Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33918 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33918 nr. 7 |
Vastgesteld 16 juni 2014
De vaste commissie voor Financiën belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
Blz. |
|
• |
Inleiding |
2 |
• |
Algemeen |
2 |
• |
Uitbreiding geschiktheids- en betrouwbaarheidstoesing en bankierseed |
3 |
• |
Werving en gebruik van gegevens door DNB |
7 |
• |
Concernfinancieringsmaatschappijen |
8 |
• |
Modernisering recht op premie-incasso door bemiddelaars |
8 |
• |
Wettelijk kader voor geregistreerde gedekte obligaties |
9 |
• |
Informatieverschaffing over toepasselijke vangnetregeling |
9 |
• |
Reclameverbod met betrekking tot systeemrelevantiestatus |
10 |
• |
Overgang van zekerheidsrechten bij overdracht |
10 |
• |
Close-out netting en de Interventiewet |
10 |
• |
Bedrijfsvoering en goede werking van het betalingsverkeer |
10 |
• |
Opname toepassing lichtere regeling beheerders van beleggingsinstellingen in register |
11 |
• |
Ontbindingsbevoegdheid AFM bij beleggingsinstellingen |
11 |
• |
Concentratie bank- en effectenrecht |
11 |
• |
Snellere openbaarmaking overtreding artikel 4:11, tweede lid Wft |
12 |
• |
Toezicht accountantsorganisaties en tuchtrechtspraak accountants |
12 |
• |
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme |
13 |
• |
Manipulatie van benchmarks |
13 |
• |
Administratieve lasten, nalevingkosten en toezichtlasten |
13 |
• |
Artikel 33 |
14 |
• |
Reactie op VNO- NCW en MKB Nederland |
14 |
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben nog een aantal vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijzigingswet financiële markten 2014. Deze voorliggende wetswijziging bevat een aantal noodzakelijke onderdelen die nodig zijn om de financiële sector weer gezond te maken, namelijk de uitbreiding van de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsing alsmede de eed of belofte voor personen werkzaam in de financiële sector, aldus de leden van de fractie van de PvdA. Ook hebben deze leden met belangstelling kennisgenomen van de ontwikkelingen op het gebied van de modernisering recht op premie-incasso door bemiddelaars, het wettelijk kader voor gedekte obligaties, betalingsverkeer en het toezicht op accountantsorganisatie en tuchtrechtspraak accountants. Deze leden zien de hervorming van financiële wet- en regelgeving als een continuproces dat met grote urgentie moet worden doorgevoerd. De leden van de PvdA-fractie ondersteunen daarom het voorliggende wetgevingspakket, maar willen op enkele specifieke punten wel vragen om toelichting of verheldering van de zijde van de regering.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijzigingswet. Deze leden hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorstel tot wijziging van wet.
De leden van PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Wijzigingswet financiële markten 2015. Zij hebben enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden leggen de regering graag enkele aanvullende vragen voor over de uitbreiding geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsing en bankierseed en over de modernisering van het recht op premie-incasso door bemiddelaars.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht en enige andere wetten op het terrein van de financiële markten (Wijzigingswet financiële markten 2015). Zij hebben enkele vragen bij het wetsvoorstel.
Algemeen
Met alle regelgeving in de financiële sector bestaat het risico van «too small to comply», dat kleinere financiële instellingen eigenlijk niet meer aan alle regels kunnen voldoen. In hoeverre geldt dat ook voor de regelgeving in deze Wijzigingswet financiële markten 2015, zo vragen de leden van de fractie van de VVD. In hoeverre en op welke manier is er rekening gehouden met kleinere financiële instellingen bij de verschillende voorstellen?
Met de Wijzigingswet financiële markten 2015 is ook het Wijzigingsbesluit financiële markten in consultatie geweest, aldus de leden van de VVD-fractie. Hierin was onder meer een aanpassing van het provisieverbod opgenomen, waarop behoorlijk wat kritiek was. Is de regering bereid om voor aanpassingen van het provisieverbod in de toekomst een voorhangprocedure te doorlopen? Zo nee, waarom niet?
Is de regering bereid om een aanvulling op het Wijzigingswet financiële markten 2015 te doen, door de termijn voor verplichte kantoorroulatie aan te passen en/of de verjaringstermijn voor het accountantsrecht aan te passen, zoals recent is afgesproken, zo vragen de leden van de fractie van de VVD? Zo nee, waarom niet?
De bankensector wil zelf tuchtrecht gaan organiseren, aldus de leden van de VVD-fractie. Hiervoor is een «haakje» in de wet noodzakelijk dan wel wenselijk. Hoe en wanneer wordt dit geregeld?
Ook de leden van de CDA-fractie vragen naar de voortgang van het wettelijk mogen maken (via een «juridisch haakje») van tuchtrechtspraak in het bank- en verzekeringswezen. Deze leden zien dit niet terug in het voorliggende wetsvoorstel, wanneer kunnen zij een voorstel verwachten?
De Wijzigingswet is weer een pakket aan regelgeving in de financiële sector. Wanneer zijn de toegezegde onderzoeken over stapeling van financiële eisen, overregulering en administratieve rompslomp gereed, zo vragen de leden van de fractie van de VVD.
De leden van de CDA-fractie willen allereerst van de regering weten hoe zij het totaal van nieuwe en verbeterde regelgeving voor de financiële markten beziet ten opzichte van het streven naar een vermindering van de administratieve lastendruk. Nu al lopen de toezichtlasten voor het bedrijfsleven in de financiële sector op tot honderden miljoenen euro’s en het is niet uitgesloten dat dit in de toekomst nog verder stijgt. De leden van de fractie van het CDA vragen zich af of de toename van de toezichtlasten nog in verhouding staat tot de toegenomen gevoel van zekerheid en grip op de financiële markten. Kan de regering aangeven hoe de stapeling aan maatregelen proportioneel blijft en niet ten koste gaat van de Europese dan wel globale concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven in de financiële sector? Kan de regering ook ingaan op de zorgen van werkgeversverenigingen op de gevolgen van het verbreden van de bankierseed naar lager personeel voor met name (hele) kleine financiële instellingen? Is de regering bereid om samen met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en het Verbond van Verzekeraars (VvV) bij nieuwe wet- en regelgeving te bezien hoe dit de concurrentiepositie van de sector verslechtert dan wel verbetert en hier de nieuwe wet- en regelgeving op aan te passen? Is de regering ook bereid om te kijken naar de financiële last die gemoeid is met het opvragen van gegevens bij private partijen en maatregelen te nemen als die lasten voor het bedrijfsleven onevenredig stijgen?
Uitbreiding geschiktheids- en betrouwbaarheidstoesing en bankierseed
Volgens de Raad van State neemt de overheid met het voorstel over uitbreiding van de geschiktheids- en betrouwbaarheidseis een verantwoordelijkheid op zich waarvan niet duidelijk is of deze waargemaakt kan worden. De leden van de VVD-fractie willen wil niet dat de overheid zaken op zich neemt die niet waargemaakt kunnen worden en willen ook geen verschuiving van de verantwoordelijkheid naar de overheid. Hoe denkt de regering de verantwoordelijkheid van de overheid waar te kunnen maken, ook al omdat aangegeven wordt dat de naleving van de norm door de onderneming zelf naar behoren kan geschieden en de bal dus feitelijk bij de sector wordt gelegd en het toezicht alleen risicogebaseerd wordt ingericht? Welke gevolgen kan het hebben als de overheid haar verantwoordelijkheid niet waar kan maken?
De Raad van State constateert dat de grens tussen de verantwoordelijkheid van het bestuur van de financiële instelling enerzijds en de verantwoordelijkheid van de overheid anderzijds de laatste jaren in beweging is, zo merken de leden van de VVD-fractie op. Hoe ziet de regering deze beweging en ontwikkeling? In hoeverre vindt er een verschuiving van de verantwoordelijkheid naar de overheid plaats?
De regering geeft in het nader rapport aan dat verzekeraars op grond van de Europese regelgeving (Solvency II-richtlijn) al moeten voldoen aan de voorgestelde uitbreiding van de doelgroep. Wat staat er precies in Solvency II hierover, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Wanneer wordt Solvency II geïmplementeerd? Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de Nederlandse regelgeving en Solvency II? Wanneer krijgt de Tweede Kamer informatie over de ontwikkelingen en stand van zaken met betrekking tot Solvency II?
Ook buitenlandse werknemers die werkzaamheden verrichten bij bijkantoren van een Nederlandse bank of verzekeraar vallen onder de regeling, lezen de leden van de fractie van de VVD in het nader rapport. Hoe is hier in de praktijk toezicht op te houden? Welke bevoegdheid hebben AFM en DNB in dit opzicht in het buitenland?
De geschiktheids- en betrouwbaarheidseis wordt in deze Wijzigingswet uitgebreid naar personen die werkzaam zijn bij een bank of verzekeraar en daar grote invloed kunnen uitoefenen op het risicoprofiel van de financiële onderneming. Naast de beleidsbepalers vallen daar nu ook leidinggevenden onder die verantwoordelijk zijn voor grote financiële transacties, juridische zaken, compliance en/of riskmanagement. In het regeerakkoord staat dat ook bankmedewerkers verantwoordelijk voor transacties met hoge risico’s gescreend moeten worden. Hoe moeten deze twee groepen tot elkaar gezien worden, waar verschillen ze, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Waarom zijn niet uitsluitend medewerkers verantwoordelijk voor transacties met hoge risico’s opgenomen in de wet?
Het gaat bij de groep die valt onder de uitbreiding alleen om personen die (eind)verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden, het betreft enkel personen die een functie vervullen direct onder het eerste echelon, oftewel direct onder de dagelijks beleidsbepalers. Hoe is deze groep goed te bepalen c.q. af te bakenen door een onderneming? Om hoeveel personen gaat het? In hoeverre gaat het hier alleen om leidinggevenden, aangezien er wordt gesproken over eindverantwoordelijkheid? Wat is het verschil tussen verantwoordelijk en eindverantwoordelijk? Het gaat alleen om de verantwoordelijken die relatief «hoog» in de organisatie zitten. Wat wordt daarmee bedoeld?
Het toezicht op uitbreiding van de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoets wordt risicogebaseerd ingericht. Wat houdt dat in de praktijk in?
De uitbreiding van de geschiktheids- en betrouwbaarheidseis vraagt behoorlijk wat inspanning. Wat zijn de kosten en wat zijn de baten, wegen die tegen elkaar op en hoe moeten die tot elkaar gezien worden?
Waarom wordt ervoor gekozen de eed of belofte uit te breiden naar de groep die nu ook gaat vallen onder de geschiktheids- en betrouwbaarheidseis, zo vragen de leden van de VVD-fractie. De bankierseed is immers al vastgelegd in de Wijzigingswet financiële markten 2013. Wie doen in de praktijk in de financiële sector op dit moment allemaal al de eed en/of belofte? Waarom moet deze uitbreiding wettelijk worden vastgelegd?
In de memorie van toelichting staat dat de eed of belofte een normerende, vormende en psychologische functie heeft. Hoe moet dit gezien worden in het licht van het feit dat anderen het symboolwetgeving noemen?
De toezichthouders DNB en de AFM houden hierop risicogeoriënteerd toezicht. Wat houdt dat in de praktijk in?
De bankensector zal op eigen initiatief zelf verder gaan door invoering van de eed of belofte voor alle bancaire medewerkers. Waarom moet deze uitbreiding dan nog wettelijk worden geregeld?
Wat zijn de sancties bij het niet voldoen aan de bankierseed?
De leden van de PvdA-fractie zijn voorstander van uitbreiding van de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsing naar personen die grote invloed uit kunnen oefenen op het risicoprofiel van een financiële onderneming. Om een stabiele financiële sector te garanderen, moet het risicoprofiel van een financiële onderneming zo laag mogelijk worden gehouden. Hierin spelen de personen die grote invloed uit kunnen oefenen op dat risicoprofiel een cruciale rol. Daarom is het belangrijk dat zij op geschiktheid en betrouwbaarheid getoetst worden, zo vinden deze leden.
De leden van de PvdA-fractie ondersteunen het voorstel om een bredere groep personen te toetsen en de bankierseed af te laten leggen. Het is voor deze leden wel nog onduidelijk welke personen onder de reikwijdte van deze uitbreiding vallen. Over welke groep personen heeft de regering het precies? Als er aansluiting wordt gezocht bij de categorieën van de Bindende Technische Standaarden (BTS), over welke categorieën spreekt het ministerie dan? Niet alle financiële ondernemingen vallen onder de BTS, op welke manier wordt de groep personen die de regering bedoelt vastgesteld? Klopt het dat de BTS nog in ontwikkeling is, en de precieze categorieën dus nog niet duidelijk zijn? Het is goed dat op advies van de Raad van State al duidelijk is geworden dat het slechts om de top van het management gaat, maar de leden van de fractie van de PvdA vragen naar meer inzicht over de reikwijdte van deze uitbreiding.
Naar de mening van de leden van de PvdA-fractie is het niet alleen belangrijk dat de norm wordt gesteld, maar dat deze ook wordt nageleefd en dat wordt toegezien op uitoefening van de norm. Zowel DNB als de AFM spelen een rol in dit toezicht. DNB zal het toezicht uitoefenen op de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoets. Wat betreft de bankierseed houden zowel de DNB als de AFM toezicht hierop. Het is voor de leden van de PvdA-fractie nog onduidelijk welke toezichthouder welke verantwoordelijk heeft. Kan de regering voor deze leden toelichten wat de specifieke verantwoordelijkheid is van de DNB en de AFM wat betreft de geschiktheidstoetsing, betrouwbaarheidstoetsing en bankierseed?
Tenslotte willen de leden van de PvdA-fractie vragen waarom de regering de toets beperkt tot banken en verzekeraars. Werkt dit ontwijkingsconstructies niet in de hand, zo vragen deze leden. In reactie op het advies van de Raad van State stelt de regering dat uitbreiding van de doelgroep kan worden overwogen als ook bij andere branches risico’s worden ontwaard, maar is hier niet nu al een inschatting van te maken? De leden van de PvdA-fractie zien de beperking tot banken en verzekeraars dan ook graag nader onderbouwd.
De leden van de fractie van de SP lezen dat de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsing wordt uitgebreid. Er wordt nu slechts globaal aangegeven wat de doelgroep is van deze uitbreiding. Kan de regering specifiek aangeven welke groepen zij onder deze uitbreiding wil laten vallen? Vindt de regering dat de personen die transacties verrichten een directe weerslag kunnen hebben op de financiële soliditeit van een onderneming? Kan de regering waarom zij meent dat uitvoerders van beleid, zoals handelaren, niet onder de uitbreiding hoeven te vallen? Deze leden lezen dat de regering wil voorkomen dat lagere managers onder de norm geschaard worden. Kan de regering toelichten waarom zij dit wil voorkomen?
Over de uitbreiding van de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoets stellen de leden van de CDA-fractie in eerste instantie verheugd te zijn met voorgestelde wijzigingen, mits het toetsen van geschiktheid en betrouwbaarheid van «lager» persoon niet onevenredige kosten met zich meebrengen. In het voorstel wordt geschetst hoe tijdsintensief een dergelijke toets is, kan de regering ook hiervan aangeven hoe de proportionaliteit van de maatregel gewaarborgd blijft? In aanvulling hierop: de leden van de CDA-fractie krijgen signalen dat de toets van geschiktheid en betrouwbaarheid niet alleen van toepassing zou moeten zijn op (technische) kennis van zaken van de sector bewezen betrouwbaarheid, maar dat ook moet worden getoetst op de zachte kanten van het omgaan met klanten, zoals communicatievaardigheden en inlevingsvermogen. Dit zou de klantgerichtheid van de financiële sector ten goede moeten komen. Wellicht is de officiële geschiktheids- en betrouwbaarheidstoets niet het juiste instrument om deze vorm van geschiktheid te toetsen, daar zijn misschien ook andere manieren voor. Hoe kijkt de regering tegen deze suggestie aan?
In deze wijzigingswet wordt de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsing enkel uitgebreid naar personen die werkzaam zijn bij de bank of verzekeraars en daar grote invloed uit kunnen oefenen op het risicoprofiel van de financiële onderneming. De leden van de PVV-fractie merken, evenals de Afdeling, op dat risicovolle transacties ook bij andere ondernemingen dan banken en verzekeraars worden verricht. De regering geeft aan de doelgroep in de toekomst enkel verder te willen uitbreiden als de toezichthouders ook bij andere branches dergelijke risico’s ontwaren. De leden van de PVV-fractie zouden graag willen weten waarom de regering er niet voor kiest om de doelgroep verder uit te breiden naar andere ondernemingen dan banken en verzekeraars enkel ter voorkoming van misstanden.
De leden van de D66-fractie steunen in algemene zin de uitbreiding van de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsing, maar hebben op twee punten vragen bij de huidige vorm. Ten eerste vragen deze leden de regering om nader toe te lichten waarom de uitbreiding van de geschiktheidstoetsing met de mogelijkheid voor DNB om te toetsen op vaardigheden, kennis en professioneel gedrag nodig is. Waarom acht de regering het wenselijk dat de verantwoordelijkheid om de vereiste kennis en vaardigheden te beoordelen bij DNB komt te liggen in plaats van bij de onderneming zelf?
Daarnaast vragen de voorgenoemde leden, in navolging van het advies van de Raad van State, waarom de uitbreiding van de geschiktheids- en betrouwbaarheidseis beperkt is tot banken en verzekeraars. De regering schrijft in het nader rapport dat ze uitbreiding zal overwegen naar andere branches, zoals beleggingsmaatschappijen, indien de toezichthouders ook bij die branches aanzienlijke risico's constateren. Aan welke risico’s denkt de regering dan?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd hoe de regering aankijkt tegen het bezwaar uit de sector dat de uitbreiding van de kring van medewerkers die een moreel-ethische verklaring af moet leggen voor kleinere financiële ondernemingen minder toegevoegde waarde heeft, aangezien de beleidsbepalers zichtbaar voor de werkvloer opereren en derhalve de ethische personificatie van de onderneming vormen. Kan de regering nader toelichten waarom het afleggen en naleven van de eed of belofte op lagere niveaus in kleine organisaties niet als onevenredig belastend wordt beschouwd?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn in beginsel positief over de uitbreiding van de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsing en de bankierseed, maar willen er wel voor waken dat geen uitholling van de toetsing en eed plaatsvindt. Zij vragen de regering nader te onderbouwen welke waarborgen ervoor zijn ingebouwd om te zorgen dat van de toetsing en de eed voldoende gezag uitgaat en dat beide instrumenten ook in praktijk werkbaar en handhaafbaar zullen blijven. Blijkens de memorie van toelichting wil de regering voorkomen dat ook vele «lagere» managers onder de norm geschaard worden. Daarom is de toetsing slechts bedoeld voor personen die een functie vervullen direct onder het eerste echelon, oftewel direct onder de dagelijks beleidsbepalers. Hoe wordt dan voorkomen dat het de toetsing of het afleggen en naleven van de eed op lagere niveaus in hele kleine organisaties niet onevenredig belastend is en de effectiviteit van de eed niet aantast? De leden van de ChristenUnie-fractie vragen verder of er bij de betrouwbaarheidstoetsing in alle gevallen een verklaring omtrent het gedrag is vereist. Zij wijzen erop dat dit een relatief goedkope manier is om iedere persoon te toetsen, zonder dat DNB individueel strafbladonderzoek hoeft te doen. Wat betreft uitbreiding van de bankierseed willen de leden van de ChristenUnie-fractie de regering vragen om de reikwijdte van de eed nader toe te lichten, aangezien nu veel personen onder de eed lijken te gaan vallen. Tevens vragen genoemde leden of de regering in de nota naar aanleiding van het verslag een reflectie kan geven op werking van de bankierseed zoals deze in 2013 is ingevoerd. Heeft er reeds een evaluatie van dit instrument plaatsgevonden, zo vragen deze leden?
Werving en gebruik van gegevens door DNB
Aangegeven wordt dat DNB een wettelijke basis moet hebben om aan de steeds vaker gevraagde informatie van internationale organisaties te kunnen voldoen, zo merken de leden van de VVD-fractie op. Om wat voor soort informatie gaat het dan?
Hoe wordt bewaakt dat DNB alleen informatie opvraagt die «need to know» is en niet «nice to know»? Waarom hoeft DNB geen onderbouwing c.q. motivering aan te geven waarom ze de informatie nodig heeft?
Hoe wordt gegarandeerd dat de administratieve lasten voor ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen zo laag mogelijk zijn? Hoe wordt gegarandeerd dat de gegevens uitsluitend worden gebruikt voor de bankwettaken van DNB?
DNB mag bij de uitvoering van haar taak ontvangen gegevens uitsluitend voor statische doeleinden en economische gebruiken. Daarmee is gebruik voor fiscale, administratieve, controle en gerechtelijke doeleinden uitgesloten. Hoe wordt dit gewaarborgd? Een uitzondering is er voor bij DNB onder toezicht staande instellingen, dan mag DNB de informatie gebruiken voor de uitvoering van het prudentieel toezicht. In hoeverre mag de informatie dan wel gebruikt worden voor fiscale en gerechtelijke doeleinden?
DNB krijgt de bevoegdheid om gegevens op te vragen voor het maken van statistieken en economische analyses ten behoeve van onder andere het voldoen aan informatieverzoeken van internationale organisaties. De leden van de PVV-factie vragen om een gespecificeerde uitwerking van de bevoegdheden die DNB krijgt ten behoeve hiervan. Om welke informatie zal het precies gaan en welke internationale organisaties mogen een aanvraag indienen? Wat zal dit betekenen voor de administratieve lasten van bedrijven? Daarnaast stelt de regering dat een adequaat niveau van gegevensbescherming door DNB van groot belang is. Op welke wijze gaat DNB ervoor zorgen dat gegevensbescherming bij het verstrekken van informatie aan internationale organisaties gewaarborgd blijft?
Concernfinancieringsmaatschappijen
In de praktijk is gebleken dat soms oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de uitzondering in de Wft voor concernfinancieringsmaatschappijen, aldus de leden van de VVD-fratie. Hoe wordt hier misbruik van gemaakt en hoe groot is de omvang van dit probleem?
Voor veel van de bestaande concernfinancieringsmaatschappijen verandert er niets. Voor welke verandert er wel iets?
Een onderneming op wie de uitzondering van toepassing is, moet doorlopend in staat zijn aan te tonen dat aan de verschillende voorwaarden van de uitzondering op de vergunningplicht en de toepasselijkheid is voldaan. Hoe kan een bedrijf invulling geven aan het aspect «doorlopend»?
Modernisering recht op premie-incasso door bemiddelaars
Het automatisch recht op premie-incasso past niet in de verhoudingen in de markt die met het provisieverbod zijn beoogd, aldus de leden van de fractie van de VVD. Waarom is bij de instelling van het provisieverbod dit niet direct geregeld? Wat zijn de (praktische) gevolgen van het vervallen van het automatisch recht op premie-incasso voor verzekeraars, tussenpersonen en consumenten?
De leden van de PvdA-fractie delen de mening van de regering dat er cultuuromslag nodig is om klantgerichte advisering weer voorop te stellen in plaats van productgedreven verkoop. Deze leden vinden het provisieverbod daarom een essentiële stap. Wel blijft het mogelijk voor een bemiddelaar om premies te incasseren voor verzekeringen als dit wordt overeengekomen tussen verzekeraar en bemiddelaar. In hoeverre, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, is het hierdoor mogelijk dat het doel van het provisieverbod wordt ondergraven, omdat een financiële band tussen bemiddelaar en verzekeraar blijft bestaan. Hoe staat de regering tegenover een expliciet verbod op premie-incasso voor producten die onder het provisieverbod vallen?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of de sturing door de aanbieder als gevolg van het recht van de bemiddelaar om premies voor de verzekeraar te incasseren is onderzocht. Zo ja, zijn hier duidelijke voorbeelden van gevonden? Deze leden vragen daarnaast of de regering een verbod op premie-incasso heeft overwogen. Verwacht de regering een sturende werking wanneer aanbieders selectief bemiddelaars kunnen toestaan om premies te incasseren? Hoe beschouwt de regering de meerwaarde voor de consument van premie-incasso door de bemiddelaar?
De leden van de D66-fractie hebben tevreden kennisgenomen van de uitzondering op het provisieverbod voor het adviseren van consumenten met (voorzienbare) betalingsachterstanden. Deze uitzondering was van belang om belemmeringen weg te nemen om in gesprek te gaan met deze consumenten. De wijziging rondom het provisieverbod betreft specifiek consumenten met (voorzienbare) betalingsachterstanden ten aanzien van hypothecair krediet. Kan de regering toelichten waarom alleen voor dit type betalingsachterstanden een uitzondering wordt gemaakt? Daarnaast vragen deze leden wanneer het provisieverbod in zijn totaliteit wordt geëvalueerd.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering het recht op premie-incasso wil inperken om zo de advisering meer klantgericht te maken en ongewenste sturing te voorkomen. Zij vragen de regering aan te geven of er concrete aanwijzingen zijn dat ongewenste sturing plaatsvindt als gevolg van het recht op premie-incasso. Blijkens de memorie van toelichting wil de regering de mogelijkheid creëren om bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen met betrekking tot het incasseren van de premies door de bemiddelaar ten aanzien van verzekeringen die onder het provisieverbod vallen. Hierbij denkt de regering bijvoorbeeld aan het stellen van een maximumtermijn tussen het incasseren van de premie door de bemiddelaar en het doorgeven daarvan aan de aanbieder. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader te onderbouwen waarom met een maximumtermijn ongewenste sturing kan worden voorkomen. Ook vragen deze leden of de regering nog andere maatregelen voor ogen heeft. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om premie-incasso via bemiddelaars helemaal te verbieden, zo vragen deze leden.
Wettelijk kader voor geregistreerde gedekte obligaties
Wat is in de praktijk het verschil tussen het regelen van het juridisch kader voor gedekte obligaties in een wettelijk kader en lagere regelgeving, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Waarom telt de eerste zwaarder? Hoe wordt het regime voor (toezicht op) gedekte obligaties versterkt met een wettelijk kader? Waarop is de verwachting dat dit een positief effect heeft op de financieringskosten van banken gebaseerd? Waarom worden de voorwaarden voor registratie uitgewerkt in een AMvB? Kan de strekking daarvan alvast worden weergegeven in de nota naar aanleiding van het verslag?
De leden van de PvdA-fractie zijn een voorstander van verscherpt toezicht op gedekte obligaties. Deze leden steunen dan ook de voorgestelde nieuwe regeling. Wel hebben deze leden enige vragen bij de versoepeling van kapitaaleisen voor geregistreerde gedekte obligaties. Hoe schat de regering de kans in dat het gebruik van gedekte obligaties daardoor toeneemt? De leden van de fractie van de PvdA zien namelijk juist grote risico’s kleven aan gedekte obligaties. Het afschrijven op vorderingen wordt door verpanding immers minder goed mogelijk, met als resultaat dat via de achterdeur alsnog de risico’s bij de belastingbetaler kunnen worden gelegd aldus deze leden. Hoe verhouden deze risico’s zich tot versoepelde kapitaaleisen voor geregistreerde gedekte obligaties? Wat zijn de te verwachten gevolgen van de aangekondigde aanpassingen, en hoe wordt voorkomen dat de bankbalans door verpanding meer risico’s voor de belastingbetaler gaat bevatten? Gaat de regering er in Europees verband voor pleiten dat er een maximumpercentage voor gedekte obligaties komt, zodat de hoeveelheid bail-inable debt voldoende blijft? De regering spreekt over het uitstaan van 62 miljard aan gedekte obligaties in 2012, deze leden zijn benieuwd voor hoeveel miljard aan gedekte obligaties banken in 2013 hadden uitstaan in absolute cijfers en ten opzichte van de activa? Hoe verhoudt dit cijfer zich relatief gezien ten opzichte van banken in ons omringende landen?
Informatieverschaffing over toepasselijke vangnetregeling
De commissie De Wit heeft aanbevolen om de voorlichting en communicatie inzake het depositogarantiestelsel voor consumenten te vergroten, aldus de leden van de VVD-fractie. Hierbij wordt niet aangegeven dat het wettelijk geregeld zou moeten worden. Is deze wettelijke regeling de enige manier om invulling te geven aan de aanbeveling van de commissie De Wit? Welke andere manieren zijn er? Welke rol heeft de overheid als het gaat om het informeren van burgers over het depositogarantiestelsel?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader in te gaan op de actieve informatieplicht voor banken om consumenten te informeren over de werking van het depositogarantiestelsel. Wat houdt deze actieve informatieplicht in? Wanneer worden banken geacht te hebben voldaan aan deze plicht? Krijgen banken bijvoorbeeld de verplichting om depositohouders te informeren indien het saldo op hun spaarrekening de € 100.000 overstijgt?
Reclameverbod met betrekking tot systeemrelevantiestatus
De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe vaak er de afgelopen jaren reclame is gemaakt met de systeemrelevantiestatus door financiële instellingen? Waarom moet dit wettelijk geregeld worden? Waarom kan dit niet afgesproken worden in een code banken of maatschappelijk statuut? Eerder is toegezegd dat de Minister met voorstellen zou komen om meer inzicht voor consumenten te geven in de financiële gezondheid van de banken, zodat consumenten ook hun eigen verantwoordelijkheid daarin beter kunnen nemen. Wat is de stand van zaken daarvan?
De leden van de SP-fractie lezen dat er een reclameverbod komt met betrekking tot de systeemrelevantiestatus in Nederland. In het verleden hebben financiële instellingen het reclameverbod met betrekking tot het depositogarantiestelsel omzeild door in het buitenland het Nederlandse depositogarantiestelsel te gebruiken ter promotie van de bank. Gaat het voorgestelde reclameverbod ook gelden voor reclame-uitingen in het buitenland? Welke instantie gaat dit verbod controleren? En welke middelen krijgt zij mee om deze controle te doen?
Overgang van zekerheidsrechten bij overdracht
Naar aanleiding van opmerkingen van de Raad van State is de opmerking toegevoegd dat het wetsvoorstel inderdaad beoogt af te wijken van het Burgerlijk Wetboek, namelijk van artikel 6: 157, tweede lid. Waarom is het nodig dat er afgeweken wordt van het Burgerlijk Wetboek, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Close-out netting en de Interventiewet
Het is praktisch zeer onwaarschijnlijk dat achterblijvende schuldeisers worden benadeeld. Niettemin behoudt de praktijk zorgen en twijfels die kunnen leiden tot hogere fundingkosten voor Nederlandse banken en verzekeraars en een ongelijk speelveld. Wie of wat is «de praktijk», zo vragen de leden van de fractie van de VVD.
Bedrijfsvoering en goede werking van het betalingsverkeer
Het «waarborgen van de goede werking van het betalingsverkeer» wordt toegevoegd aan de lijst van onderwerpen waarover in het kader van de bedrijfsvoering bij AMvB nadere regels kunnen worden gesteld. Geldt voor dit artikel een voorhangprocedure, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Zo nee, is de regering bereid om deze toe te voegen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie zien een goede werking van het betalingsverkeer als een vitaal onderdeel van het financiële stelsel en het goed functioneren van het betalingsverkeer is voor deze leden een speerpunt. De regering schrijft dat DNB zowel vrijwillige als bindende afspraken heeft gemaakt met eigenaren van betaalproducten over de standaarden waaraan deze producten moeten voldoen. Het is voor deze leden onduidelijk welke afspraken vrijwillig zijn. Zou de regering hier verder op in kunnen gaan, zou de regering ook kunnen toelichten waarom deze afspraken vrijwillig zijn en andere afspraken bindend? Hoe houdt DNB verder toezicht op de naleving van normen zoals de Principles for Financial Market Infrastructures? Zijn er gevallen bekend waaraan niet aan deze normen werd voldaan en op wat voor manier kan DNB ingrijpen mocht dit het geval zijn? Ook willen deze leden vragen naar de waarborgen voor veilig en beschikbaar online betalingsverkeer. De leden zijn blij dat de regering erkent dat de toename van elektronisch betalingsverkeer – dat bovendien steeds vaker grensoverschrijdend is – gecombineerd met de ontwikkeling van nieuwe elektronische betaalmethoden op korte termijn, een extra verantwoordelijkheid legt bij de schakels in de betaalketen om hun rol op een veilige en robuuste manier te blijven vervullen. Wel vragen de leden van de PvdA-fractie of de toevoeging «waarborgen van de goede werking van het betalingsverkeer» (artikel 3:17, tweede lid, Wft) voldoende op deze ontwikkelingen inspeelt? In hoeverre vallen de moties van het lid Nijboer over online betalingsverkeer, waarin onder andere wordt gepleit voor een storingsnorm, hier in te passen? Wat gaat de regering verder met deze moties doen?
Opname toepassing lichtere regeling beheerders van beleggingsinstellingen in register
Wat is de aanleiding voor of het doel van deze wijziging, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Wat is het nut en de noodzaak? Voor welk probleem is dit een oplossing?
De leden van de fractie van de SP lezen dat wordt voorgesteld om beheerders van beleggingsinstellingen, die vallen onder de lichtere regeling, op te nemen in het openbare register van de AFM, zodat voor het publiek inzichtelijk wordt onder welke regeling beheerders vallen. Hebben beheerders de informatieplicht om aan hun klanten kenbaar te maken onder welke regeling zij vallen en wat deze regeling inhoudt?
Ontbindingsbevoegdheid AFM bij beleggingsinstellingen
De leden van de SP-fractie lezen dat na de implementatie van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen de AFM de bevoegdheid heeft verloren om maatschappijen te ontbinden of vermogen te vereffenen als het ging op beleggingsinstelling die niet als maatschappij of fonds voor collectieve belegging in effecten waren gekwalificeerd. Een soortgelijke bevoegdheid wordt nu weer geïntroduceerd. Kan de regering uiteenzetten of, en welke, verschillen er bestaan tussen deze nieuwe bevoegdheid en de bevoegdheid van voor de implementatie?
Concentratie bank- en effectenrecht
Voorstel is om burgerlijke (civiele) zaken rondom het deelgebied van het bank- en effectenrecht te concentreren in Amsterdam. Om hoeveel zaken die bij rechtbanken anders dan Amsterdam spelen en hoeveel in Amsterdam gaat het jaarlijks? Voor beroepszaken tegen besluiten van DNB en de AFM is de bestuursrechter in Rotterdam bevoegd. Waarom wordt daar geen koppeling mee gemaakt, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Snellere openbaarmaking overtreding artikel 4:11, tweede lid Wft
Snellere openbaarmaking (ook als de boete nog niet onaantastbaar is geworden) zal bijdragen aan een effectiever toezicht door de AFM, lezen de leden van de VVD-fractie. Wat zijn de gevolgen als de boete uiteindelijk niet onaantastbaar wordt?
Toezicht accountantsorganisaties en tuchtrechtspraak accountants
De Raad van State adviseert het voorgestelde artikel 25a van de Wet tuchtrechtspraak accountants te schrappen, aldus de leden van de fractie van de VVD. Het ligt naar het oordeel van de Raad veeleer in de rede potentiële klagers ertoe te bewegen zich tot de toezichthouders te wenden alvorens formeel een klacht bij de accountantskamer wordt ingediend. Waarom komt de regering daar niet aan tegemoet? En wat voegt een dergelijk artikel toe aangezien potentiële klagers zich ook nu al kunnen wenden tot de toezichthouder alvorens zij een klacht indienen?
De wijziging is bedoeld ter verduidelijking van de reikwijdte van het verbod op het verlenen van andere diensten door accountantsorganisaties die wettelijke controles uitvoeren. Bij eerdere discussies is aangegeven dat de situatie in Nederland veel simpeler en duidelijker was, aldus de leden van de fractie van de VVD. Waarom is deze verduidelijking dan nog nodig?
Wat wordt verstaan onder een «gelieerde entiteit» en «netwerkonderdeel»? En wat is het verschil?
Afhankelijk van de definitieve Europese regelgeving voor de hervorming van de accountantsmarkt zal worden bezien in hoeverre deze wetswijziging aanpassing behoeft. Wat wordt hier precies mee bedoeld?
De leden van de PvdA-fractie zijn groot voorstander van het versterken van controlemechanismes voor accountants. Deze leden zijn van mening dat de accountancysector met structurele problemen kampt die nog niet afdoende worden aangepakt. Deze leden ondersteunen de uitbreiding van het verbod van artikel 24b, want de onafhankelijkheid van accountantsorganisaties is zeer belangrijk voor de kwaliteit van de wettelijke controles van OOB organisaties.
Naast onafhankelijkheid vinden de leden van de PvdA-fractie dat het versterken van controlemechanismes een speerpunt moet zijn wanneer gesproken wordt over accountancy. Deze leden lezen dat gewerkt wordt aan een goede en efficiënte tuchtrechtspraak. Zij ondersteunen de voorgestelde regeling aangaande een verplichting voor de secretaris van de accountantskamer om periodiek opgave te doen van alle ingediende tuchtklachten tegen accountants aan de AFM en de NBA. Op deze manier kunnen deze drie partijen gezamenlijk optrekken en de klacht gezamenlijk behandelen.
Ondanks deze inspanning willen deze leden dat er meer aandacht gaat naar de interne en externe controlemechanismes bij accountancykantoren. Deze leden zijn benieuwd hoe de regering hier tegenaan kijkt, welke mogelijkheden ziet zij om aan het tuchtrecht een actievere invulling te geven? Deze leden wijzen ook op de interne controlemechanismes bij accountantskantoren die te wensen over laten. Deze leden willen zien daarom argumenten om de bevoegdheden en taken van de Raad van Commissarissen die reden aanpassen en de onafhankelijke en strenge interne controle op die manier versterken. Hoe staat de regering hier tegenover?
De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan voor een strikte scheiding bij accountantsorganisaties tussen wettelijke controles en andere werkzaamheden. Dit geldt ook voor netwerkonderdelen van de accountantsorganisatie en op aan de OOB gelieerde entiteiten. Waarom stelt de regering voor om een uitzondering te maken voor werkzaamheden, die worden verricht door buitenlandse netwerkonderdelen van een accountantsorganisatie, zo vragen de leden van de SP-fractie. Hebben omringende landen een dergelijk verbod? Hanteren deze een dergelijke uitzondering? Als de Europese Commissie wil dat dit verbod voor elke lidstaat gaat gelden, waarom wil de regering dan een uitzondering mogelijk maken? Is de Europese Commissie ingegaan op het vraagstuk of een dergelijk voorgesteld verbod een beperking kan zijn op het vrije verkeer van diensten? Zo ja, kan de regering dat toelichten? Zo nee, is de regering van mening dat een bredere toepassing van het verbod een ongeoorloofde beperking zal zijn op het vrije verkeer van diensten?
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
Bij de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt het begrip «instelling» als bedoeld in artikel 1, eerste lid verbreed met meerdere categorieën. De leden van de PVV-fractie zouden graag willen weten of een moskee reeds een instelling in de zin van artikel 1, eerste lid, Wwft is. Zo neen, is de regering bereid eveneens een moskee als instelling aan te merken en daarvoor de wet te wijzigen? Zo neen, waarom niet?
Manipulatie van benchmarks
De leden van de PvdA-fractie vinden het manipuleren van benchmarks volstrekt onacceptabel. Manipulatie van benchmarks heeft ernstige negatieve gevolgen voor het vertrouwen in de financiële sector. Deze leden hebben al eerder aangegeven dat additionele wetgeving voor benchmarks dringend nodig is. Deze leden staan daarom volledig achter het verbod op manipulatie van benchmarks en de verzwaring van de strafmaat. Wel hebben deze leden nog enige vragen inzake de reikwijdte en handhaving van het verbod. Het is voor deze leden nog onduidelijk wat de reikwijdte van het verbod is, zou de regering hier een uitgebreide toelichting op kunnen geven? Welke benchmarks vallen onder dit verbod, naast de EURIBOR en LIBOR benchmark? Deze leden merken op dat handhaving van het verbod minstens zo belangrijk is als het verbod zelf. Kan de Minister hier verder op ingaan? Hoe gaat de AFM toezicht houden op dit verbod? De Minister geeft al aan dat de AFM voor haar toezicht wat betreft gedragingen buiten Nederland sterk afhankelijk is van de medewerking van plaatselijke autoriteiten, op welke manier wordt het toezicht op deze gedragingen toch geborgd? De Raad van State kaart aan dat deze regelgeving vooruitloopt op Europese regelgeving. Deze leden zijn benieuwd wat de mogelijke verschillen zijn tussen de nieuwe Europese Verordening marktmisbruik en het voorstel van het ministerie op een verbod van manipulatie van benchmarks?
Administratieve lasten, nalevingkosten en toezichtlasten
De leden van de fractie van de VVD constateren dat er een uitgebreid overzicht is opgenomen. In hoeverre is dit ook voorgelegd en besproken met de sector? In hoeverre onderschrijft de sector zelf de inschatting die is gemaakt?
Artikel 33
Hier wordt in lid 1 bepaald welke gegevens de (financiële) instelling dient vast te leggen bij het openen van een (zakelijke) rekening. Zo moet nu ook de plaats van vestiging van de Kamer van Koophandel worden vastgelegd. Wat is de toegevoegde waarde van dit gegeven, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Geldt dat dit ook retroactief moet worden aangevuld? Welke administratieve lasten en implementatiekosten brengt dit met zich mee?
Waarom wordt er in lid 3 een splitsing gemaakt in gegevens van natuurlijke personen en rechtspersonen?
In hoeverre is artikel 16 in overeenstemming met artikel 33? Volgens artikel 16 moeten ook aard en nummer van het identiteitsbewijs worden doorgegeven, maar volgens artikel 33 zijn instellingen niet verplicht om deze vast te leggen en kunnen de instellingen dit dus ook niet melden aan de FIU. Kan de regering dit nader uitleggen?
Reactie op VNO- NCW en MKB Nederland
VNO NCW en MKB Nederland zijn nog geenszins overtuigd dat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven tot een minimum beperkt blijven. Welk overleg heeft er plaatsgevonden met VNO NCW en MKB Nederland over dit voorstel, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Hoe kan de regering garanderen dat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven tot een minimum beperkt blijven? Wat vindt de regering van het voorstel van VNO NCW en MKB Nederland om hetzelfde regime voor private partijen toe te passen als voor andere partijen die wel een kostenvergoeding ontvangen?
Voor veel «kleine» financiële ondernemingen geldt dat de beleidsbepalers zichtbaar voor de werkvloer opereren en dus de ethische personificatie van de onderneming vormen, volgens VNO NCW en MKB Nederland. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering nader kan motiveren waarom het afleggen en naleven van de eed of belofte op lagere niveaus in kleine organisaties niet onevenredig belastend is en feitelijk overbodig is, ook al omdat het de effectiviteit van de eed of belofte niet aantast?
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga
De griffier van de commissie, Berck
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33918-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.