33 966 Wijziging van de Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting

Nr. 27 AMENDEMENT VAN HET LID VERHOEVEN C.S.

Ontvangen 9 december 2014

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In artikel I, onderdeel C, onder 1, komt onderdeel a te luiden:

a. komt de begripsomschrijving van «autoriteit» te luiden:

autoriteit:

Autoriteit woningcorporaties, bedoeld in artikel 60, eerste lid;.

II

Artikel I, onderdeel AY, komt te luiden:

AY

In artikel I, onderdeel B, wordt artikel 61c van de Woningwet vervangen door vijf artikelen, luidende:

Artikel 60

  • 1. Er is een Autoriteit woningcorporaties, die onder Onze Minister ressorteert.

  • 2. Onze Minister geeft met betrekking tot de uitoefening van de ingevolge het bij of krachtens deze wet bepaalde aan de autoriteit toekomende bevoegdheden uitsluitend in schriftelijke vorm zijn aanwijzingen, onder mededeling daarvan aan beide kamers der Staten-Generaal.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing op aanwijzingen die betrekking hebben op beheersmatige aspecten van de autoriteit.

Artikel 61

  • 1. Het toezicht op de toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen is opgedragen aan de autoriteit.

  • 2. Het toezicht richt zich op de volgende onderwerpen:

    • a. de rechtmatigheid van het handelen en nalaten van de toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen;

    • b. de governance en de integriteit van beleid en beheer van de toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen;

    • c. het behoud van de financiële continuïteit van de toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen;

    • d. het beschermen van het maatschappelijk bestemd vermogen van de toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen;

    • e. de solvabiliteit en de liquiditeit van de toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen;

    • f. de kwaliteit van het financieel risicomanagement, het financieel beheer, de financiële aansturing en de financiële verantwoording van de toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen;

    • g. de compensatie, waaronder mede is begrepen de naleving van artikel 48, alsmede artikel 49, eerste en tweede lid, dan wel van de artikelen 49, eerste lid, 25b, eerste lid, van de Mededingingswet, en de andere situaties waarin toegelaten instellingen of samenwerkingsvennootschappen meer compensatie zouden kunnen ontvangen dan hen toekomt.

  • 3. Het toezicht omvat de volgende taken:

    • a. het risicogericht beoordelen van het beleid en beheer van de toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen, en het aan hen doen toekomen van dat oordeel;

    • b. het risicogericht beoordelen van het functioneren van de toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen in het algemeen en

    • c. het desgevraagd en uit eigen beweging informeren van Onze Minister over ontwikkelingen omtrent de toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen die in het belang van het toezicht zijn, en het op grond daarvan doen van voorstellen.

  • 4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen aan de autoriteit andere onderwerpen en taken worden opgedragen in het kader van het toezicht op toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen.

  • 5. Onze Minister verleent de autoriteit mandaat om de aanwijzingen te geven en de maatregelen te nemen, bedoeld in de artikelen 48, zevende lid, 61d tot en met 61g, 104a, eerste lid, 105, eerste lid, en 120b.

  • 6. Indien een college van burgemeester en wethouders Onze Minister of de autoriteit verzoekt maatregelen te nemen of te bevorderen waartoe hij of zij ingevolge deze afdeling bevoegd is, is hij of zij gehouden naar aanleiding van dat verzoek een besluit te nemen.

Artikel 61a

  • 1. De autoriteit stelt jaarlijks een jaarwerkplan vast. Het jaarwerkplan behoeft de goedkeuring van Onze Minister.

  • 2. Onze Minister zendt het jaarwerkplan aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Artikel 61b

  • 1. De autoriteit oefent het toezicht onafhankelijk van de ontwikkeling en de uitvoering van het rijksbeleid op het terrein van de toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen uit.

  • 2. De autoriteit bepaalt zelfstandig de gegevens en inlichtingen van toegelaten instellingen en de dochtermaatschappijen die voor de uitoefening van haar taken noodzakelijk zijn.

  • 3. Onze Minister geeft geen aanwijzingen met betrekking tot de oordelen, bedoeld in artikel 61, derde lid.

  • 4. De autoriteit maakt de oordelen, bedoeld in artikel 61, derde lid onderdeel a openbaar. De oordelen, bedoeld in artikel 61, derde lid onderdeel b, worden aan Onze Minister aangeboden en door hem onverwijld en in ongewijzigde vorm, in voorkomend geval voorzien van zijn bevindingen, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden of door de autoriteit zelf openbaar gemaakt.

Artikel 61c

De kosten die gemoeid zijn met de uitoefening van het toezicht en met de ingevolge de artikelen 48, zevende lid, 61d tot en met 61h, 104a, eerste lid, 105, eerste lid, en 120b gegeven aanwijzingen en genomen maatregelen, komen, overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur daaromtrent te geven voorschriften, voor rekening van de toegelaten instellingen.

III

In artikel I, onderdeel BN, onderdeel Da, onder 1, wordt in het eerste lid na «aangewezen» ingevoegd: bij de autoriteit werkzame.

Toelichting

Het amendement strekt ertoe bij wet een Autoriteit Woningcorporaties in te stellen. Deze autoriteit heeft als taak toezicht te houden op de toegelaten instellingen volkshuisvesting en hun dochtermaatschappijen. In artikel 61 worden de onderwerpen genoemd waarop het toezicht zich richt en de taken die het toezicht omvat. Onder governance wordt daarbij ook begrepen de wijze waarop de corporatie samenwerkt met stakeholders, waaronder bijvoorbeeld de gemeente.

Bij de toezichtbeoordelingen kan worden onderscheiden tussen beoordelingen van individuele toegelaten instellingen (artikel 61, derde lid sub a) en beoordelingen van het beeld of de risico’s van de corporatiesector als geheel (artikel 61, derde lid sub b).

De autoriteit krijgt handhavingsbevoegdheden richting individuele toegelaten instellingen gemandateerd. Het betreft hier onder meer het kunnen geven van een aanwijzing, het opleggen van voorafgaande goedkeuring van bepaalde handelingen, het aanstellen van een externe toezichthouder, en het opleggen van een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete.

De autoriteit stelt zelf een inhoudelijk jaarwerkplan voor het toezicht op, dat wordt goedgekeurd door de Minister. De Minister blokkeert daarbij geen onderzoeksvoorstellen van de autoriteit. Wel kan hij de autoriteit aanvullend opdracht geven onderzoeken uit te voeren, bijvoorbeeld ter uitvoering van verzoeken van het parlement. Het jaarwerkplan wordt door de Minister naar de Staten-Generaal gezonden.

Met het oog op de onafhankelijke positionering en taakuitoefening van de autoriteit zijn verschillende waarborgen in het amendement opgenomen:

  • De autoriteit oefent het toezicht onafhankelijk van de ontwikkeling en uitvoering van rijksbeleid op het terrein van toegelaten instellingen en dochtermaatschappijen uit. Dit betekent dat de autoriteit in organisatie en aansturing gescheiden wordt gepositioneerd van het beleidsonderdeel van het departement en rechtstreeks toegang heeft tot de Minister.

  • De autoriteit bepaalt zelfstandig de informatiebehoefte die nodig is voor de uitoefening van haar taken. Nut en noodzaak van de gegevensopvraag worden hierbij onderbouwd en de opvraag dient te geschieden met zo min mogelijk administratieve lasten voor toegelaten instellingen.

  • Indien de Minister aanwijzingen wil geven aan de autoriteit doet hij dit slechts in schriftelijke vorm onder mededeling daarvan aan beide kamers der Staten-Generaal. Deze vereisten gelden niet voor aanwijzingen die betrekking hebben op beheersmatige aspecten van de autoriteit (i.c. de inrichting van de PIOFACH bedrijfsvoeringsfuncties).

  • De aanwijzingen kunnen in geen geval betrekking hebben op de toezichtbeoordelingen van de autoriteit, noch op de wijze waarop en de methoden waarmee deze oordelen tot stand komen.

  • Rapporten betreffende individuele toegelaten instellingen worden door de autoriteit openbaar gemaakt. Algemene rapporten betreffende de sector worden door de autoriteit aangeboden aan de Minister. Die zendt deze – al dan niet voorzien van zijn bevindingen – onverwijld en in ongewijzigde vorm naar de Tweede Kamer, of worden door de autoriteit zelf openbaar gemaakt. Indien de Kamer dit wenst kan de directie van de autoriteit via de Minister worden uitgenodigd om toelichting en uitleg te geven bij toezichtbevindingen, bijvoorbeeld in een hoorzitting.

De kosten van het toezicht en van de inzet handhavingsbevoegdheden worden gedragen door de toegelaten instellingen. De capaciteit van het toezicht dient voldoende te zijn toegesneden op de taken van de autoriteit. In de begroting zal worden opgenomen welke capaciteit voor het komende jaar beschikbaar is, zodat hierover ook het overleg met de Tweede Kamer kan plaatsvinden.

Verhoeven Van der Linde Monasch Knops Karabulut Schouten Bisschop

Naar boven