De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
Aan artikel 16.34, derde lid, wordt een volzin toegevoegd luidende: Bij algemene maatregel
van bestuur worden de categorieën van gevallen aangewezen, waarin sprake is van kleine
gebieden en kleine wijzigingen.
Toelichting
Artikel 16.34, derde lid, van het wetsvoorstel regelt dat voor kleine gebieden op
lokaal niveau of voor kleine wijzigingen van een plan of programma het bevoegd gezag
alleen dan een milieueffectrapport opstelt als dat plan of programma aanzienlijke
milieueffecten kan hebben.
De zinsneden in het wetsvoorstel zijn gelijkluidend aan artikel 3, derde lid, van
de Smb-richtlijn. Onduidelijk is echter wat onder «kleine gebieden op lokaal niveau»
of «kleine wijzigingen» wordt verstaan. In de Guidance van de Europese Commissie over
de Smb-richtlijn wordt uiteengezet dat dit per lidstaat uitgewerkt moet worden zodat
rekening gehouden kan worden met de verschillen tussen de lidstaten1; wat klein is voor de ene lidstaat hoeft dat immers voor een andere niet te zijn.
Bovendien kan de wijziging zelf klein zijn, maar kunnen de effecten groot zijn. Zo
kan het toestaan van een biovergister in een plan een kleine wijziging van een bestemmingsplan
buitengebied zijn, waarvan de gevolgen in cumulatie groot kunnen zijn. Een ander voorbeeld
is het vaststellen van een conserverend plan, waarbij niet-benutte vergunningsruimte
opnieuw wordt bestemd. Ook kan het gaan om de wijziging van een klein gedeelte van
het bestemmingsplan, waarbij bijvoorbeeld een afvalverbrandingsinstallatie met mogelijk
grote milieugevolgen wordt toegestaan. Als over dergelijke gevallen geen duidelijkheid
bestaat, kan dit tot grote verschillen in de uitvoering leiden. Dit betekent dat voor
bedrijven per gemeente moet worden gekeken of eenzelfde activiteit als een kleine
wijziging afgedaan wordt.
Dit amendement voorziet er in dat in een algemene maatregel van bestuur nader wordt
aangegeven wanneer sprake is van kleine gebieden en kleine wijzigingen, zodat de rechtspraktijk
dit niet zelf hoeft in te vullen en er voldoende rechtszekerheid en duidelijkheid
aan overheden, burgers en bedrijven wordt gegeven.
Bij de uitwerking in een algemene maatregel van bestuur zou aangesloten kunnen worden
bij de drempelwaarden in het huidige onderdeel D van het Besluit m.e.r. Deze drempelwaarden
zijn sinds de veroordeling van Nederland door het Europese Hof (HvJEU 15 oktober 2009,
C-255/08) indicatief geworden. Zij geven voor de praktijk een duidelijk houvast wat
in ieder geval niet onder de uitzondering van kleine wijzigingen en kleine gebieden
moet worden verstaan. Of onder die drempelwaarde toch een plan-m.e.r. moet worden
gedaan kan vanzelfsprekend worden beoordeeld aan de hand van de criteria van bijlage
II van de Smb-richtlijn.
Dik-FaberVan Veldhoven