De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel 3.3.3, zevende lid, wordt «het eerste, derde en zesde lid» vervangen door:
het eerste, derde, vierde en zesde lid.
Toelichting
Indieners achten het wenselijk dat mensen zo veel mogelijk en zo lang mogelijk thuis
kunnen blijven wonen, ook als zij behoefte hebben aan langdurige en intensieve zorg.
Met dit amendement wordt de mogelijkheid gecreëerd dat mensen onder bepaalde omstandigheden
thuis kunnen blijven wonen, ook als dat duurder is dan verblijf in een instelling.
Het amendement beoogt het wetsvoorstel op dit punt in overeenstemming te brengen met
de manier waarop in de huidige AWBZ voor bepaalde groepen «enige ondoelmatigheid»
is toegestaan. Voorkomen wordt dat kinderen, jongvolwassenen en mensen in andere specifieke
situaties, zoals hieronder benoemd, in de Wlz alsnog verplicht in een intramurale
instelling moeten gaan verblijven omdat hun zorg thuis duurder is dan verblijf in
een instelling.
Het accepteren van «meerkosten» voor mensen die thuis wonen, geldt in ieder geval
ten aanzien van kinderen en jongvolwassenen. Het toestaan van meerkosten is tevens
gewenst ten aanzien van mensen met een bijzondere behoefte aan «persoonlijke assistentie».
Het gaat om de volgende cliëntsituaties:
-
– Kinderen en jongvolwassen die de mogelijkheid moeten kunnen krijgen om thuis op te
groeien;
-
– Ouders die de mogelijkheid moeten kunnen krijgen om deel uit te maken van een opgroeiend
gezin;
-
– Mensen die vanuit een thuissituatie de mogelijkheid moeten kunnen krijgen tot ontwikkeling
en ontplooiing in de vorm van opleiding en betaald werk;
-
– Cliëntsituaties waar sprake is van een continue acute levensdreiging (bijv. thuisbeademing)
waarbij de mogelijkheid van zorg in de thuissituatie een positief effect heeft op
de ervaren kwaliteit van leven.
Het CIZ bepaalt of een cliënt toegang heeft tot de Wlz en vervolgens op welk zorgprofiel
de cliënt is aangewezen. Als een cliënt thuis wil blijven wonen, stelt de Wlz-uitvoerder
de hoogte van de bekostiging van de zorg thuis vast. Uitgangspunt hierbij is dat de
zorg thuis niet meer mag kosten dan de kosten van het verblijf in een instelling.
Het kan zijn dat de kosten om een cliënt verantwoord en doelmatig thuis te kunnen
verzorgen significant hoger zijn dan de kosten van het verblijf in een instelling.
Dit vanwege het wegvallen van het efficiencyvoordeel van het leveren van zorg in een
geclusterde setting in combinatie met een hogere zorgbehoefte van de cliënt. In bovengenoemde
situaties is het in ieder geval gewenst dat mensen thuis wonen, ook al kost dit meer
dan het verblijf in een instelling.
De Wlz-uitvoerder beoordeelt of sprake is van één van de hierboven genoemde situaties
en stelt het soort zorg en de omvang vast die in de thuissituatie moet worden geboden.
Hierbij wordt het toezicht meegewogen dat onbezoldigd door de inwonende mantelzorger
wordt overgenomen. De te bieden zorg thuis moet naar het oordeel van de Wlz-uitvoerder
leiden tot een doeltreffende en verantwoorde oplossing.
Het amendement maakt het technisch mogelijk dat voor bepaalde groepen (zoals hierboven
beschreven) de persoonsgebonden budgetten en de kosten van een modulair pakket thuis,
worden opgehoogd. Omdat de maximale aanvaardbare kosten van een MPT zijn gekoppeld
aan de tarieven van de persoonsgebonden budgetten, hoeft alleen artikel 3.3.3 van
het wetsvoorstel te worden gewijzigd. Hiermee is dan automatisch en onlosmakelijk
ook voor de MPT’s geregeld dat de kosten in specifieke situaties hoger mogen uitvallen.
Het amendement bewerkstelligt dat bij of krachtens AMvB wordt bepaald in welke gevallen
meerkosten moet worden geaccepteerd. In de AMvB zullen in ieder geval bovengenoemde
groepen worden opgenomen, zodat personen die onder de genoemde groepen vallen thuis
kunnen blijven wonen ondanks dat dit duurder is dan verblijf in een instelling.
Bergkamp Otwin van Dijk Keijzer