33 922 Voorstel van wet van het lid Yücel tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden en het Burgerlijk Wetboek om gelijke beloning van mannen en vrouwen te bevorderen

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat voor de gelijke beloning van mannen en vrouwen voor hetzelfde of gelijkwaardig werk wenselijk is dat het bewustzijn over gelijke beloning tussen mannen en vrouwen wordt vergroot en de controle op gelijke beloning wordt verstevigd door de positie van ondernemingsraden te versterken met onder andere instemmingsrecht over beleid ten aanzien van gelijke beloning en door bedrijven te verplichten cijfers en hun beleid over belonings(on)gelijkheid te publiceren in het jaarverslag;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de ondernemingsraden wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 27, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de ondernemingsraden komt te luiden:

  • c. een belonings- of een functiewaarderingssysteem, waarin geen onderscheid wordt gemaakt op grond van geslacht ten aanzien van alle elementen en voorwaarden van beloning;

B

Aan artikel 31d, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Daarbij wordt voor iedere groep het percentage mannen en vrouwen aangegeven.

ARTIKEL II

Aan artikel 391 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. In het jaarverslag wordt informatie vermeld over de omvang van de verschillen in beloning van bij de rechtspersoon werkzame vrouwelijke en mannelijke werknemers. Voorts wordt, indien er sprake is van ongelijke beloning van vrouwen en mannen, een verklaring gegeven voor dit verschil en uiteen gezet op welke wijze wordt getracht gelijke beloning te bevorderen.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Veiligheid en Justitie,

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Naar boven