33 845 Interparlementair Koninkrijksoverleg

AH/ Nr. 45 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2022

De vaste commissies voor Koninkrijksrelaties van de Eerste en de Tweede Kamer hebben mij op 2 juni 2021 verzocht om, namens het kabinet, de beide Kamers te voorzien van een reactie op de afsprakenlijst van het Interparlementair Koninkrijksoverleg (IPKO) dat plaatsvond van 4 tot 6 mei jl. in Sint Maarten (Kamerstuk 33 845, nr. 44). Hierbij doe ik u een appreciatie toekomen op de afsprakenlijst.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen

Kabinetsreactie op de afsprakenlijst IPKO mei 2022

Ik onderhoud nauw contact om met de regeringen van de Landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten intensief samen te werken aan financiële, economische, institutionele en maatschappelijke hervormingen. Ik zie dat er de afgelopen maanden op enkele van deze terreinen voortgang is geboekt.

Tegelijkertijd kampen de Caribische Landen van het Koninkrijk met grote problemen en zijn er nog veel stappen te zetten. Zo heeft de afname van toerisme door de COVID-19 pandemie de economieën van de Caribische landen hard geraakt. De uitdagingen manifesteren zich op een breed palet aan beleidsterreinen en tonen zich hardnekkig. Om deze problemen het hoofd te kunnen bieden moet allereerst het fundament in de landen op orde zijn. Daarbij is het versterken van de rechtsstaat van groot belang, evenals het realiseren van duurzame en houdbare overheidsfinanciën, het versterken van de weerbaarheid van de economie en het verbeteren van de uitvoeringskracht. Dit is op de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de autonome landen zelf. Het Kabinet biedt noodzakelijke ondersteuning waar passend, waaronder op de uitvoering van de landspakketten.

Ik heb met waardering kennisgenomen van de ontmoeting tussen de leden van de parlementen in het Koninkrijk. Net als het IPKO hecht ik grote waarde aan onderling contact. Recent heb ik wederom werkbezoeken afgelegd aan de Caribische landen en Caribisch Nederland. Naast het ontmoeten van bestuurders heb ik kunnen luisteren naar de dromen en zorgen van de inwoners van de landen door te spreken met onder andere ondernemers, vrijwilligers en maatschappelijke organisaties. Bij de inwoners van de Landen zag ik veel ambitie om de uitdagingen aan te gaan en zelf richting te geven aan hun toekomst. Dit stemt mij optimistisch dat de landen, met betrokkenheid van Nederland, de nodige stappen zullen zetten om de problemen aan te pakken en de talrijke kansen te benutten.

Rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling

Het kabinet dankt de IPKO-delegaties van de landen voor de uitnodiging om een technische briefing te verzorgen over het voorstel van rijkswet COHO. Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen die leven bij de deelnemers aan het IPKO en juicht toe dat er tussen de vier landen uitwisseling van standpunten plaatsvindt. Op 20 mei jl. zijn de verslagen van de Staten en de Tweede Kamer ontvangen (Kamerstuk 36 031 (R2161), nrs. 8 t/m 11). De nota naar aanleiding van het verslag zal gezamenlijk worden opgesteld. In dat kader heb ik op 20 juni jl. op Aruba een overleg gevoerd met de ministers-presidenten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Het was fijn om elkaar voor de eerste keer in deze setting «live» te treffen. We hebben met elkaar gesproken over drie verschillende vervolgrichtingen om tegemoet te komen aan de reacties van de parlementen. Centraal daarbij staat het door ons allen gedeelde doel, namelijk dat de noodzakelijke hervormingen ten behoeve van de inwoners van de landen op een zo hoog mogelijk tempo worden gerealiseerd. Zodat de landen weerbaarder en sterker worden, met welvaart en welzijn voor alle inwoners van ons Koninkrijk nu en in de toekomst.

Hoewel we hierover met een elkaar een goed gesprek hebben gevoerd, is er op dit moment geen gedeelde voorkeursrichting. De Caribische landen hebben op basis van de bespreking aangegeven een richting voor het vervolg gezamenlijk uit te willen werken. Op basis van deze uitwerking zullen we na de zomer weer met elkaar in gesprek gaan. Ik wil dit traject samen met de landen zorgvuldig doorlopen. Dat vergt tijd, wat betekent dat de nota naar aanleiding van het verslag niet vóór het zomerreces zal worden ingediend.

Consensusrijkswetten

De aandachtspunten die de vier delegaties hebben geformuleerd over consensusrijkswetten op basis van artikel 38 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden hebben deels betrekking op de rol van de parlementen bij de totstandkoming van consensusrijkswetten. In het bijzonder gaat het dan om het vaststellen van de termijn voor een schriftelijk verslag (artikel 16 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden) en de onderlinge afstemming en dialoog tussen volksvertegenwoordigers voorafgaand en tijdens de formele wetsbehandeling in de Staten-Generaal. Uit de aard der zaak treedt het kabinet daar niet in. Het kabinet onderschrijft voor het overige de vrije keuze van de landen voor het aangaan van onderlinge regelingen en deelt het oordeel dat dialoog, onderlinge afstemming en een open en respectvolle verstandhouding voorop dienen te staan bij het verkrijgen en behouden van consensus bij de totstandkoming van consensusrijkswetten.

Betere en duurzame relaties binnen het Koninkrijk

Voor wat betreft het verzoek om een reactie op de uitvoeringsstatus en het tijdspad van de moties van het lid Van Raak c.s. (Kamerstuk 35 099 (R2114), nr. 23) en van het lid De Graaf (Kamerstuk 34 300 IV/CXIX, P) en over de betrokkenheid van elk van de landen, kan ik u het volgende mededelen. Naar aanleiding van voornoemde motie Van Raak is een ambtelijke werkgroep ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de vier landen. Deze werkgroep heeft in gezamenlijkheid een document opgesteld om te komen tot een visie op de verantwoordelijkheden binnen het Koninkrijk. Daarbij is afgesproken dat ieder land voor zich deze notitie voorlegt aan de binnen elk van de regeringen verantwoordelijke bewindspersonen. In de notitie wordt het verzoek in de motie aan een eerste inhoudelijke analyse onderworpen, waarbij wordt stilgestaan bij de kansen en valkuilen van een overleg over verantwoordelijkheden binnen het Koninkrijk en er worden voorstellen gedaan voor een verder proces rond de uitvoering van de motie.

Graag had ik tijdens het vierlandenoverleg op 20 juni jl. met de ministers-presidenten verder gesproken over de uitvoering van de motie, maar wegens tijdsgebrek zijn we aan dit belangrijke agendapunt niet toegekomen. Tijdens het eerstvolgende bestuurlijk overleg zal bespreking alsnog plaatsvinden. In de hoop dat ik u daarna kan meedelen hoe we de motie concreet invulling gaan geven.

Gevangenissysteem Sint Maarten

Het kabinet is verheugd te lezen dat het IPKO ook aandacht heeft besteed aan het gevangeniswezen op Sint Maarten, waar zij met eigen ogen de huidige werkzaamheden en aangebrachte verbeteringen aan de Point Blanche gevangenis heeft kunnen zien. Later dit jaar zal het kabinet de Eerste en Tweede Kamer schriftelijk informeren over de stappen die zijn en zullen worden gezet om tot duurzame verbetering van de situatie te komen. Dit ziet onder andere op de door Nederland geboden hulp en bijstand en de inzet van de United Office for Project Services (UNOPS) voor het traject voor een nieuwe gevangenis.

Wederopbouw Sint Maarten

Het kabinet stelt zich tevreden dat het IPKO door het National Reconstruction Programme Bureau (NRPB) bijgepraat is over de activiteiten van het trustfonds wederopbouw van Sint Maarten en dat tevens bezoeken zijn gebracht aan het ziekenhuis- en afvalproject. De wederopbouw van Sint Maarten vordert gestaag, en diverse resultaten zijn zichtbaar op het eiland. Graag verwijs ik voor een uitgebreide update van de activiteiten van het trustfonds naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 10 juni 2022 (Kamerstukken 34 773, nr. 26). Eenzelfde brief is ook aan de Eerste Kamer verzonden.

Naar boven