Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 september 2014
Hierbij informeren wij u over onze brief van 3 februari 2014 waarin wij in het kader
van artikel 96 van de Comptabiliteitswet 2001 (CW2001) advies hebben uitgebracht aan
de Minister van VWS over het concept wetsvoorstel voor de langdurige zorg.
Met het oog op de artikelen 91 en 96 van de CW2001 hebben wij ons bij dit advies gericht
op de gevolgen van het wetsvoorstel voor de controletaak en bevoegdheden van de Algemene
Rekenkamer. Daarnaast hebben wij gekeken naar de wijze waarop het toezicht en de verantwoording
is ingericht, in relatie tot de verantwoordelijkheid van de betrokken ministers.
De Minister verwijst naar onze brief van 3 februari jl. bij haar toelichting op artikel
9.1.7 lid 6, maar onze brief blijkt niet bij uw wetgevingsdossier gevoegd te zijn.
Bijgaand treft u een afschrift van onze brief1.
Artikel 9.1.7 lid 6 is het artikel waarvoor we in het bijzonder uw aandacht vragen.
In onze adviesbrief hebben we de Minister verzocht om het artikel betreffende de geheimhouding
(toen nog genummerd artikel 9.1.9. lid 6; in het uiteindelijke wetsvoorstel artikel
9.1.7 lid 6) te schrappen omdat in artikel 91 lid 15 van de CW2001 de geheimhouding
van naar hun aard vertrouwelijke gegevens door de Algemene Rekenkamer reeds is geregeld.
Wij hechten er nog steeds aan dat artikel 9.1.7 lid 6 wordt geschrapt. Dit artikel
vormt een inbreuk op de standaardbevoegdheden en -werkwijze van de Algemene Rekenkamer
zoals die zijn geregeld in de CW2001. In artikel 91, lid 15 van deze wet is geregeld
dat de Algemene Rekenkamer van gegevens die naar hun aard vertrouwelijk zijn (waaronder
bijvoorbeeld bedrijfsvertrouwelijke informatie en privacygevoelige informatie) geen
melding maakt in een rapport of verslag. Wel kan zij hierover vertrouwelijke mededelingen
doen aan de Minister die het aangaat en de Staten-Generaal. Het behoort tot de competentie
van de Algemene Rekenkamer om vast te stellen of sprake is van naar hun aard vertrouwelijke
gegevens. Onze standaardwerkwijze in geval van vertrouwelijke informatie staat uitvoerig
beschreven in een brief van de Minister van Financiën.2
De nu door het kabinet voorgestelde bepaling in de Wet langdurige zorg doorbreekt
dit algemene regime voor de omgang van de Algemene Rekenkamer met vertrouwelijke informatie.
In tegenstelling tot wat in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel staat,
betreft dit geen technisch punt. Inwerkingtreding van artikel 9.1.7 lid 6 zal tot
gevolg hebben dat onze mogelijkheid om uw Kamer en de Minister zonodig vertrouwelijk
te kunnen informeren wordt ingeperkt.
Die inperking van onze i.c. vertrouwelijke rapportagemogelijkheid blijkt uit de memorie
van toelichting, die stelt dat de Rekenkamer bij het doen van vertrouwelijke mededelingen
wel rekening mag houden met de vertrouwelijke informatie die haar tot deze conclusie hebben doen komen, maar
deze niet mag citeren of weergeven. Wij achten het van belang voor zowel Minister
als Staten-Generaal om alle naar ons oordeel relevante informatie te kunnen vernemen. Wij beperken ons daarbij uiteraard tot die
informatie die wij noodzakelijk achten om onze conclusies en aanbevelingen te onderbouwen
en om het afwegen van eventuele maatregelen door Minister en Staten-Generaal zinvol
mogelijk te maken. Bovendien leggen wij zoals gebruikelijk de voorgenomen rapportage
eerst ambtelijk en daarna bestuurlijk voor in de wederhoorprocedure. In dat stadium
bestaat ruim de mogelijkheid ons attent te maken op eventuele gevoeligheden.
Wij hopen u voldoende geïnformeerd te hebben en op deze wijze bij te dragen aan het
completeren van het dossier dat binnenkort door uw Kamer behandeld zal worden.
Een afschrift van deze brief sturen wij naar de Voorzitter van de Eerste Kamer, de
Minister van VWS en de Minister van Financiën.
Algemene Rekenkamer
drs. Saskia J. Stuiveling, president
dr. Ellen M.A. van Schoten RA, secretaris