33 910 Wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de bedrijfslichamen (Wet opheffing bedrijfslichamen)

N VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 februari 2017

Leden van de vaste commissie voor Economische Zaken1 hebben op 8 februari 2017 per brief vragen gesteld aan de Minister van Economische Zaken over de verkrijging van gegevens door de Brancheorganisatie Akkerbouw van niet bij de landbouworganisaties aangesloten akkerbouwers.

De Minister heeft op 22 februari 2017 een reactie gegeven op de gestelde vragen en de Kamer daarbij tevens de jaarlijkse informatie doen toekomen over de oprichting en erkenning van producenten- en brancheorganisaties (PO’s en BO’s) en het verbindend verklaren van voorschriften of maatregelen van de door hem erkende PO’s en BO’s.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Minister van Economische Zaken

Den Haag, 8 februari 2017

Leden van de vaste commissie voor Economische Zaken (EZ) hebben recentelijk2 vernomen dat de Brancheorganisatie (BO) Akkerbouw problemen ondervindt ten aanzien van het verkrijgen van gegevens van niet bij de landbouworganisaties aangesloten akkerbouwers voor de uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie. Naar aanleiding daarvan brengen de leden van de commissie, met uitzondering van de leden van de fracties van D66 en van de Partij voor de Dieren, het volgende onder uw aandacht.

De BO Akkerbouw heeft u verzocht haar te ondersteunen door via de landbouwtellingen te laten aangeven of deze akkerbouwers een machtiging zouden willen verstrekken om de BO Akkerbouw te doen beschikken over de areaalgegevens, dit ten behoeve van het opleggen van heffingen. Dit kan op een technisch eenvoudige wijze geschieden, wat tot grote kostenbesparingen kan leiden, dubbel werk kan besparen en een grote administratieve last voorkomt. U beroept zich voor uw weigering3 op de Wet bescherming persoonsgegevens. Deze leden vragen zich af of u de wet in dit verband juist interpreteert. Om deze reden vragen zij u om een juridisch beargumenteerde onderbouwing van de gronden van de afwijzing. Ook vragen zij u of niet een praktische oplossing kan worden gevonden voor eventuele knelpunten. U heeft een en andermaal te kennen gegeven sterk te hechten aan voortzetting van het landbouwkundig onderzoek, dit ten behoeve van een duurzame land- en tuinbouw en een sterke concurrentiepositie van de agrarische sector op de internationale markt. De enorme last waarmee deze BO nu dreigt te worden geconfronteerd, zou dit voornemen kunnen bederven. Omdat het hier een eerste aanvraag voor facilitering betreft, zou dit ook komende initiatieven van branche- en producentenorganisaties kunnen ontmoedigen.

In aansluiting op het voorgaande roepen deze leden uw toezegging4 van 12 februari 2016 in herinnering om beide Kamers te blijven informeren over door u voorgenomen besluiten op toekomstige aanvragen tot verbindendverklaring van door u erkende producenten- en brancheorganisaties. U zegde toen tevens toe tegemoet te komen aan het verzoek de Kamer eenmaal per jaar een brief te sturen over de stand van zaken betreffende het erkennen van producenten- en brancheorganisaties en het verbindend verklaren van voorschriften of maatregelen van door u erkende producenten- en brancheorganisaties.

Deze leden vragen u de reikwijdte van die (periodiek) beschikbaar te stellen informatie zodanig te verruimen dat het hiervoor bedoelde inningsproces voor het verkrijgen van de verplichte bijdrage voor onderzoeksprogramma's daar ook onder valt.

De leden van de commissie zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 3 maart 2017.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, A.M.V. Gerkens

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2017

Jaarlijks informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, over de oprichting en erkenning van producenten- en brancheorganisaties (PO’s en BO’s) en het verbindend verklaren van voorschriften of maatregelen van de door mij erkende PO’s en BO’s (Kamerstuk 33 910, L, Kamerstuk 33 910, M). Met deze brief informeer ik u over de ervaringen die in 2016 zijn opgedaan. Tevens geef ik hiermee een reactie op uw brief van 8 februari jl. (kenmerk 160643u).

I. Erkenning van producenten- en brancheorganisaties

Conform de integrale Gemeenschappelijke Marktordeningsverordening (iGMO, Verordening EU nr. 1308/2013)) en de Regeling producenten- en brancheorganisaties (regeling) die daaraan uitvoering geeft, heb ik in 2016 twee BO’s erkend: de brancheorganisatie Sierteeltproducten en de brancheorganisatie G&F Nederland (Groenten en Fruit).

Zoals ik uw Kamer in mijn eerste tussenrapportage heb bericht, heb ik in 2014 en 2015 reeds één PO en zeven BO’s erkend. Het gaat hierbij om de Producentenorganisatie Varkenshouderij, de Stichting Brancheorganisatie Kalversector, Zuivel NL, Stichting OVONED (eieren), Stichting PLUIMNED (pluimveevlees), de BO Granen, de BO Suiker en de BO Aardappelen en overige producten. Deze laatste drie BO’s zijn organisatorisch ondergebracht in de BO Akkerbouw. Alle erkenningen zijn geldig tot en met 31 december 2020. Deze einddatum hangt samen met de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), waarvan de iGMO onderdeel uitmaakt.

Ik heb op dit moment geen aanvragen in behandeling voor de erkenning van nieuwe producenten- en brancheorganisaties.

II. Verbindend verklaren

Voorgenomen besluiten

In mijn brief van 12 februari 2016 (Kamerstuk 33 910, M) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de door mij voorgenomen besluiten op de verzoeken van de BO Granen, de BO Suiker en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen tot verbindendverklaring van het verrichten van onderzoeken ter uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de daarmee samenhangende verplichting tot afdracht van financiële bijdragen en een registratieverplichting. Ik heb deze verzoeken ingewilligd en mijn besluiten gemeld in de Staatscourant (nr. 23394) van 3 mei 2016.

Nieuwe verzoeken

De Staatssecretaris en ik hebben in september 2016 van de BO Sierteeltproducten een verzoek tot verbindendverklaring van het energiebesparingssysteem glastuinbouw (EBG) ontvangen. Zoals de Staatssecretaris en ik eerder hebben aangegeven in de beantwoording van Kamervragen gesteld door de Tweede Kamerleden Mulder en Geurts (beiden CDA), zijn aan het verzoek van de BO Sierteeltproducten diverse aspecten verbonden die een zorgvuldige afweging behoeven (Aanhangsel Handelingen 2016–2017, nr. 576). Zo dienen de aanvragen getoetst te worden aan de juridische kaders voor algemeen verbindendverklaring (AVV) die zijn vastgelegd in de iGMO en de Regeling producenten- en brancheorganisaties. In deze laatst genoemde Regeling is, conform de wens van de Tweede Kamer, gewaarborgd dat er geen stelsel ontstaat dat vergelijkbaar is met de opgeheven publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. De Staatssecretaris en ik zullen uw Kamer binnenkort informeren over het door mij voorgenomen besluit op de aanvraag van de BO Sierteeltproducten.

De Stichting PLUIMNED, de Stichting OVONED en de Stichting Brancheorganisatie Kalveren hebben met mijn ministerie overlegd over de door hen voorgenomen verzoeken tot het verbindend verklaren van de programma’s voor onderzoek en innovatie. Een belangrijk deel van deze programma’s betreft onderzoeken naar dierziekten/diergezondheid en antibiotica. Gelet op de Regeling zou ik dergelijke verzoeken moeten afwijzen, omdat de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) grondslag biedt voor heffing voor onderzoek naar dierziekten/diergezondheid en antibiotica.

Ik vind dit effect van de regeling beleidsmatig niet gewenst; de verantwoordelijkheid voor bedrijfsgebonden ziekten ligt primair bij het bedrijfsleven. Hierbij hoort ook de bereidheid van de PO’s en BO’s in de dierlijke sector om verantwoordelijkheid te nemen voor het onderzoek dat de eigen aanpak moet ondersteunen (waarbij de betrokken marktdeelnemers zelf bepalen en betalen). Het niet verbindend kunnen verklaren van onderzoek op dit terrein staat haaks op de publiek-private aanpak bij dierziekten en antibiotica en heeft negatieve gevolgen voor (collectieve) private financiering van onderzoek naar diergezondheid en antibiotica, ook voor topsectoronderzoek.

Ik ben daarom voornemens het AVV-kader (artikel 5:2 van de regeling) aan te passen opdat AVV ook mogelijk wordt voor onderzoek en innovatie dat op basis van bestaande regelgeving (Gwwd) gefinancierd zou kunnen worden. Daarmee wordt een AVV mogelijk op het gebied van diergezondheid en antibiotica. Dit past binnen mijn toezegging aan de Tweede Kamer dat ik welwillend tegenover verzoeken om collectieve financiering van onderzoek sta (Kamerstuk 33 910, nr. 21).

Verzoek gegevensverstrekking BO Akkerbouw

Bij verbindend verklaarde voorschriften en verplichte financiële bijdragen gaat het om private afspraken die de betrokken marktdeelnemers zichzelf opleggen, ook jegens de marktdeelnemers die niet bij de erkende PO of BO zijn aangesloten. In dit licht zijn ook de uitvoering en de handhaving van de verbindend verklaring primair een private aangelegenheid. Voor de uitvoering en de handhaving is het van belang dat een PO of BO inzicht heeft welke marktdeelnemers tot de naleving van het verbindend verklaarde voorschrift gehouden zijn. Daartoe heb ik in de regeling opgenomen dat het verzoek tot verbindendverklaring vergezeld kan worden door een verzoek tot het verbindend verklaren van een verplichte registratie voor niet bij de erkende organisatie aangesloten marktdeelnemers op wie het voorschrift van toepassing is verklaard. Dit betekent dat niet-aangesloten marktdeelnemers zich voor een bepaalde peildatum bij de betrokken organisatie moeten melden.

De Staatssecretaris heeft op 12 juli en 16 oktober 2016 van de BO Akkerbouw het verzoek ontvangen om medewerking van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) bij het verkrijgen van machtigingen van marktdeelnemers in de akkerbouw. Het verzoek was toe te staan dat RVO bij de gecombineerde opgave aan boeren de mogelijkheid geeft een vinkje aan te zetten waarmee hun gegevens kunnen worden vrijgegeven. Hiermee zou de brancheorganisatie in staat gesteld worden de verplichte financiële bijdrage vast te stellen en op te leggen aan betalingsplichtige marktdeelnemers voor het Gezamenlijke programma voor onderzoek en innovatie.

In mijn antwoordbrief heb ik aangegeven dat ik bereid ben medewerking te verlenen bij de uitvoering van de AVV. RVO kan de Kamer van Koophandel (KvK)-nummers verstrekken van de niet bij de BO Akkerbouw aangesloten betalingsplichtige marktdeelnemers, nadat de BO een lijst met de bij BO aangesloten marktdeelnemers aan RVO heeft verstrekt5. De brancheorganisatie kan vervolgens de NAW-gegevens van deze marktdeelnemers van de KvK kopen. Daarna kan de BO alle betalingsplichtige marktdeelnemers benaderen en hen verzoeken RVO te machtigen areaalgegevens door te geven aan de BO. Wanneer RVO deze machtigingen binnen krijgt, kan RVO de BO de benodigde gegevens verstrekken.

Door het verstrekken van deze set gegevens in combinatie met het aanbieden van compenserende waarborgen aan de niet-aangeslotenen in het kader van het doelbindingsvereiste, wil ik de gegevensverstrekking zo min mogelijk ingrijpend laten zijn en daarmee handelen binnen de kaders van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en de Landbouwwet. De BO Akkerbouw kan langs deze weg een compleet bestand opbouwen van haar doelgroep en de registratieplicht effectief uitvoeren. Voor de betrokkenen die vervolgens bereid zijn hun areaalgegevens via RVO te verstrekken aan de BO, geldt dat RVO in dat verband een werkwijze heeft die al voor verschillende gebruikers werkbaar is gebleken. (de hierboven genoemde gegevenslevering op basis van machtiging).

Volgens de BO Akkerbouw is de aangeboden oplossing niet voldoende pragmatisch vanwege het kostenaspect, toename van administratieve lasten en onvolledig zicht op correcte gegevens betreffende het areaal waarop de heffingen worden gebaseerd.

Reactie

Ten aanzien van de kosten geldt dat de door mij voorgestelde oplossing eenmalig circa € 30.000 voor RVO bedraagt en circa € 1.500 voor de Kamer van Koophandel. Daarna zullen de kosten aanzienlijk dalen en beperkt blijven tot het actualiseren van de bestanden. In het verbindend verklaarde onderzoeksprogramma heeft de BO Akkerbouw een post van € 300.000 per jaar opgenomen voor de uitvoering van het programma (totale kosten programma jaarlijks circa € 3,3 miljoen). De kosten van mijn oplossing kunnen hier ruimschoots uit worden gedekt.

Verder merk ik op dat ook bij het voorstel van de BO Akkerbouw niet verzekerd is dat alle betalingsplichtige akkerbouwers het vinkje zullen aankruisen, waarna de BO de weigeraars alsnog moet aanschrijven.

Los van deze twee opmerkingen constateer ik dat de door de BO Akkerbouw voorgestelde oplossing niet lijkt te passen binnen de kaders van de Wbp. Allereerst biedt de iGMO-verordening, die het kader vastlegt voor AVV’s, geen juridische grondslag voor het verstrekken van gegevens van RVO aan PO’s en BO’s. Daarom moet verstrekking van gegevens door de overheid aan private partijen, worden getoetst aan de Wbp en met name aan de artikelen 8, 9 en 11 van de Wbp.

Er kan alleen een grondslag in de zin van artikel 8 Wbp zijn voor het verstrekken van gegevens als er toestemming is van betrokkene. Daarom lijkt het gebruik van het vinkje, zoals de BO voorstelt, op het eerste gezicht niet mogelijk, omdat dat op zichzelf onvoldoende waarborgen biedt voor een geldige toestemming als bedoeld in de Wbp. Er kan echter ook een grondslag zijn als de verwerking van gegevens noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak én voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Vervolgens mag, getoetst aan artikel 9 van de Wbp, de gegevensverstrekking niet onverenigbaar zijn met het doel waarvoor de – oorspronkelijke – gegevens door RVO zijn verkregen (het zogenaamde «doelbindingsvereiste»).

De door de BO voorgestelde oplossing is dat RVO – al dan niet op basis van een voorselectie – gegevensbestanden die voor publieke doeleinden zijn ingewonnen, moet gaan gebruiken voor het aanschrijven en informeren van betrokkenen om hen toestemming te laten geven voor het verstrekken van hun areaalgegevens aan de BO voor de afdracht van een financiële bijdrage. Dit lijkt moeilijk verenigbaar met de oorspronkelijke doeleinden van de inwinning van de gegevens in het kader van de landbouwtelling, namelijk: statistiek en beleidsontwikkeling.

Daarnaast heb ik twijfels bij de proportionaliteit van het voorstel van de BO Akkerbouw: het zou verder kunnen gaan dan noodzakelijk is voor de goede vervulling van mijn publieke taak – het AVV-besluit voor de BO uitvoerbaar maken – en is in dat geval ook daarom niet toegestaan op grond van de Wbp (artikel 11). Bovendien is er in het licht van de bescherming van persoonsgegevens een voor betrokken marktdeelnemers minder ingrijpend alternatief voorhanden, namelijk de door mij voorgestelde werkwijze.

Ik ben van mening dat met mijn voorstel maximaal tegemoet wordt gekomen aan de zorgen van de BO Akkerbouw. Inmiddels heb ik vanuit de BO Akkerbouw alternatieve juridische analyses ontvangen. Zoals eerder gesteld, ben ik bereid mijn medewerking te verlenen om de uitvoering van het onderzoeksprogramma mogelijk te maken binnen de kaders van de geldende wet- en regelgeving. Ik ben bereid om de mogelijkheden wat betreft gegevensverstrekking nogmaals (juridisch) te onderzoeken en hierover met de brancheorganisatie in gesprek te blijven.

Tot slot

Conform het verzoek van uw Kamer zal ik in mijn toekomstige tussenrapportages opnemen op welke wijze ik zal meewerken aan het inningsproces voor het verkrijgen van de verplichte bijdrage voor door mij verbindend verklaarde onderzoeksprogramma’s.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Ester (CU), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Kok (PVV) (vice-voorzitter), Gerkens (SP) (voorzitter), Atsma (CDA), Dercksen (PVV), Van Kesteren (CDA), Krikke (VVD), Meijer (SP), Pijlman (D66), Prast (D66), Van Rij (CDA), Van Rooijen (50PLUS), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Barth (PvdA), Klip-Martin (VVD), Overbeek (SP).

X Noot
2

Persbericht van LTO Nederland, NAV en NAJK van 26 januari 2017, dat op die datum is aangeboden aan de leden van vaste commissie voor EZ van de Eerste Kamer (ter inzage gelegd onder griffienr. 160581).

X Noot
3

Uw brief van 25 januari 2017 aan de Tweede Kamer inzake aanbieding van een afschrift van een brief aan de Brancheorganisatie Akkerbouw over de uitvoering van het programma onderzoek, innovatie en gegevensverstrekking inzake verbindendverklaring financiële bijdrage (gepubliceerd als niet dossierstuk op www.overheid.nl onder nummer 2017D02254). In dit verband kan tevens worden verwezen naar uw beantwoording van in de Tweede Kamer gestelde vragen: Aanhangsel Handelingen 2016/17, 1027 en 1028.

X Noot
4

Verslag schriftelijk overleg, Kamerstukken I, 2015/16, 33 910, M, blz. 5.

X Noot
5

Gelet op de afspraken tussen overheid en de KvK over de verstrekking van gegevens, is het niet toegestaan dat RVO de NAW-gegevens aan de BO verstrekt.

Naar boven