33 942 Rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen 2013 en bij de Nationale verklaring 2014

Nr. 15 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 16 juni 2014

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het rapport van de Algemene Rekenkamer van 21 mei 2014 bij het jaarverslag over het Ministerie van Buitenlandse Zaken 2013, onderdeel Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 33 942, nr.1).

De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 12 juni 2014. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Wat is de reden voor de toegenomen fte’s in 2013?

Antwoord 1

De toename is te verklaren door de overkomst van het Directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische zaken naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Vraag 2

Zijn de voorwaarden voor succesvolle vermindering van de interne beheerslast voldoende aanwezig in de bedrijfsvoering van het Ministerie van Buitenlands Zaken?

Antwoord 2

Zoals de Algemene Rekenkamer opmerkt, biedt de staat van de bedrijfsvoering van het ministerie een solide basis voor ingrijpende verandertrajecten. In het kader van de modernisering van de diplomatie is ruime aandacht voor het verminderen van de beleids- en beheerslast, voor het eenduidig beleggen van de inhoudelijke aansturing van posten en voor het integraal ondersteunen van de dienstverlening aan posten. Hierbij zijn aanpassingen in de bedrijfsvoering van het ministerie, zoals het stroomlijnen van de informatievoorziening en het investeren in ICT-faciliteiten, noodzakelijk.

Vraag 3

Op welke wijze zou de aansturing van de posten vormgegeven moeten worden?

Antwoord 3

Het postennet vervult een cruciale rol voor de Rijksoverheid in het behartigen van Nederlandse belangen in het buitenland. Het is een uniek strategisch instrument. Om die reden staat de inzet van het postennet centraal in de hervorming en verdere modernisering van de diplomatie.

In dit kader wordt landen- en regiokennis gebundeld in een regiopool waar de inhoudelijke samenwerking met de posten verder wordt versterkt en vormgegeven. De verantwoordelijkheid voor deze inhoudelijke aansturing van de posten is inmiddels belegd bij de Directeur Generaal Politieke Zaken. Inzet hierbij is een heldere inhoudelijke aansturing op hoofdlijnen vanuit het departement. De Directie Bedrijfsvoering zal zorgdragen voor integrale ondersteuning van en dienstverlening aan de posten op het gebied van bedrijfsvoering, in goede samenhang met de regiopool. Het doel is om posten maximaal te ontzorgen door minimale beheerslast. Ook interdepartementaal wordt ingezet op integrale sturing, onder andere door de CoRIA.

Vraag 4

Wat zou het effect zijn van het bieden van ruimte aan de posten om regionaal te gaan opereren? Wat wordt hiermee beoogd en op welke wijze zou hier invulling aan gegeven kunnen worden?

Antwoord 4

De verwachting is dat verdergaande regionale beleidssamenwerking tussen posten en met externe partijen rond prioritaire thema’s of belangen:

  • zal leiden tot diepgaander, regionaal inzicht in grensoverschrijdende vraagstukken, door het samentrekken (poolen) van de vakkennis en intelligence van posten;

  • zal resulteren in kwalitatief betere, volledigere en sneller verkregen informatie over interessante economische ontwikkelingen en kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven;

  • posten in staat zal stellen sneller, flexibeler en effectiever in te spelen op regionale vraagstukken;

  • de onderlinge afstemming tussen posten zal verbeteren;

    • 1. dé manier is om het beste te halen uit de beleidsinzet van het reeds sterk ingekrompen postennet, waarin een groot aantal posten bestaat uit niet meer dan één of twee uitgezonden medewerkers.

Overigens is de bedrijfsvoering van posten al grotendeels geregionaliseerd waarmee belangrijke winst op het gebied van efficiëntie en effectiviteit is geboekt.

In de Kamerbrief «Voor Nederland, wereldwijd» over modernisering van de Nederlandse diplomatie en het postennet in het buitenland (28 juni 2013, Kamerstuk 32 734, nr. 15) wordt onder meer in verband met de verwachte kwaliteitsslag aangekondigd dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken verder zal experimenteren met regionalisering. Hieraan zal invoering worden gegeven door enkele pilot projecten waarin posten geselecteerde prioritaire politieke en economische thema’s en vraagstukken gezamenlijk op regionaal niveau behandelen.

Vraag 5

In hoeverre is er nu sprake van overcapaciteit bij panden? Welke omvang heeft dit?

Antwoord 5

Er zijn twee aspecten die een over- of ondercapaciteit in het BZ pandenbestand bepalen:

  • 1. Reguliere leegstand in het pandenbestand. Deze is nu beperkt. Het aantal werkplekken wordt bepaald aan de hand van de daadwerkelijke bezetting. Het aantal medewerkers dat in dienst is van BZ in het buitenland – de hoeveelheid benodigde werkplekken – daalde in 2013 met 85 personen.

  • 2. Nieuw vastgoedbeleid. Het Nieuwe Werken (HNW) geldt in dit kader als uitgangspunt voor de posten. Hierdoor kan er op termijn een overcapaciteit in het pandenbestand ontstaan, wanneer HNW-gerelateerde maatregelen daadwerkelijk worden doorgevoerd en daardoor minder werkplekken nodig zullen zijn. Aangezien maatwerk per locatie is geboden, kan er op dit moment geen goede inschatting van eventuele toekomstige overcapaciteit gemaakt worden.

Vraag 6

Kan worden toegelicht welke onduidelijkheden de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector bevat en hoe dit ervoor kan zorgen dat de wet op het aspect inhuur derden niet altijd kan worden nageleefd? Wat zijn hiervan de gevolgen?

Antwoord 6

In overeenstemming met de door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Kamer (Algemeen Overleg van 6 maart 2014, Kamerstuk 30 111, nr. 69) besproken gedragslijn, zijn externe niet-topfunctionarissen uitgezonderd van de publicatieplicht van de Wet Normering topinkomens (WNT). Voor deze externe niet-topfunctionarissen blijkt de publicatieplicht, zoals ook door de Algemene Rekenkamer gesignaleerd, in de praktijk (structureel) niet uitvoerbaar. Bovendien gaat het hier om een kleine, specifieke groep functionarissen, waarvan de bezoldiging niet wettelijk is genormeerd. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is voornemens een wetsvoorstel in procedure te brengen waarin deze publicatiebepaling uit de WNT gehaald wordt.

Naar boven