33 962 Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)

Nr. 165 NADER GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN VELDHOVEN EN DIK-FABER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 112

Ontvangen 1 juli 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel 16.43 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 16.43 (voornemen, kennisgeving en participatie)

2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Het bevoegd gezag geeft zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk op het moment dat het toepassing geeft aan artikel 16.44, kennis van het voornemen tot:

    • a. het aanvragen van een besluit als bedoeld in artikel 16.41, eerste lid, waarvoor een milieueffectrapport moet worden gemaakt,

    • b. het nemen van een ambtshalve te nemen besluit als bedoeld in artikel 16.41, eerste lid, waarvoor een milieueffectrapport moet worden gemaakt.

  • 3. Artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op de kennisgeving, bedoeld in het tweede lid, waarbij een ieder in de gelegenheid wordt gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. De zienswijzen kunnen alleen betrekking hebben op de gewenste reikwijdte en het gewenste detailniveau van de informatie die op grond van de maatregel, bedoeld in artikel 16.50, eerste lid, in het milieueffectrapport moet worden opgenomen.

II

Artikel 16.44 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Op verzoek van de aanvrager om een besluit brengt het bevoegd gezag» vervangen door: Het bevoegd gezag brengt.

2. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2a. Het bevoegd gezag raadpleegt voor een ambtshalve te nemen besluit de bestuursorganen en instanties, bedoeld in artikel 16.34, vijfde lid, onder a en b, over de reikwijdte en het detailniveau van de informatie voor het milieueffectrapport.

Toelichting

Alle evaluaties van besluitvormingsprocedures, waaronder die van de «sneller en beter»-aanpak van de Commissie Elverding, wijzen uit dat vroege participatie van stakeholders het draagvlak voor plannen en projecten vergroot en daarmee het proces van besluitvorming versnelt. Daarom wordt met dit amendement bepaald dat het bevoegd gezag altijd een advies uitbrengt over de reikwijdte en het detailniveau van de informatie die het MER dient te bevatten, zoals in de huidige procedures ook geregeld is, en dat de mogelijkheid wordt geboden om bij een project met mogelijk aanzienlijke gevolgen voor de leefomgeving zienswijzen in te dienen over de gewenste reikwijdte en het gewenste detailniveau van de informatie die het milieueffectrapport (MER) voor dat project dient te bevatten. Door de toevoeging aan het slot van het tweede lid van de zinsnede «waarvoor een milieueffectrapport moet worden gemaakt», is duidelijk dat dit lid alleen van toepassing is als het een besluit als bedoeld in artikel 16.41, eerste lid, onder a of onder b, betreft waarvoor is beslist dat een MER gemaakt moet worden. Als het bevoegd gezag pas na de aanvraag een beslissing neemt over de vraag of er een milieueffectrapport moet worden gemaakt, wordt de aanvraag op grond van artikel 16.47, vierde lid, afgewezen als er een MER gemaakt moet worden. Er zal dan een nieuwe aanvraag gedaan moeten worden, waarbij artikel 16.43, tweede lid, vervolgens wel van toepassing is.

Door belanghebbenden op serieuze wijze te betrekken, kan weerstand mogelijk worden weggenomen en draagvlak voor het project worden vergroot. Omdat in het beginstadium vaak niet duidelijk is wie als belanghebbend moet worden aangemerkt, is er voor gekozen om een ieder in de gelegenheid te stellen zienswijzen in te dienen. Dit voorkomt dat een besluit waarvoor een project-mer wordt voorbereid en waartegen beroep openstaat bij de rechter, onderuit gaat wegens het meenemen van een zienswijze van een niet-belanghebbende of het niet meenemen van een zienswijze van een belanghebbende bij het advies over de reikwijdte en het detailniveau van de informatie die het MER dient te bevatten.

In geval er sprake is van een projectbesluit waarvoor een verkenning wordt doorlopen op grond van artikel 5.46, wordt een ieder op grond van artikel 5.45, derde lid, in de gelegenheid gesteld om mogelijke oplossingen voor de opgave voor te dragen. In geval voor dit project ook een MER moet worden gemaakt, kan de zienswijze over de mogelijke oplossingen gelijk opgaan met de in dit amendement voorgestelde procedure voor de zienswijzen met betrekking tot de reikwijdte en het detailniveau van de MER.

Van Veldhoven Dik-Faber

Naar boven