33 845 Interparlementair Koninkrijksoverleg

I/ Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 april 2016

In vervolg op mijn brief d.d. 25 januari 2016, waarin ik u mijn reactie heb gegeven op de afspraken van het Interparlementaire Koninkrijksoverleg (IPKO; uw brief van 14 januari 2016) over de geschillenregeling, doe ik u hierbij de Kabinetsreactie toekomen met betrekking tot de resterende punten op de afsprakenlijst van het IPKO (uw brief van 15 maart 2016).

Gezondheidszorg

Specialisatie ziekenhuizen Caribisch deel Koninkrijk

Tijdens de Healthconference in juni 2015 op Aruba is de wenselijkheid van verdergaande specialisatie van ziekenhuizen in het Caribisch deel van het Koninkrijk besproken. Aldaar is een protocol opgesteld tussen de vier betrokken ministers voor verdere samenwerking. Dit Protocol handelt over mogelijke vervolggesprekken op het gebied van samenwerking in de zorg. De Kamer heeft hierover op 17 juni 2015 bericht van Minister Schippers ontvangen (Kamerstuk 33 845, nr. 10). Naar verwachting zal binnenkort door alle landen het protocol zijn ondertekend. Gelet op de geplande (nieuw)bouw van de ziekenhuizen in de drie landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk en het belang van kwalitatief goede zorg die op korte afstand bereikbaar is vanuit Saba, St. Eustatius en Bonaire, zou het aan te bevelen zijn om tot een verdeling te komen van dure specialismen en daarover onderling afspraken te maken.

Aan (de voorbereidingen op) het gesuggereerde werkbezoek inzake recht op snelle toegang tot veelbelovende medicijnen voor terminale patiënten tijdens het IPKO in Nederland, kan het Nederlandse Ministerie van VWS desgewenst medewerking verlenen.

Economische kansen binnen het Koninkrijk

Diplomatieke vertegenwoordigingen

De diplomatieke vertegenwoordigingen van het Koninkrijk staan ten dienste van het hele Koninkrijk en houden rekening met diens belangen. Ook in het kader van modernisering van de diplomatie blijft er aandacht voor de specifieke belangen van het Caribisch deel van het Koninkrijk, onder andere op het gebied van economische ontwikkeling en veiligheid. Medewerkers op de posten zijn zich welbewust van hun Koninkrijksbrede taak. Zeker in de Caribische en Latijns-Amerikaanse regio zijn er veel contacten tussen posten en de Caribische landen van het Koninkrijk. Met regelmaat faciliteren posten bezoeken van bewindspersonen uit de Caribische landen van het Koninkrijk. In voorkomende gevallen wordt ook gezamenlijk opgetrokken, zoals bij de Koninkrijksbrede handelsmissie naar Cuba in januari 2016. Er bestaat de mogelijkheid voor de Caribische Koninkrijkslanden om, onder bestaande overeenkomsten, eigen ambtenaren toe te voegen aan de posten. Ook stagiairs zijn welkom op posten.

Om de Koninkrijksbrede taak ten aanzien van Buitenlandse Zaken en de constellatie van het Koninkrijk internationaal beter onder de aandacht te brengen is in 2015 de brochure «Een Koninkrijk-Vier Landen» ontwikkeld. Deze brochure is beschikbaar in het Nederlands, Engels, Spaans en Frans. In februari jl. werd vanuit de Academie voor Internationale Betrekkingen voor de eerste maal de online cursus Koninkrijkszaken aangeboden voor ambtenaren binnen de rijksoverheid en uit de Caribische delen van het Koninkrijk. Vanwege de ruime belangstelling uit het gehele Koninkrijk en een positieve evaluatie wordt deze cursus in april opnieuw aangeboden. Het onderwerp Koninkrijkszaken komt ook expliciet aan bod bij de opleiding Beginnend Beleidsmedewerker Buitenlandse Zaken (het «klasje»). Deze opleiding staat open voor deelnemers uit de Caribische landen van het Koninkrijk. Dit jaar nemen twee beleidsmedewerkers van de Directie Buitenlandse Betrekkingen van Curaçao hieraan deel. Deelname uit de Caribische delen van het Koninkrijk draagt tevens bij aan een groter bewustzijn over Buitenlandse Zaken als Koninkrijksaangelegenheid bij de andere deelnemers.

Vliegverbindingen en kosten tickets

Wat betreft het land Sint Maarten is er sprake van een open skies verdrag tussen de koninkrijksdelen. Dus luchtvaartmaatschappijen die binnen het Koninkrijk zijn gevestigd en waarvan het eigendom in meerderheid in handen is van ingezetenen van het Koninkrijk, evenals de effectieve controle, kunnen onbeperkt vluchten uitvoeren. Als het gaat om een luchtvaartmaatschappij uit Sint Maarten moeten eigenaarschap en effectieve controle ook daadwerkelijk bij een resident van Sint Maarten belegd zijn. Betreft het een luchtvaartmaatschappij gevestigd op Sint Eustatius, moeten eigenaarschap en effectieve controle bij een resident van het Caribische deel van het Koninkrijk ondergebracht zijn. Uit de afsprakenlijst is niet af te leiden of men ook naar mogelijkheden voor luchtvaartmaatschappijen buiten het Koninkrijk wil kijken.

Aangaande de ticketprijzen loopt er een traject om te bezien of het mogelijk is om de vliegkosten voor arme bewoners te beperken via bijvoorbeeld een vouchersysteem waarmee in nader te bepalen bijzondere gevallen zonder of tegen gereduceerde kosten kan worden gereisd. Al vaker is betoogd dat een aanzienlijk deel van de ticketprijs wordt bepaald door de vliegbelastingen/landingsgelden die luchthavens/overheden op Sint Maarten en Sint Eustatius in rekening brengen. De lokale partijen hebben instrumenten in handen om de ticketprijzen te beïnvloeden. Nederland ziet de informatie van Sint Maarten met belangstelling tegemoet.

Fast ferry-verbindingen

Een manier om de kosten van personen- en goederenvervoer te verminderen is middels verbeterde zeeverbindingen. Het kabinet wil laten onderzoeken in hoeverre een fast ferry-verbinding tussen Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba economisch en politiek haalbaar is. Een betere ontsluiting van de eilanden kan een zeer positieve stimulans voor economische ontwikkeling en de mobiliteit van personen tussen de eilanden zijn. Het doel is om in dit proces uiteindelijk een publiek private samenwerking aan te gaan met commerciële partijen.

Roamingkosten

De grootste component van de roamingkosten wordt gevormd door de tarieven die operators onderling voor roaming rekenen. Met een Nederlands abonnement bellen vanuit Bonaire of Curaçao naar Nederland kost ruwweg 2,00 EUR per minuut, gebeld worden 1,00 – 1,50 EUR en internetten 2,50 tot 5,00 EUR per MB. De vraag is hoe de onderliggende kostenstructuur (van netwerken) is opgebouwd. In Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) zijn de roamingkosten in het (lopende) proces van de herijking van het telecombeleid en wet- en regelgeving zeker een aandachtspunt. Daarnaast is in de nieuwe tarievenregeling van het Agentschap Telecom (uitvoerder en toezichthouder telecom Caribisch Nederland) de afdracht voor roaming door de marktpartijen in Caribisch Nederland afgeschaft. De impact hiervan voor de consumenten is echter gering.

Onderwijs

Samenval selectiegesprekken en examens?

Voor studies met een decentrale selectie geldt een landelijke uiterlijke aanmelddatum van 15 januari. De onderwijsinstellingen moeten de selectieprocedure tussen 15 januari en 14 april uitvoeren. Voor zowel Europees Nederlandse als studenten afkomstig uit de Caribische delen van het Koninkrijk kan er dus geen sprake zijn van het samenvallen van de centraal schriftelijke examens en decentrale selectie-activiteiten.

De Nederlandse Minister van OCW is zich overigens bewust van de deelname van aspirant-studenten uit de Caribische delen van het Koninkrijk aan de decentrale selectieprocedures. Door inwerkingtreding van de Wet Kwaliteit in verscheidenheid hoger onderwijs per 1 september 2013 wordt geregeld dat instellingen verplicht zijn om in hun decentrale selectieprocedures rekening te houden met de belangen van aspirant-studenten afkomstig uit de Caribische delen van het Koninkrijk. Op 11 november 2015 heeft de Minister van OCW de instellingen voor hoger onderwijs een brief gestuurd over de afschaffing van de centrale loting voor numerus fixusopleidingen per studiejaar 2017–18. Daarin is gevraagd rekening te houden met de belangen van deze studenten. Een afschrift van die brief is aan de Caribische landen van het Koninkrijk gezonden.

Informatie succespercentages studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk

Om aan de geuite informatiebehoefte tegemoet te komen, zal de Minister van OCW een monitor ontwikkelen over studievoortgang en studierendement van studenten aan Nederlandse hogescholen en universiteiten die hun vooropleiding hebben afgerond in de Caribische landen (Curaçao, Aruba en Sint Maarten) of in de drie Openbare lichamen BES (Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

Het onderzoek vindt plaats in goed overleg met de overheden van de Caribische landen, mede gelet op de vergelijking met de resultaten van studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk die elders studeren. Met de Openbare lichamen BES zal het gesprek over dit onderwerp worden gevoerd in het kader van de onderwijsagenda CN 2016–2020. De Minister van OCW zal uw Kamer in de loop van dit jaar schriftelijk over de uitkomsten van het onderzoek informeren.

Energie

In 2014 is de (ambtelijke) Werkgroep Economische Samenwerking binnen het Koninkrijk opgericht. Daarbij is afgesproken elkaar te ondersteunen met kennis en expertise op het gebied van onder andere buitenlandse handel, ondernemerschap, mededinging en belastingverdragen, om zodoende de concurrentiepositie van de landen te vergroten. Samenwerking op het gebied van (duurzame) energieproductie en -verbruik kan in principe ook onder deze samenwerking vallen.

Jeugd en Jongeren

Kinderrechten

Met de rapportages van Unicef zijn kinderrechten in de Caribische delen van het Koninkrijk hoog op de politieke agenda geplaatst. De Interlandelijke Task Force Kinderrechten – ingesteld door de Koninkrijksconferentie – stimuleert kennisuitwisseling tussen de landen van het Koninkrijk over verbetering van kinderrechten. Zo hebben tijdens de Safetynet-conferentie van 2 en 3 december 2015 op Aruba vertegenwoordigers van de verschillende (ei-)landen ervaringen uitgewisseld over versterking van de netwerken rond kinderen (brede school, voor- en naschoolse opvang, jeugdwerk, sport e.d.). Het ontwikkelen van een pedagogische visie op positief opvoeden en de aanpak van kindermishandeling/huiselijk geweld zijn andere thema’s waarop samen wordt gewerkt en kennis wordt gedeeld.

Bij amendement van de Tweede Kamer op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is een bedrag van 3 miljoen euro gereserveerd voor de verbetering van kinderrechten in Caribisch Nederland voor de jaren 2015–2017. Naar aanleiding daarvan hebben de eilanden in 2015 actieplannen opgesteld die in uitvoering zullen worden genomen. Bij brief van 18 december 2015 is de Tweede Kamer over de voortgang geïnformeerd.1 Unicef adviseert en ondersteunt bij de implementatie van de plannen.

Het terugdringen van armoede onder gezinnen sluit aan bij de uitkomst van de evaluatie Caribisch Nederland (commissie Spies), waarin nadrukkelijk aandacht gevraagd wordt voor de armoede in Caribisch Nederland. Een belangrijke bijdrage aan de bestrijding van de armoede onder gezinnen is de invoering van de kinderbijslagvoorziening op Bonaire, Sint Eustatius en Saba per 1 januari 2016.

De aanpak van kindermishandeling en huiselijk geweld heeft hoge prioriteit. Op verzoek van de Staatssecretaris van VWS wordt momenteel in overleg met de relevante partners op de eilanden onderzocht hoe hier verbetering in kan worden gebracht met de introductie van een laagdrempelige meldstructuur, veilige opvang van slachtoffers en voorlichtingscampagnes rond preventie.

Het Ministerie van OCW heeft de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in het verbeteren van het onderwijs in Caribisch Nederland. De Inspectie van het Onderwijs heeft in oktober 2015 vastgesteld dat steeds meer onderwijsinstellingen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba basiskwaliteit realiseren. Inmiddels hebben 9 van de 12 scholen voor primair onderwijs, 1 van de 3 scholen voor voortgezet onderwijs (met uitzondering van de afdeling voor middelbaar beroepsonderwijs), 2 van de 3 Expertisecentra Onderwijszorg en 2 van de 3 instellingen voor sociale kanstrajecten jongeren de basiskwaliteit bereikt. Het realiseren van basiskwaliteit is een belangrijke doelstelling van de Onderwijsagenda voor Caribisch Nederland, die is vastgesteld voor de periode 2011–2016.

De Minister van Veiligheid en Justitie is thans met de partners uit de jeugdstrafrechtketen op Caribisch Nederland aan het verkennen of het invoeren van jeugdstrafrecht haalbaar is. Daarbij dient onder andere rekening gehouden te worden met het vereiste voorzieningenniveau en de effecten op de keten -onder andere voor de werkprocessen- bij invoering van het jeugdstrafrecht.

De delegaties van het IPKO noemen de bestrijding van jeugdwerkloosheid als een van de prioriteiten binnen het onderwerp kinderrechten. Bestrijding van jeugdwerkloosheid in Caribisch Nederland is ook voor het kabinet een belangrijk thema. Op de drie eilanden zijn werkgelegenheidstrajecten (jobprograms) die met name gericht zijn op jongeren. Deze trajecten bestaan grofweg uit: 4 dagen per week werken bij een reguliere werkgever, 1 dag per week opleiding/training, aanstelling voor een jaar bij een werkgever, ongeveer 50% loonkostensubsidie en begeleiding door een jobcoach. In totaliteit gaat het op dit moment over ongeveer 70 personen, vooral jongeren. Financiering van de jobprograms wordt mogelijk gemaakt via de zogeheten «integrale middelen» die het Rijk op projectbasis beschikbaar stelt.

Op Bonaire wordt de mogelijkheid van een pilot bezien om een zestal personen (naar verwachting met name jongeren) met een licht verstandelijke beperking voor de duur van één jaar te laten werken in een beschutte omgeving, met als doel uitstroom naar een reguliere werkgever. Verder is er op Bonaire een periodiek overleg tussen SZW, OC&W, onderwijsinstellingen en de Raad Onderwijs en Arbeidsmarkt Caribisch Nederland (ROA CN) om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren, bijvoorbeeld door het opleidingsaanbod beter te laten aansluiten op de vraag van werkgevers (type opleiding, opbouw opleiding, aandacht voor beroepsvaardigheden).

In hetzelfde kader wordt op Sint Eustatius gekeken of er gestart kan worden met een technische opleiding (waaronder lassen) en een maritieme opleiding. Daarnaast wordt ingezet op het versterken van de functie van arbeidsbemiddeling bij het openbaar lichaam, zoals het begeleiden van werkzoekenden en registreren van vacatures. Dit levert ook een bijdrage aan lokale arbeidsparticipatie, waaronder van jongeren. Investeren in de aanpak van jeugdwerkloosheid blijft een uitdaging van formaat. Veel van bovengenoemde initiatieven staan in de kinderschoenen en moeten zich nog in de uitvoering bewijzen of een duurzaam karakter krijgen.

Discriminatie

Discriminatie komt in alle samenlevingen voor, maar kan nooit worden getolereerd. Aandacht voor dit fenomeen is dan ook van groot belang, niet alleen vanwege de negatieve impact van discriminatie op slachtoffers, maar ook vanwege de consequenties ervan voor de samenleving als geheel. In dat kader verneemt het kabinet dan ook met instemming het besluit van het IPKO om het onderwerp discriminatie te agenderen voor – in ieder geval – het volgende IPKO en om bij de werkzaamheden van de commissie discriminatie stil te staan bij het terrein van gelijke behandeling.

De delegaties verzoeken de landen in het Koninkrijk om in hun landen op eenvormige wijze, met dezelfde vraagstelling, de stand van zaken van discriminatie te inventariseren, zodat de gegevens onderling vergelijkbaar zijn. Het rapporteren over discriminatie kan inderdaad een beeld opleveren over hoe het in de diverse landen hiermee is gesteld en waar er aandacht moet worden besteed aan het bestrijden en voorkomen daarvan. Toch meent het kabinet dat het op zodanige wijze rapporteren dat gegevens onderling vergelijkbaar zijn, niet eenvoudig is. Veel rapportages over discriminatie bevatten cijfermatige informatie over meldingen en aangiften van discriminatie. Eenzelfde vraagstelling zal evenwel naar de mening van het kabinet niet tot onderling vergelijkbare gegevens leiden. De gegevens waarop de Nederlandse rapportages over discriminatie zijn gebaseerd, zijn afkomstig van antidiscriminatievoorzieningen, politie, het College voor de Rechten van de Mens en het internetmeldpunt MiND. In de andere landen van het Koninkrijk bestaan deze organisaties – op de politie na – niet en ook de gelijkebehandelingswetgeving waarop de antidiscrminatievoorzieningen en het College voor de Rechten van de Mens hun rapportages baseren, is in de andere landen (en in Caribisch Nederland) niet ingevoerd. De wijze van registreren en rapporteren van discriminatie zal dan ook niet voor alle landen van het Koninkrijk hetzelfde zijn, hetgeen zijn weerslag zal hebben op vergelijkbaarheid van de antwoorden op de vragen. Overigens zijn de landen binnen het Koninkrijk zelf verantwoordelijk voor het registreren en rapporteren van discriminatie en de wijze waarop dit geschiedt, dus daar kan het kabinet – los van vraagstukken rond haalbaarheid en onderlinge vergelijkbaarheid – geen verantwoordelijkheid dragen.

Ook bij een kwalitatieve rapportage over discriminatie in de diverse landen van het Koninkrijk is het de vraag of een vergelijkbaar beeld kan worden geschetst, nu de samenlevingen in de verschillende landen van het Koninkrijk (en Caribisch Nederland binnen het Europese deel van het Koninkrijk) onderling van elkaar verschillen. Elke samenleving kent eigen verschijningsvormen van discriminatie, doordat kwetsbare groepen, vooroordelen en taboes in elke samenleving anders zijn. Het kabinet is dan ook van mening dat het verzoek van het IPKO om onderling vergelijkbare rapportages overdenking verdient, maar tekent daarbij aan dat niet bij voorbaat vaststaat dat dit verzoek ook uitvoerbaar is.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Kamerstuk 31 839, nr. 499

Naar boven