Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 33910 nr. J |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 33910 nr. J |
Vastgesteld 9 maart 2015
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken1 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 12 januari 2015 inzake Voortzetten zelfcontrole door ondernemers na opheffen PBO. Naar aanleiding hiervan hebben zij de Staatssecretaris op 30 januari 2015 een brief gestuurd.
De Staatssecretaris heeft op 9 maart 2015 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer
Aan de Staatssecretaris van Economische Zaken
Den Haag, 30 januari 2015
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 12 januari 2015 inzake Voortzetten zelfcontrole door ondernemers na opheffen PBO (33 910, I). Deze brief geeft de leden van de VVD-fractie en het lid van de Partij voor de Dieren-fractie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen. De leden van de SP-fractie sluiten zich aan bij de vragen van de leden van de VVD-fractie en bij de vragen van en lid van de Partij voor de Dieren-fractie, het lid van de OSF-fractie sluit zich aan bij de vragen van het lid van de Partij voor de Dieren-fractie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie, mede namens de leden van de SP-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van uw brief en de daarin aangekondigde acties. Zij vragen op welke wijze het toegezegde gesprek met de sectoren is gevoerd. Heeft er over de voorgenomen maatregelen al overleg met de sectoren plaatsgevonden en hoe deze sectoren op het voorgestelde beleid hebben gereageerd?
Het is de leden van de VVD-fractie niet geheel duidelijk wat precies de strekking is van de aangedragen oplossing, het aanscherpen van de Regeling diergeneesmiddelen. Verandert er werkelijk iets vanwege de hiermee aangekondigde verplichting tot zelfcontrole van de partners in de veehouderijsectoren? Het moeten uitoefenen daarvan is immers ook als verplichting opgenomen in de Europese richtlijn. Wat voegt de aangescherpte regeling hieraan toe? Is verzekerd dat ten behoeve van de zelfcontrole deelnemers verplicht participeren in een kwaliteitssysteem en dat zij voldoen aan alle daarin vastgelegde criteria? Is verzekerd dat de NVWA erop toeziet dat eventuele niet-deelnemers aan een kwaliteitssysteem aan dezelfde voorwaarden van controle voldoen als deelnemers? Anders gezegd, is het niet onvermijdelijk dat er harde eisen voor zelfcontrole worden gesteld aan alle participanten in de onderhavige sectoren?
Bent u bereid over te gaan tot het algemeen verbindend verklaren van de kwaliteitssystemen in het kader van de Monitoring Kritische Stoffen? De leden van de VVD-fractie hechten eraan dat Nederland als producent en exporteur elk risico van onttrekking aan een deugdelijke zelfcontrole uitsluit.
Vragen en opmerkingen van het lid van de Partij voor de Dieren-fractie, mede namens de leden van de SP-fractie en namens het lid van de OSF-fractie
Het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren heeft kennisgenomen van de voorliggende brief over de Wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de bedrijfslichamen. Hij wil zijn zorg uitspreken over de manier waarop de veesector wordt gecontroleerd en over het voornemen het uitvoeren van de zelfcontroles door de sector te verduidelijken en aan te scherpen in de Regeling diergeneesmiddelen, zodat zelfcontrole verplicht wordt. Het lid van de Partij voor de Dieren wijst de regering erop dat in de loop der jaren de verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid meer en meer bij de vleessector zelf is gelegd. Hij constateert dat het vastleggen van de verplichting tot zelfcontrole in de Regeling diergeneesmiddelen een bestendiging is van het beleid dat de slager toestaat zijn eigen vlees te keuren. Zelfcontrole staat volgens hem haaks op de plicht van de regering om de voedselveiligheid, de volksgezondheid en het welzijn van dieren in de veesector te bevorderen. Het lid van de Partij voor de Dieren wijst de regering op haar plicht om de volksgezondheid en de voedselveiligheid te waarborgen. Kunt u bevestigen dat deze plicht op de regering rust en op gespannen voet kan komen met zelfcontrole?
Dit lid verwijst naar het recente rapport «Risico’s in de vleesketen» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid,2 waaruit blijkt dat bedrijven de verantwoordelijkheid tot zelfcontrole onvoldoende hebben waargemaakt. De overheid is er volgens de raad ten onrechte van uitgegaan dat het bedrijfsleven meer verantwoordelijkheid voor voedselveiligheid zou nemen. Hygiëneregels worden vaak niet gevolgd en fraude met vlees komt veel voor. Hoe draagt de aanscherping van de regels voor zelfcontrole bij aan het realiseren van een daling van het aantal frauduleuze praktijken en andere wetsovertredingen in de veesector?
Dit lid verwijst tevens naar zorgwekkende uitspraken van betrokken autoriteiten. Directeur risicobeoordeling Opperhuizen van de NVWA gaf aan dat verschillende bedrijven in de vleesketen, inclusief de handel, geen verantwoordelijkheid nemen voor de voedselveiligheid.3 Dirk Duijzer, directeur Coöperatie en Duurzaamheid bij de Rabobank, zei dat voedselschandalen geen incidenten meer zijn en dat het zelfreinigend vermogen van de sector bedroevend is.4 En Inspecteur Generaal Harry Paul van de NVWA stelt dat producenten van vlees en vleesproducten een gebrek hebben aan ethisch besef.5 Hoe rijmt u deze uitspraken met zelfcontrole door de vleessector? Bent u bereid te erkennen dat zelfcontrole door de sector enerzijds en het voorkomen van fraude en andere wetsovertredingen anderzijds in de praktijk onhoudbaar blijkt? Waarom scherpt de regering de Regeling diergeneesmiddelen niet zodanig aan dat controle op de veesector in handen komt van de overheid? Hoeveel frauduleuze praktijken en andere wetsovertredingen gaat de regering nog toestaan voor zij hiertoe overgaat?
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken verzoeken u deze vragen uiterlijk 26 februari 2015 te beantwoorden.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, E.M. Kneppers-Heijnert
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 maart 2015
Met deze brief ga ik in op de opmerkingen en vragen van de leden van de Eerste Kamer van de VVD-fractie, de Partij voor de Dieren-fractie, de SP-fractie en de OSF-fractie, over mijn brief van 12 januari 2015 inzake het voortzetten van de zelfcontrole door ondernemers na het opheffen van de PBO.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie, mede namens de leden van de SP-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van uw brief en de daarin aangekondigde acties. Zij vragen op welke wijze het toegezegde gesprek met de sectoren is gevoerd. Heeft er over de voorgenomen maatregelen al overleg met de sectoren plaatsgevonden en hoe deze sectoren op het voorgestelde beleid hebben gereageerd?
Er is overleg geweest met verschillende sectoren waaronder de relevante diersectoren en de slachterijsector, waarbij het voorstel om de regelgeving aan te passen is besproken. De sectoren reageerden in grote lijnen positief op het voorstel.
Het is de leden van de VVD-fractie niet geheel duidelijk wat precies de strekking is van de aangedragen oplossing, het aanscherpen van de Regeling diergeneesmiddelen. Verandert er werkelijk iets vanwege de hiermee aangekondigde verplichting tot zelfcontrole van de partners in de veehouderijsectoren? Het moeten uitoefenen daarvan is immers ook als verplichting opgenomen in de Europese richtlijn. Wat voegt de aangescherpte regeling hieraan toe?
Is verzekerd dat ten behoeve van de zelfcontrole deelnemers verplicht participeren in een kwaliteitssysteem en dat zij voldoen aan alle daarin vastgelegde criteria? Is verzekerd dat de NVWA erop toeziet dat eventuele niet-deelnemers aan een kwaliteitssysteem aan dezelfde voorwaarden van controle voldoen als deelnemers? Anders gezegd, is het niet onvermijdelijk dat er harde eisen voor zelfcontrole worden gesteld aan alle participanten in de onderhavige sectoren?
Bent u bereid over te gaan tot het algemeen verbindend verklaren van de kwaliteitssystemen in het kader van de Monitoring Kritische Stoffen?
Zoals aangegeven in mijn brief van 12 januari 2015 (33 910, I) is bij het voornemen om de Publieke Bedrijfsorganen (PBO) op te heffen, geconcludeerd dat de betrokken PBO verordeningen inzake Monitoring Kritische Stoffen (MKS)6 niet door EZ overgenomen konden worden. Ook is het verzoek om de betrokken kwaliteitssystemen algemeen verbindend te verklaren (AVV) afgewezen.
De reden hiervoor was dat deze verplichte monitoring geen publieke taak betrof omdat er al een publieke monitoring op residuen van verboden stoffen en diergeneesmiddelen bestaat, het Nationaal Plan Residuen. Dit is een Europees verplichte monitoring7 die wordt uitgevoerd door de NVWA bij alle voedselproducerende dieren. Deze monitoring wordt onverkort voortgezet en er wordt door de NVWA handhavend opgetreden wanneer dat uit de resultaten van de monitoring blijkt.
Het bedrijfsleven dient echter zijn verantwoordelijkheid nemen om de veiligheid, kwaliteit en integriteit van vlees en andere producten in de hele keten te borgen. Adequate private kwaliteitssystemen zijn hierbij een randvoorwaarde, inclusief onderlinge privaatrechtelijke aansprakelijkheid. De varkens- en vleeskalversectoren hebben steeds gesteld dat ze bij het niet overnemen van deze PBO verordeningen vreesden voor het voortbestaan van hun kwaliteitssystemen op het gebied van de monitoring van residuen van diergeneesmiddelen en verboden stoffen. Omdat ik het belang inzie van goedwerkende kwaliteitssystemen op dit gebied, heb ik de sectoren toegezegd om samen met hen te bezien hoe ik hen hierin kan ondersteunen. Dit heeft geresulteerd in het besluit om de regelgeving op dit punt aan te scherpen door zelfcontrole op het gebied van residuen van diergeneesmiddelen en verboden stoffen niet alleen te verplichten voor de verwerkers, zoals slachterijen, maar ook voor de veehouders zelf. Deze verschillende ketenpartijen kunnen door middel van deze verplichte zelfcontrole duidelijkere eisen aan elkaar en aan hun dieren en producten stellen.
De bepaling uit de Europese Richtlijn 96/23/EG wordt hierdoor duidelijker geïmplementeerd en dit zorgt voor verheldering van de rol en verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. De wijze van uitvoering van deze zelfcontrole laat ik aan de marktdeelnemers in de keten zelf. Het is dus geen verplichting om deel te nemen aan een privaat kwaliteitssysteem.
De relevante sectoren zien in deze wijziging van de regelgeving kansen voor een gedegen voortzetting en versterking van hun bestaande kwaliteitssystemen. Daarbij is het ook een impuls voor de ontwikkeling van monitoring op residuen bij de kleinere sectoren zoals de schapenhouderij.
Ik ben in overleg met de sectoren over de uitwerking van deze bepalingen en het toezicht van de NVWA hierop. Het doel hiervan is dat het publieke en het private toezicht op het gebruik van residuen van verboden stoffen en diergeneesmiddelen elkaar gaan versterken.
Vragen en opmerkingen van het lid van de Partij voor de Dieren-fractie, mede namens de leden van de SP-fractie en namens het lid van de OSF-fractie
Het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren heeft kennisgenomen van de voorliggende brief over de Wijziging van de Wet op de bedrijfsorganisatie en andere wetten in verband met de opheffing van de bedrijfslichamen. Hij wil zijn zorg uitspreken over de manier waarop de veesector wordt gecontroleerd en over het voornemen het uitvoeren van de zelfcontroles door de sector te verduidelijken en aan te scherpen in de Regeling diergeneesmiddelen, zodat zelfcontrole verplicht wordt. Het lid van de Partij voor de Dieren wijst de regering erop dat in de loop der jaren de verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid meer en meer bij de vleessector zelf is gelegd. Hij constateert dat het vastleggen van de verplichting tot zelfcontrole in de Regeling diergeneesmiddelen een bestendiging is van het beleid dat de slager toestaat zijn eigen vlees te keuren. Zelfcontrole staat volgens hem haaks op de plicht van de regering om de voedselveiligheid, de volksgezondheid en het welzijn van dieren in de veesector te bevorderen. Het lid van de Partij voor de Dieren wijst de regering op haar plicht om de volksgezondheid en de voedselveiligheid te waarborgen. Kunt u bevestigen dat deze plicht op de regering rust en op gespannen voet kan komen met zelfcontrole?
Er is geen sprake van enige overdracht van verantwoordelijkheid van de overheid naar de sector, aangezien het Nationaal Plan Residuen onverminderd wordt uitgevoerd door de NVWA. Ik verwijs u ook naar het antwoord op de volgende vraag.
Dit lid verwijst naar het recente rapport «Risico’s in de vleesketen» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid,8 waaruit blijkt dat bedrijven de verantwoordelijkheid tot zelfcontrole onvoldoende hebben waargemaakt. De overheid is er volgens de raad ten onrechte van uitgegaan dat het bedrijfsleven meer verantwoordelijkheid voor voedselveiligheid zou nemen. Hygiëneregels worden vaak niet gevolgd en fraude met vlees komt veel voor. Hoe draagt de aanscherping van de regels voor zelfcontrole bij aan het realiseren van een daling van het aantal frauduleuze praktijken en andere wetsovertredingen in de veesector?
Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het rapport «risico’s in de vleesketen» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) zijn exploitanten van levensmiddelenbedrijven volgens de Europese wetgeving primair verantwoordelijk voor de veiligheid en integriteit van hun producten en dienen dit met hun eigen systemen te bewaken. De autoriteiten van de lidstaten oefenen toezicht hierop uit.
Adequate private kwaliteitssystemen zijn hierbij een belangrijk hulpmiddel, inclusief onderlinge privaatrechtelijke aansprakelijkheid. De onderhavige aanpassing van de wetgeving dient ertoe de private kwaliteitssystemen op dit gebied te versterken.
De overheid draagt daarnaast conform de aanbevelingen van de OvV zorg voor verbeteringen in het toezicht door de NVWA vanwege het belang van een adequaat toegeruste en toekomstbestendige toezichthouder.
Dit lid verwijst tevens naar zorgwekkende uitspraken van betrokken autoriteiten. Directeur risicobeoordeling Opperhuizen van de NVWA gaf aan dat verschillende bedrijven in de vleesketen, inclusief de handel, geen verantwoordelijkheid nemen voor de voedselveiligheid9. Dirk Duijzer, directeur Coöperatie en Duurzaamheid bij de Rabobank, zei dat voedselschandalen geen incidenten meer zijn en dat het zelfreinigend vermogen van de sector bedroevend is10. En Inspecteur Generaal Harry Paul van de NVWA stelt dat producenten van vlees en vleesproducten een gebrek hebben aan ethisch besef11. Hoe rijmt u deze uitspraken met zelfcontrole door de vleessector?
Bij de door u geciteerde uitspraken gaat het om reacties op incidenten in 2013 en voorjaar 2014. Ik verwijs u in dit kader naar de kabinetsreactie op het OvV-rapport van juli 2014.
Elk bedrijf in de vleesketen dient ervan doordrongen te zijn dat de producten uiteindelijk door consumenten gegeten worden en dat zij verantwoordelijkheid hebben voor de veiligheid en de integriteit ervan. Dit betekent meer dan je strikt aan de regels houden, maar daarnaast transparantie, kwaliteitsbesef en oog voor maatschappelijke waarden. Een omslag naar maatschappelijk verantwoord ondernemen. Met het bedrijfsleven is afgesproken dat er in navolging van de Nederlandse corporate governance code, een code ontwikkeld wordt om de beginselen van deugdelijk bestuur en best practices vast te leggen binnen de vleessector. Het bedrijfsleven heeft gemeld in het voorjaar van 2015 te komen met een gedragscode voor de vleessector.
Bent u bereid te erkennen dat zelfcontrole door de sector enerzijds en het voorkomen van fraude en andere wetsovertredingen anderzijds in de praktijk onhoudbaar blijkt? Waarom scherpt de regering de Regeling diergeneesmiddelen niet zodanig aan dat controle op de veesector in handen komt van de overheid? Hoeveel frauduleuze praktijken en andere wetsovertredingen gaat de regering nog toestaan voor zij hiertoe overgaat?
Zoals eerder aangegeven zijn exploitanten van levensmiddelenbedrijven volgens de Europese wetgeving primair verantwoordelijk voor de veiligheid en integriteit van hun producten en dienen dit met hun eigen systemen te bewaken.
Deze systemen, zoals de Monitoring Kritische Stoffen, vervangen niet de overheidscontroles. De NVWA blijft het Nationaal Plan Residuen uitvoeren en blijft zich inzetten op gerichte controles op de correcte toepassing van diergeneesmiddelen en de opsporing van fraude.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
Samenstelling:
Holdijk (SGP), Kneppers-Heijnert (VVD) (voorzitter), Terpstra (CDA), Sylvester (PvdA), Essers (CDA) Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Hoekstra (CDA), Van Boxtel (D66), Backer (D66), Vos (GL), De Lange (OSF), Schrijver (PvdA), Postema (PvdA), Vlietstra (PvdA) (vice-voorzitter), Van Strien (PVV), Faber-van de Klashorst (PVV), Ester (CU), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Gerkens (SP), Koning (PvdA).
Verordening Monitoring Kritische Stoffen bij Kalveren (PVV) 2008 en Verordening Monitoring Kritische Stoffen bij Varkens (PVV) 2008.
Richtlijn 96/23/EC inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en producten daarvan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33910-J.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.