33 962 Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)

Nr. 108 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN SMALING EN DIK-FABER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 87

Ontvangen 24 juni 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Na artikel 4.19 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.19a (ernstige ontsiering)

Het uiterlijk van een bestaand bouwwerk mag niet in ernstige mate afbreuk doen aan de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

Toelichting

De Omgevingswet kent niet langer «redelijke eisen van welstand» als zelfstandige weigeringsgrond voor omgevingsvergunningen. De zorg voor het uiterlijk van bouwwerken is geïntegreerd in het omgevingsplan, en niet langer dwingend voorgeschreven, maar langs de lijn van artikel 4.19 kan facultatief op dezelfde wijze gewerkt worden als thans nog dwingend is voorgeschreven.

De huidige bepaling in artikel 12 van de Woningwet, die verbiedt dat een bestaand gebouw «in ernstige strijd is met redelijke eisen van welstand», ziet echter niet op het verlenen van omgevingsvergunningen, maar op het beëindigen van situaties waarin een bestaand gebouw een wanstaltig uiterlijk krijgt, en daardoor afbreuk doet aan de gewenste omgevingskwaliteit. Een dergelijk exces in het uiterlijk kan het gevolg zijn van vergunningvije werkzaamheden, maar ook van het langdurig nalaten van adequaat onderhoud, waardoor verloedering en op den duur wanstaltigheid ontstaat.

Artikel 12 van de Woningwet wordt met succes toegepast door gemeenten in aanschrijvingsprocedures die beogen een einde te maken aan ernstige verwaarlozing van gebouwen. Het is wenselijk dat de ook Omgevingswet deze mogelijkheid biedt. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de terminologie van artikel 4.19, waar niet langer sprake is van welstandseisen, maar eisen aan het uiterlijk van bouwwerken.

Smaling Dik-Faber

Naar boven