderdeel Aa)

De eerste wijziging in artikel 1.6 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) is in de eerste nota van wijzing, onderdeel 78, reeds toegelicht (waarnaar kortheidshalve wordt verwezen).

Het nieuw voorgestelde zevende lid houdt een tijdelijke wijziging in van artikel 1.6, vijfde lid, van de Wko. Deze maatregel is voortgekomen uit het begrotingsakkoord en dient op 1 januari 2015 in werking te treden. Op dit moment behoudt een ouder of zijn partner drie maanden het recht op kinderopvangtoeslag nadat hij/zij werkloos is geworden. De termijn wordt tijdelijk verlengd naar zes maanden indien een ouder of zijn partner werkloos wordt in het berekeningsjaar 2015 of 2016. Een periode van zes maanden sluit beter aan bij de gemiddelde zoekduur naar een nieuwe baan. Met name nu de economie nog aan het herstellen is en werkloosheid hoog is, hebben ouders en hun partners baat bij deze maatregel. Ouders en hun partners krijgen langer de kans gebruik te maken van kinderopvang tijdens het zoeken naar een nieuwe baan. Deze verlening van de termijn is van tijdelijke aard. Gelet hierop is in het achtste lid opgenomen dat de verlenging van deze termijn per 1 januari 2017 weer vervalt. De stijging van de uitgaven aan kinderopvangtoeslag als gevolg van het tijdelijk verlengen van de werkloosheidstermijn van drie naar zes maanden bedraagt circa € 17 miljoen per jaar.

Onderdeel 15 (artikel XXXIV, onderdeel A)

In artikel XXII, zesde lid, van de Wet werk en zekerheid (Wwz) is een overgangsregeling opgenomen voor de transitievergoeding, met als doel om dubbele betalingen te voorkomen. Op grond van afspraken in bijvoorbeeld een sociaal plan of afspraken met een individuele werknemer, kan de werkgever gehouden zijn om bij het einde van de arbeidsovereenkomst een vergoeding te betalen of bepaalde voorzieningen zoals een outplacementtraject aan te bieden. Aangezien de werkgever per 1 juli 2015 ook een transitievergoeding verschuldigd is, is in artikel XXII, zesde lid, van de Wwz bepaald dat vergoedingen die de werkgever verschuldigd is op grond van afspraken die zijn gemaakt vóór 1juli 2015 en opeisbaar zijn ná 1 juli 2015, tijdelijk in mindering kunnen worden gebracht op de transitievergoeding. Daarvoor is het echter wel noodzakelijk dat dergelijke reeds bestaande afspraken op geld gewaardeerd kunnen worden. Dat blijkt niet altijd het geval, bijvoorbeeld als het gaat om suppletie- of wachtgeldregelingen. Daarom wordt voorgesteld de delegatiegrondslag in artikel XXII, zesde lid, van de Wwz te wijzigen, in die zin dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald kan worden dat de transitievergoeding tijdelijk geheel of gedeeltelijk niet verschuldigd is wanneer de werkgever is gebonden aan afspraken die voor 1 juli 2015 zijn gemaakt over vergoedingen of voorzieningen waar de werknemer wegens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst recht op heeft.

Onderdelen 16 en 18 (artikel XXXVI, onderdelen Aa en F)

In de Wwz en de daarop gebaseerde lagere regelgeving wordt vanaf 1 juli 2015 geregeld dat als een uitkeringsgerechtigde op grond van de Werkloosheidswet (WW) ziek wordt, en na 13 weken recht krijgt op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), het ziekengeld overeenkomstig de systematiek van de WW wordt vastgesteld. Het kan echter ook voorkomen dat het recht op uitkering op grond van de WW is geëindigd en de uitkeringsgerechtigde binnen vier weken na die beëindiging ziek wordt. In dat geval is er sprake van «nawerking» en heeft de voormalig WW-gerechtigde ook recht op een uitkering op grond van de ZW. Dat recht is dan gebaseerd op artikel 46 van de ZW. Om ervoor te zorgen dat ook in deze gevallen, na inwerkingtreding van de Wwz, het ziekengeld wordt vastgesteld overeenkomstig de WW-systematiek, wordt een nieuw zevende en achtste lid voorgesteld. De bepaling dat bij nawerking op grond van de WW het ziekengeld wordt vastgesteld overeenkomstig de WW-systematiek is toegevoegd en in een nieuw achtste lid opgenomen (voorheen het zevende lid).

Het zevende lid regelt wanneer het ziekengeld 70% van het dagloon bedraagt. Op grond van het achtste lid wordt ten aanzien van de vooromschreven situatie van nawerking vervolgens een uitzondering gemaakt. Het achtste lid is daarmee relevant voor de persoon wiens WW-uitkering is geëindigd, maar die binnen vier weken na dat moment ziek is geworden. Dat gold al voor de zieke WW-gerechtigde. Maar in beide gevallen is het achtste lid alleen van toepassing als het desbetreffende WW-recht is of was ontstaan na 1 juli 2015. Het bepaalde in de laatste zin van het nieuw voorgestelde achtste lid was reeds opgenomen in het zevende lid (zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van de Wwz).

In verband met bovenstaande is ook het overgangsrecht in artikel 102 van de ZW aangepast. Het nieuwe zevende en achtste lid van artikel 29 van de ZW zijn gericht op uitkeringsgerechtigden wier eerste werkloosheidsdag is gelegen na 1 juli 2015, na de inwerkingtreding van de relevante onderdelen van de Wwz. Om te voorkomen dat de oude en nieuwe vaststellingssystematieken door elkaar lopen, was in artikel 102 van de ZW opgenomen dat het zevende lid niet van toepassing is als er sprake is van een WW-recht waarvan de eerste werkloosheidsdag is gelegen voor 1 juli 2015. In dit overgangsartikel wordt nu bepaald dat dit geldt voor zowel het nieuwe zevende als het nieuwe achtste lid. In die gevallen blijft de oude dagloonsystematiek van toepassing. Dit laatste leidt alleen uitzondering als er sprake is van een zogenaamde «conversie» op grond van de WW (artikelen 130z, tweede lid of 130aa, eerste lid) omdat daarna een «nieuw» recht geacht wordt te zijn ontslaan. Vanaf dat moment dienen beide voornoemde leden van artikel 29 ZW wel onverkort toegepast te worden.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven