33 913 Wijziging van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Warmtewet in verband met de implementatie van richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie

G VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 december 2014

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken1 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van 13 november 2014 inzake energie-efficiëntie in de industrie (33 913, F).

Naar aanleiding hiervan is op 28 november 2014 een aantal vragen gesteld aan de Minister van Economische Zaken.

De Minister heeft op 19 december 2014 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Minister van Economische Zaken

Den Haag, 28 november 2014

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 13 november 2014 inzake energie-efficiëntie in de industrie (33 913, F). Deze brief geeft de leden van de GroenLinks-fractie aanleiding tot het stellen van een aantal vragen. De leden van de fracties van de PvdA, de SP en D66 sluiten zich bij deze vragen aan.

In uw brief geeft u aan er vertrouwen in te hebben dat de goede basis die met de meerjarenafspraken met de industrie is neergezet haar vruchten afwerpt en dat de doelstellingen van het Energieakkoord worden behaald. Toch heeft de evaluatie van het MEE-convenant (met de ETS bedrijven) een niet florissant beeld laten zien, namelijk dat 80 van de 110 bedrijven die meedoen hun Energiebesparingsplan niet volledig uitvoerden, maar wel de fiscale voordelen die daarbij hoorden genoten.2 De regering maakt terecht een einde aan het vanzelf uitkeren van deze fiscale voordelen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen u uiteen te zetten waar uw vertrouwen op het behalen van de doelen op is gebaseerd, gezien de teleurstellende evaluatie en de voorspelling in de Nationale Energieverkenning 2014 (NEV) dat de besparing in de industrie het komend decennium een stuk trager zal gaan dan in het laatste decennium.3 De NEV meldt dat de MEE-bedrijven nog eens 9 PJ kunnen besparen (naast de 3 PJ besparing die volgens het Energie Onderzoekscentrum Nederland door betere handhaving van het convenant kan worden gerealiseerd), maar dat niets erop wijst dat dit ook gaat gebeuren. Er is nog geen raamwerk voor bedrijfsspecifieke maatregelen in zicht. Graag horen de leden van de GroenLinks-fractie op welke wijze u kunt garanderen dat de 9 PJ besparing gerealiseerd gaat worden.

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken zien het antwoord op deze vragen graag uiterlijk 12 december 2014 tegemoet.

Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, E.M. Kneppers-Heijnert

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 december 2014

De leden van de GroenLinks-fractie stelden een aantal vragen naar aanleiding van mijn brief inzake energie-efficiëntie in de industrie4. Deze leden vroegen onder meer waarop het vertrouwen van de regering is gebaseerd dat de doelen uit het Energieakkoord worden behaald. In dit verband wezen de leden op de in hun ogen teleurstellende evaluatie van de meerjarenafspraak energie-efficiëntie ETS bedrijven (MEE) en de voorspelling in de Nationale Energieverkenning 2014 (NEV).

In het Energieakkoord is voor energie-efficiëntie in de industrie een additioneel maatregelenpakket afgesproken met een aanvullend potentieel van 9 PJ energie-efficiëntieverbetering. Het betreft hier onder meer een inspanningsverplichting voor het opstellen van een raamwerk voor bedrijfsspecifieke (één-op-één) afspraken en het beter benutten van bestaande financieringsinstrumenten zoals de Energie Investeringsaftrek (EIA) en de GO-faciliteit en onderzoek naar aanvullend financieringsinstrumentarium.

Zoals aangegeven in mijn brief over energie-efficiëntie in de industrie, heb ik en met mij de industrie het vertrouwen dat de 9 PJ aan energie-efficiëntieverbetering, zoals beoogd in het Energieakkoord, wordt gehaald. Ik verschil van mening met de leden van de GroenLinks-fractie over de behaalde resultaten van de convenanten. Zoals ook de Nationale Energie Verkenning (NEV) laat zien hebben de convenanten geleid tot een significante energie-efficiëntieverbetering. De bij het MEE-convenant aangesloten bedrijven hebben met proces-efficiëntieverbeteringen 5,9% besparing van 2009 tot 2013 gerealiseerd, oftewel bijna 33 PJ. Dit komt overeen met gemiddeld 1,4 procent per jaar. Met de aangekondigde versteviging van het MEE-convenant wordt dit resultaat verder verbeterd, juist door het vrijblijvende karakter te verminderen. De convenanten bieden derhalve een goede basis om energie-efficiëntie in de industrie te stimuleren.

Ik deel de mening dat blijvende aandacht nodig is voor investeringen in energie-efficiëntie. Om in de toekomst in aanvulling op het MEE convenant verdergaande energie-efficiëntieverbeteringen te behalen is maatwerk nodig. Daarbij verschilt het aanvullend potentieel per bedrijf. Ik heb samen met de industrie een zorgvuldig traject in gang gezet om dergelijke investeringen in Nederland te realiseren. Ik bekijk thans samen met de industrie aan de hand van concrete investeringsprojecten of aanvullend financieringsinstrumentarium van toegevoegde waarde is en hoe het bestaande (nationaal en Europees) financieringsinstrumentarium optimaal benut kan worden.

In het voorjaar van 2015 zal ik Tweede Kamer informeren over de uitwerking van het raamwerk voor bedrijfsspecifieke afspraken.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA) (vice-voorzitter), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Gerkens (SP), Koning (PvdA)

X Noot
4

Eerste Kamer, 33 913, F.

Naar boven