33 864 Oprichting Stichting Defensiemusea

A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 10 februari 2014.

De wens over de voorgenomen rechtshandeling nadere inlichtingen te ontvangen kan door of namens een van beide Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 23 maart 2014.

Het oordeel dat de voorgenomen rechtshandeling een voorafgaande machtiging bij de wet behoeft kan door een van beide Kamers worden uitgesproken uiterlijk op 23 maart 2014.

dan wel binnen veertien dagen na het verstrekken van de in de vorige volzin bedoelde inlichtingen.

Bij deze termijnen is rekening gehouden met de recesperiode van de Tweede Kamer.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2014

Met de brief van 10 juli 2006 (Kamerstuk 30 300, nr. 127) bent u geïnformeerd over het voornemen de defensiemusea in een stichting onder te brengen en van de plannen voor de bouw van een nieuw defensiemuseum in Soesterberg. Op 7 mei 2012 heeft mijn ambtsvoorganger gerapporteerd over de voortgang van het project herinrichting museaal bestel (Kamerstuk 30 300, nr. 84). Aangezien het project zijn voltooiing nadert, wil ik u thans conform artikel 34 van de Comptabiliteitswet nader informeren over de oprichting van de Stichting Defensiemusea. De conceptstatuten van de stichting vindt u in een bijlage bij deze brief1.

Doelstelling en taak

Na de oprichting van de Stichting Defensiemusea breng ik een wettelijke taak, namelijk het beheren van de museale collectie van Defensie, conform de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen 2013 2, onder bij de stichting. Dit gebeurt door middel van het sluiten van een beheersovereenkomst tussen de Staat en de Stichting Defensiemusea. Voor de collecties van de Stichting Museum der Koninklijke Marechaussee, de Stichting Historische Verzameling Korps Mariniers en van de Stichting Vrienden van het Militaire Luchtvaart Museum zijn en worden separate bruikleenovereenkomsten gesloten. Deze collecties worden vervolgens eveneens in de beheersovereenkomst tussen de Staat en de Stichting Defensiemusea ondergebracht.

De Stichting Defensiemusea zal bestaan uit vier musea. Het Legermuseum in Delft en het Militaire Luchtvaart Museum op het Kamp van Zeist worden samengevoegd in het nieuw te bouwen Nationaal Militair Museum (NMM) in Soesterberg. Dit zal eind september 2014 worden geopend. Daarnaast zullen het Marinemuseum (Den Helder), het Mariniersmuseum (Rotterdam) en het Museum der Koninklijke Marechaussee (Buren) deel uit maken van de stichting. De laatste drie blijven op hun huidige locatie. Ik streef ernaar de stichting op 1 april 2014 op te richten.

Met het oprichten van de Stichting Defensiemusea wordt een structuur beoogd die efficiënter is, de cohesie en de samenwerking tussen de musea bevordert en de aansluiting bij de in Nederland geldende museale kwaliteitsnormen waarborgt. Daarnaast is het besturen en beheren van musea geen kerntaak van het Ministerie van Defensie. Ik wens mij minder met de details van de uitvoering van het museale beleid bezig te houden en wil mij uitsluitend concentreren op de hoofdlijnen daarvan. Vandaar de keuze om een private rechtspersoon met de uitvoering van het museale beleid te belasten, die net zoals de verzelfstandigde rijksmusea uit eigen naam aan het rechtsverkeer kan deelnemen.

De Stichting Defensiemusea heeft als taak de bezoekers van de defensiemusea door middel van een gevarieerd publieksgericht aanbod in staat te stellen zich een oordeel te vormen over de rol van de krijgsmacht in het verleden, het heden en de toekomst. Als basis daarvoor beheert zij het cultureel historisch erfgoed van de krijgsmacht.

Bestuurlijke aspecten

Voor het oprichten van deze stichting is het daarvoor ontwikkelde Beleidskader voor betrokkenheid van de Rijksoverheid bij de oprichting van stichtingen (Kamerstuk 25 268, nr. 42) gevolgd. Daartoe is onder andere advies gevraagd aan het Ministerie van Financiën, dat positief adviseert over de oprichting van de stichting. De Algemene Rekenkamer (ARK) heeft eveneens positief geadviseerd over de oprichting, met als aantekening dat de ARK de stichting zal beschouwen als een rechtspersoon overeenkomstig artikel 91, eerste lid onder d van de Comptabiliteitswet 2001 (rechtspersoon met wettelijke taak). Dit betekent dat de ARK bij de stichting zowel rechtmatigheids- als doelmatigheidsonderzoek kan doen. Beide adviezen treft u als bijlage bij deze brief aan3.

De verantwoordelijkheid voor de aansturing van de musea en de museale kwaliteit wordt belegd bij het bestuur van de stichting dat onder toezicht staat van een raad van toezicht. Defensie zal een subsidierelatie onderhouden met de stichting gebaseerd op de Wet Algemeen Bestuursrecht.

De keuze voor de inrichting van de stichting met een raad van toezicht is in overeenstemming met de Governance Code Cultuur van 2013, die in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is opgesteld. In de statuten is het in de culturele wereld beproefde organisatiemodel met een raad van toezicht uitgewerkt voor de Stichting Defensiemusea.

Ik behoud in de nieuwe constructie de verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling en uitvoering van een eenduidig museaal beleid en stel ook duidelijke kaders vast, waarbinnen de op te richten stichting zal gaan functioneren.

Gezien de bijzondere band tussen mijn ministerie en de Stichting Defensiemusea en het belang bij de continuïteit en de kwaliteit van het functioneren van de stichting hecht ik er aan ook in de toekomst de bevoegdheid tot benoeming van voorzitter en leden van de raad van toezicht te kunnen uitoefenen. Er zal geen zetel worden ingeruimd in de raad van toezicht voor een actief dienend vlag- of opperofficier. Daarmee kom ik tegemoet aan de adviezen van het Ministerie van Financiën en de ARK die dit uit het oogpunt van de onafhankelijkheid van de raad van toezicht en mogelijke loyaliteitsconflicten, hebben ontraden.

Financiën

Met de oprichting van de Stichting Defensiemusea gaat het Ministerie van Defensie een langdurige subsidierelatie aan met deze stichting. Voor de exploitatie van de vier musea is jaarlijks een bedrag van € 7,5 miljoen (prijspeil 2012) beschikbaar. Daarnaast voorziet Defensie voor de duur van 25 jaar in een jaarlijks bedrag van € 8,4 miljoen (prijspeil 2012) voor NMM Company BV als vergoeding voor de gezamenlijke exploitatie, door middel van een Design, Build, Finance, Maintain & Operate-constructie, van het NMM in Soesterberg.

Naast het subsidiebedrag zullen in de subsidiebeschikking de voorwaarden voor betaalbaarstelling en de wijze van evalueren worden opgenomen. De Stichting Defensiemusea dient jaarlijks een jaarplan in, voorzien van een prestatieoverzicht en een begroting. Defensie en de Stichting Defensiemusea maken met elkaar afspraken over de doelen die de stichting dient te realiseren. Bij de inrichting zal, waar mogelijk en zinvol, aansluiting worden gezocht bij de systematiek die het Ministerie van OCW heeft neergelegd in de Regeling op het specifiek cultuurbeleid 4 en de in dat kader recent in werking getreden Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2013–2016. 5

Met mijn ambtgenoot van Financiën voer ik op korte termijn overleg over de mogelijkheid van het schatkistbankieren van de stichting.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Regeling van de Minister van OCW van 6 december 2012, nr. WJZ/466339(10 178)

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
4

Regeling van de Staatssecretaris van OCW van 16 april 2010, nr. WJZ/204802 (8258)

X Noot
5

Regeling van de Staatssecretaris van OCW van 25 augustus 2011 nr. WJZ/299782 (8314)

Naar boven