33 931 EU-voorstel: Herziening van de richtlijn over regels voor bedrijfspensioenfondsen (IORP) COM (2014) 167

Nr. 6 BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR EUROPESE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 augustus 2014

Op 27 maart 2014 heeft de Europese Commissie het EU-voorstel voor een richtlijn inzake werkzaamheden van en toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IORP) COM (2014) 167 gepubliceerd.

In lijn met de op 14 mei aangenomen motie van het lid Omtzigt over de deadline van 29 mei voor IORP-2 richtlijn (Kamerstuk 21 501-20, nr. 862) heeft de Tweede Kamer op 15 mei 2014 een negatief subsidiariteitsoordeel kenbaar gemaakt aan de Europese Commissie1. Dit oordeel is tevens verzonden aan de overige Europese instellingen en de Nederlandse regering.

Op 25 juli 2014 heeft de Europese Commissie gereageerd op het oordeel van de Tweede Kamer middels bijgevoegde brief van haar vicevoorzitter Maroš Šefcovic.

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

Bijlage: Brief van de Europese Commissie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Brussel, 25 juli 2014

De Commissie dankt de Tweede Kamer voor haar gemotiveerd advies over het voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de Raad betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (herschikking) {COM (2014) 167 final}. Dit voorstel beoogt een herziening van Richtlijn 2003/41/EG (de IBPV-richtlijn).

De Commissie neemt er nota van dat de Tweede Kamer het belang van goed functionerende pensioenstelsels onderschrijft, maar van mening is dat de inrichting en het functioneren van en het toezicht op pensioenstelsels primair een nationale verantwoordelijkheid en bevoegdheid zijn.

De Commissie deelt de mening van de Tweede Kamer dat de EU-lidstaten volledig verantwoordelijk dienen te blijven voor de organisatie van hun pensioenstelsels, met name om te beslissen over de rol die bedrijfspensioenen spelen in dat stelsel en over de sociale en arbeidsrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op bedrijfspensioenen. Dit werd reeds erkend in overweging 9 van de IBPV-richtlijn en is in het voorstel gehandhaafd.

Gezien deze keuzemogelijkheden van de lidstaten had de bestaande IBPV-richtlijn tot doel te zorgen voor efficiëntieverbeteringen in de interne markt voor bedrijfspensioenen, binnen het kader van de nationale sociale en arbeidswetgeving, door een minimum aan gemeenschappelijke prudentiële voorschriften voor bedrijfspensioenregelingen vast te stellen om te zorgen voor een hoge mate van zekerheid voor de toekomstige gepensioneerden. Met het voorstel wordt beoogd een aantal belangrijke bepalingen van de IBPV-richtlijn aan te passen en te verbeteren, met name die welke betrekking hebben op grensoverschrijdende activiteiten en overdrachten, governance van instellingen en het prudentieel toezicht.

De Commissie is zich ten volle bewust van de specifieke aard en het belang van bedrijfspensioenvoorziening in het kader van pensioenstelsel in Nederland en in de andere lidstaten van de EU en daarom is het voorstel toegespitst op de gebieden van de IBPV-markt waarop de EU de grootste toegevoegde waarde kan bieden en de beleidsmaatregelen van de afzonderlijke lidstaten kan versterken. Het voorstel beoogt geen volledige harmonisering van de IBPV-regelgeving, maar bevat gemeenschappelijke voorschriften voor de Unie waarbij de specifieke kenmerken van de nationale systemen worden gerespecteerd. De voorgestelde bepalingen inzake het beloningsbeleid en de aanstelling van een bewaarder houden er bijvoorbeeld rekening mee dat de managementstructuur van IBPV’s sterk verschilt per lidstaat.

De Commissie is van mening dat maatregelen voor IBPV’s op EU-niveau een toegevoegde waarde zouden hebben, omdat maatregelen van de lidstaten alleen niet zouden volstaan om de belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten van IBPV’s uit de weg te ruimen.

Grensoverschrijdende activiteiten van IBPV’s kunnen tot efficiëntieverbeteringen leiden en daardoor bijdragen aan de verdere ontwikkeling van bedrijfspensioenenstelsels binnen de EU. Dergelijke efficiëntieverbeteringen kunnen bijvoorbeeld ontstaan wanneer ondernemingen die actief zijn in verschillende lidstaten, één enkele bedrijfspensioenregeling voor hun werknemers in verschillende lidstaten opzetten, of wanneer ervaren IBPV-dienstverleners uit lidstaten met sterk ontwikkelde bedrijfspensioenensystemen helpen bedrijfspensioenregelingen voor ondernemingen in andere lidstaten op te zetten.

Het voorstel zal ook zorgen voor een gelijk speelveld tussen IBPV’s uit verschillende lidstaten, om te vermijden dat deze instellingen aan regelgevingsarbitrage doen en wegtrekken naar lidstaten die minder hoge normen hanteren.

Bovendien zouden EU-maatregelen een hoger Europees minimumniveau van consumentenbescherming garanderen, tot schaalvoordelen, risicodiversificatie en innovatie leiden – welke inherent zijn aan grensoverschrijdende activiteiten – en het risico van regelgevingsarbitrage tussen financiëledienstensectoren helpen vermijden. Ten slotte kan regelgevingsarbitrage tussen lidstaten worden voorkomen en worden de belangen gediend van werknemers die over de grenzen heen actief zijn.

Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken. Een groot aantal bepalingen zijn ongewijzigd ten opzichte van de bestaande richtlijn. De meeste gewijzigde bepalingen zijn van algemene aard en zijn veel minder gedetailleerd dan de bepalingen die bijvoorbeeld voor verzekeringsondernemingen bestaan. Alleen de bepalingen inzake het pensioenuitkeringsoverzicht zijn specifieker. Op dit punt zijn duidelijke gemeenschappelijke templates onontbeerlijk om de toekomstige gepensioneerden vergelijkbare informatie over IBPV’s te verstrekken, wanneer zij bijvoorbeeld bedrijfspensioenen ontvangen in de verschillende lidstaten waarin zij hebben gewerkt. Wanneer deze gemeenschappelijke templates eenmaal zijn ingevoerd, zullen ook de kosten met betrekking tot de naleving van de voorschriften voor IBPV’s verminderen.

Bovenstaande opmerkingen zijn gebaseerd op het oorspronkelijke voorstel van de Commissie dat momenteel het wetgevingsproces doorloopt, waarbij zowel het Europees parlement als de Raad, waarin uw regering is vertegenwoordigd, zijn betrokken.

De Commissie hoopt dat deze brief een antwoord biedt op de vragen en opmerkingen van de Tweede Kamer en verheugt zich over de voortzetting van de politieke dialoog in de toekomst.

Hoogachtend,

Maroš Šefcovic

Vicevoorzitter


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven