33 841 Regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015)

I NADER VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT1

Vastgesteld 26 juni 2014

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen. De commissie verzoekt de regering de nadere memorie uiterlijk 27 juni 2014 om 16:00 uur aan de Kamer toe te zenden.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie danken de regering voor de antwoorden op hun vragen. Zij hebben echter nog wel een aantal aanvullende vragen en stellen ook vast dat (nog) niet op al hun vragen uit het verslag is ingegaan.

De leden van de SP-fractie hebben met veel belangstelling kennis genomen van de uitgebreide beantwoording van de regering in de memorie van antwoord. Deze leden bedanken de regering voor de verduidelijking die op veel van de vragen is gegeven en constateren tevens dat bij een zo ingrijpend en complex wetsvoorstel antwoorden ook steeds weer vragen oproepen. De leden van de SP-fractie maken daarom graag van de gelegenheid gebruik om nog enige aanvullende vragen te stellen.

De leden van de fractie van GroenLinks leggen de regering na kennisneming van de memorie van antwoord nog graag enige nadere vragen voor.

De leden van de ChristenUnie-fractie danken de regering voor de beantwoording in de memorie van antwoord. Zij hebben echter nog een aantal aanvullende vragen en opmerkingen.

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben gevraagd naar de definitie van het begrip «huisgenoten». Wordt hiervoor in aansluiting op het in de wet gedefinieerde begrip «huiselijke kring» een landelijke definitie gehanteerd, of kan iedere gemeente die definitie zelf bepalen? Of is er een landelijk kader waarbinnen deze definitie kan worden bepaald? Voornoemde leden stellen deze vragen om zicht te krijgen op het antwoord op de vraag of bij voorbeeld inwonende huurders, zoals studenten, of relaties die op hetzelfde erf of in hetzelfde complex wonen onder de definitie van huisgenoten of huiselijke kring kunnen worden gebracht. Graag vernemen zij de opvatting van de regering op dit punt.

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of gemeenten in hun verordening mogen regelen dat de gemeente mantelzorgers voor hun onkosten een vergoeding toekent. De beantwoording van deze vraag in de memorie van antwoord vonden zij nog onvoldoende duidelijk.

De regering heeft onlangs, naar aanleiding van het vooralsnog niet invoeren van de kostendelersnorm voor AOW'ers, aangekondigd dat de Ministeries van SZW en VWS een verkenning doen naar de mogelijkheden om mantelzorg bij het inwonen van ouders bij hun kinderen te ondersteunen. De leden van de CDA-fractie vernemen graag hoe het staat met dit onderzoek.

Ten aanzien van de besluitvorming over de voorzieningen waar een cliënt aanspraak op kan maken, constateren de leden van deze fractie naar aanleiding van de antwoorden van de regering dat er geen algemene beslisregel is die vastlegt hoe wordt voorkomen dat een cliënt tussen wal en schip raakt. De regering wijst op de vormen van indicatiestelling en overleg tussen partijen, en op de professionaliteit van betrokkenen, maar het blijft onduidelijk wat er gebeurt als partijen (gemeente, zorgverzekeraar, CIZ) het niet met elkaar eens worden over de aanspraken van een cliënt. Hoe wordt in deze gevallen een patstelling, waarvan de cliënt het slachtoffer wordt, voorkomen? De regering licht toe dat bij een verschil van inzicht over de toepasselijkheid van de Wmo of Wlz de gemeente een maatwerkvoorziening moet treffen, maar is de gemeente ook aanspreekbaar en verantwoordelijk bij geschillen van inzicht tussen gemeente en zorgverzekeraar, of tussen zorgverzekeraar en CIZ?

Ook vernemen deze leden nog graag wat er is geregeld ten aanzien van de herbeoordeling van aanspraken en toegekende voorzieningen. Kan de gemeente zelf in haar verordening hieromtrent regels stellen?

De leden van de CDA-fractie hebben gevraagd naar de inpassing van verschillende doelgroepen in de Wmo en aanpalende wetten. De regering heeft daarop in algemene zin geantwoord, maar daarmee is de vraag van de specifieke doelgroepen niet beantwoord. Hoe wordt bijvoorbeeld omgegaan met mensen die een meervoudige problematiek hebben, en deels op de WMO, deels op de zorgverzekeraar zijn aangewezen? Voor wat betreft de eigen bijdrage lijkt het gelet op de antwoorden van de regering voor een cliënt financieel «aantrekkelijker» als hij of zij op de Zorgverzekeringswet is aangewezen, waar een andere bijdrage dan het eigen risico niet aan de orde is, dan op de Wmo of Wlz. Klopt dat en hoe wil de regering dat inhoudelijk verdedigen: dat het om verschillende wettelijke regimes gaat is wel duidelijk, maar waarom zou iemand die een zintuiglijke beperking kent wel een eigen bijdrage moeten betalen, maar iemand die langdurig op de ZVW is aangewezen niet? De leden van de CDA-fractie krijgen hierop graag een toelichting, niet vanuit de wettelijke regimes, maar vanuit de beleving van de burger geredeneerd.

Samenwerking van gemeenten kan naar het oordeel van de regering zo nodig via de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) tot stand komen. De leden van de CDA-fractie vragen of deze samenwerking, mogelijk zelfs verplicht voorgeschreven, niet tot een ongewenste beperking van de beleidsvrijheid van de gemeenten kan leiden. Hoe ziet de regering dat?

In verschillende in de Tweede Kamer aangenomen amendementen worden aan de gemeenten extra taken opgelegd, onder meer ten aanzien van zaken die aanvullend in hun verordening of beleidsplan moeten worden geregeld, ten aanzien van informatieverplichtingen en ten aanzien van de ondersteuning van mantelzorgers. Ook zijn er amendementen die de beleidsruimte van gemeenten beperken, onder andere betreffende het persoonsgebonden budget en betreffende nieuwe initiatieven («right to challenge»). De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de reactie van de regering op alle individuele amendementen, maar zij willen ook graag een oordeel van de regering over de amendering als geheel. Wat betekent dit voor de beleidsruimte, de financiële mogelijkheden en de administratieve lastendruk bij de gemeenten? Deelt de regering de zorg van de leden van deze fractie dat met deze extra verplichtingen de ruimte voor gemeenten om met de beperkte middelen toch adequaat invulling aan de wet te geven, wordt beperkt?

Zij zijn ook benieuwd naar de stand van zaken omtrent de instelling van de «transitiecommissie». De regering zou het parlement nog voor het zomerreces informeren. Graag vernemen deze leden hoe het hiermee staat. Zij ontvangen deze informatie graag nog voor de plenaire behandeling van de Wmo in de Eerste Kamer. In dit kader willen zij ook graag weten wat de meest recente stand van zaken in de voorbereiding bij de zorgaanbieders is, en of er voor deze organisaties ook een checklist of focuslijst zal komen.

De leden van de CDA-fractie hebben ook gevraagd naar de manier waarop de regering met artikel 8.112 van de wet wil omgaan, maar hebben in dezen nog geen antwoord gekregen. Daarom vragen zij de regering nogmaals hoe zij dit artikel wil gebruiken: wanneer beslist de regering over de inwerkingtreding van de onderdelen van de wet?

En meer fundamenteel, is er een go/no-go moment voorzien? De regering zegt de Kamer nog voor de plenaire behandeling een rapportage over de stand van zaken van de voorbereidingen toe. Indien deze bij de beantwoording van dit verslag al beschikbaar is, vernemen de leden van de CDA-fractie graag de reactie van de regering. Indien de rapportage nog niet beschikbaar is, is het dan voor de regering denkbaar dat deze uiteindelijk tot de conclusie zal leiden dat invoering van de wet uitgesteld moet worden?

SP-fractie

Als eerste merken de leden van de SP-fractie op dat in de memorie van antwoord deze leden twee maal worden verward met de leden van de PVV-fractie. Dit gebeurt op bladzijde 37, waar een vraag van de leden van de PVV-fractie vermeld staat als vraag van de leden van de SP-fractie. Daarnaast gebeurt ook het omgekeerde, op bladzijde 61 wordt een vraag van de leden van de SP-fractie vermeld als een vraag van de leden van de PVV-fractie.

De regering stelt dat risicoverevening binnen een regio mogelijk een goede oplossing zou kunnen zijn voor de fluctuaties in zorggebruik.3 De leden van de SP-fractie vragen hoe zich dat verhoudt tot het streven om gemeenten meer in te laten zetten op preventie. Op welke wijze wordt ervoor gezorgd dat bij gemeenten (vooral ten aanzien van kleinere gemeenten) de preventieve prikkel blijft bestaan wanneer risicoverevening plaatsvindt?

Deze leden ontvangen graag een reflectie van de regering hoe zij zich voorstelt dat preventie van de grond kan komen. Het moet de regering bekend zijn dat het nut van preventie in de curatieve (ZVW gefinancierde) sector wel breed wordt ingezien maar dat op de vraag wie dat moet betalen het heel stil blijft en iedereen naar de ander kijkt. Deels komt dat ook omdat concurrerende zorgverzekeraars niet willen investeren in de kosten van (preventieve) zorg van hun verzekerden, omdat deze altijd de mogelijkheid hebben om over te stappen naar de concurrent waardoor deze kan «profiteren» van gezondheidswinst bereikt door investeringen van de vorige zorgverzekeraar. Ziet de regering iets in het idee, dat hier en daar wordt geopperd, om tot een fonds, gefinancierd door gemeenten, te komen voor preventieve activiteiten?

De leden van de SP-fractie willen graag weten hoe het partnerschap in de decentralisatie, dat de Staatssecretaris met gemeenten is aangegaan, vormgegeven wordt. De Staatssecretaris stelt dat hij aanspreekbaar is op de belemmeringen die gemeenten ervaren om hun taken op grond van de Wmo 2015 uit te voeren. De regering geeft in de memorie van antwoord ook een toelichting op de verschillende mogelijkheden die de Staatssecretaris heeft om gemeenten te ondersteunen en zelfs dat de Staatssecretaris, als er ernstige tekortkomingen worden geconstateerd, de mogelijkheid heeft om een aanwijzing te geven. Hetgeen over de mogelijkheden die de Minister heeft wordt gesteld lijkt uit te gaan van onwillige gemeente. Hoe gaat de Staatssecretaris om met onmachtige gemeenten? Gemeenten dwingen tot iets waartoe ze niet in staat bleken te zijn doet denken aan trekken aan een dood paard. Graag een reactie. Wat houdt een aanwijzing geven precies in?

Wanneer komt de informatie uit het transitievolgsysteem beschikbaar, waarin gemeenten melden hoever ze zijn met de voorbereidingen? In de memorie van antwoord wordt aangegeven dat het voor de aanvang van de plenaire behandeling deze informatie aan de leden van de Eerste kamer aangeboden zal zijn.4

Heeft overleg met landelijke aanbieders van zorg nog opgeleverd dat er behoefte is aan een zogenaamde focuslijst? Kan de regering toelichten hoe het kan dat zij en Actiz zulke verschillende getallen noemen als het gaat om aantallen werklozen als gevolg van invoering van de Wmo 2015? Is de regering al in gesprek met de sector om vooral voor de getroffen werknemers meer duidelijkheid te verschaffen?

Is de transitiecommissie sociaal domein, toegezegd door de Minister van Financiën in het Verantwoordingsdebat op 28 mei 2014 al van de grond gekomen? Wie maken er deel van uit en wat is de taakopdracht? Wanneer wordt voor het eerst gerapporteerd? Op dit punt verzoeken deze leden de regering om zo spoedig mogelijk, in ieder geval voor de plenaire behandeling van voorliggend wetsvoorstel, informatie te verschaffen over de rol van de coördinerend Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

In de memorie van antwoord wordt gemeld5 dat de gemeente, als een cliënt geen sociaal netwerk heeft dat steun kan bieden, de benodigde ondersteuning zal organiseren zo mogelijk met inzet van vrijwilligers. Het kenmerk van vrijwilligerswerk is dat het vrijwillig gebeurt. Waar moet de cliënt op terugvallen als de vrijwilliger niet komt opdagen of als het niet klikt tussen hem en de vrijwilliger? Graag een verdere toelichting op het in de memorie van antwoord al vermelde overleg met het veld over «vrijwilligerswerk nieuwe stijl».

De leden van de SP-fractie waarderen het dat de regering de context verschaft inzake het gebruik van een algemene maatregel van bestuur om nadere regels op te stellen over het Advies- en Meldpunt voor Huiselijk geweld en Kindermishandeling (hierna: AMHK).6 Echter, is de regering zich er van bewust dat de controlerende taak van de Eerste Kamer door het gebruik van dergelijke constructies belemmerd wordt? Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat de veronderstelde vertraging die het wetgevingsproces op zou lopen als er niet voor deze constructie gekozen zou worden, een gedegen behandeling in de Eerste Kamer niet in de weg mag staan? Deze leden zijn van mening dat de snelheid van het wetgevingstraject ook hier de zorgvuldigheid in de weg staat. Graag een reactie.

Verschillende kleine gemeenten hebben aangegeven dat overleg met zorgverzekeraars maar moeilijk van de grond komt. Is dat bekend bij de regering en wat voor advies geeft zij aan kleine gemeenten met betrekking tot deze kwestie? Is de algemene maatregel van bestuur al bekend waarbij nadere regels worden gesteld voor het regionaal overleg tussen gemeenten en zorgverzekeraars?

De beantwoording van de vraag van de leden van de SP-fractie naar de samenhang van dit wetsvoorstel met de Wet langdurige zorg is naar de mening van deze leden onduidelijk. Wat wordt bedoeld met geleidelijke overgang naar de nieuwe situatie?7 Er wordt gesproken van stapsgewijs toegroeien naar de gewenste situatie en realiseren van de gewenste cultuuromslag. Hoe ziet het traject er nu uit en wat wordt bedoeld met stapsgewijs (welke stappen?) en welke cultuur moet waarnaar omslaan? In de memorie van antwoord8 wordt gerept van overleg met alle betrokken partijen om te bezien wat nodig is om de parlementaire behandeling voor oktober afgerond te hebben. Zijn de leden van de Eerste Kamer ook bij dit overleg betrokken? Ook de leden van de SP-fractie verzoeken om helderheid met betrekking tot een eventuele overschakeling naar een aangepast AWBZ-regime. Wat zijn daarvan de implicaties?

De memorie van antwoord vermeldt dat de financiering van vrouwenopvang loopt via de 35 zogenaamde centrumgemeenten vrouwenopvang.9 Er worden regiovisies verwacht waarin de aanpak van huiselijk geweld wordt vastgelegd. Er worden vijf groepen vermeld die eventueel opgevangen dienen te worden. Hieronder vallen ook jeugdigen. Graag een reactie op de opvatting van de leden van de SP-fractie dat hierbij het feit dat iemand 18 min of 18 plus is geen enkele rol mag spelen.

De cliënt kan gebruik maken van onafhankelijke cliëntondersteuning. De gemeente dient dit te organiseren en te financieren. In hoeverre is de cliënt gedwongen om te kiezen voor de door de gemeente georganiseerde cliëntondersteuning? Als hij ontevreden is over de kwaliteit van de ondersteuner/ondersteuning kan hij dan ongestraft voor een ander/andere vorm kiezen en nog steeds zonder dat hij er zelf voor hoeft te betalen? In hoeverre is de gemeente vrij in het zelf bepalen hoe de ondersteuning/ondersteuner eruit ziet? Bestaat er voor ontevreden cliënten een mogelijkheid tot bezwaar maken? Het lijkt deze leden overigens een nieuwe «tak van sport». Waar wordt nagedacht over de kwalificaties waaraan ondersteuning moet voldoen?

Met betrekking tot vragen over het persoonsgebonden budget (hierna: pgb) wordt vermeld dat er een trekkingsrecht wordt ingevoerd. Geldt dat ook voor gevallen waarin de cliënt al beschikt over een pgb? Gemeenten zijn verplicht regels voor fraudebestrijding op te nemen in de verordening. Ze dienen zelf voor de handhaving van regels te zorgen. Wat wordt bedoeld met de opmerking in de memorie van antwoord dat de Staatssecretaris gemeenten zal verzoeken aan te sluiten bij andere initiatieven uit andere domeinen als het gaat om de inrichting van handhavende taken?10

Acht de regering een termijn van nu nog drie maanden voldoende en redelijk voor gemeenten en instellingen om (voor 1 oktober 2014) te komen tot inkoopafspraken tussen gemeenten en instellingen met het oog op de continuïteit van zorg? Is deze tijd wellicht toch wat krap om het overgangsrecht voor cliënten te waarborgen?

Deze leden zijn blij met de duidelijke afspraken die met het oog op de communicatie naar huidige en toekomstige cliënten zijn gemaakt. Het communicatieplan «Naar een goede zorg die ons past» is opgesteld met de betrokken partijen. Deze leden hebben wel een vraag wat empoweren van de doelgroepen inhoudt. Hoe wordt ervoor gewaakt dat dit niet slechts een loze kreet is?

De leden van de SP-fractie zijn voorstander van het, waar mogelijk, gebruiken van Nederlandse woorden in een Nederlandse wet. Zij vragen de regering dan ook om bij de eerste gelegenheid die zich voordoet «outcomecriteria» te vervangen door een Nederlandse term.11

Hoe ziet de centrale helpdesk van het CAK eruit, die vanaf 1 september a.s. bereikbaar zou moeten zijn? Met wat voor vragen kan men hier terecht? Wat wordt het gratis viercijferige nummer?

Op vragen naar het toezicht op de kwaliteit door de verschillende (vijf) betrokken inspecties wordt in de memorie van antwoord vermeld dat ze gezamenlijk het initiatief genomen hebben om het gezamenlijk toezicht binnen het sociaal domein uit te werken.12 De rapportages van de gezamenlijke inspecties zijn dienstbaar aan de invulling van de stelselverantwoordelijkheid van de Staatssecretaris en zijn ook bruikbaar voor de gemeenten. Hoe komt de regering nu concreet aan informatie als gemeenten de kwaliteit van Wmo-zorg aan hun laars lappen en wat kan de regering daar dan concreet aan doen?

In de memorie van antwoord staat dat de regering niet kan voorkomen dat verzorgingstehuizen hun deuren sluiten.13 Wel benadrukt de regering dat dit zorgvuldig moet gebeuren. Het meldpunt gedwongen verhuizingen van de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie geeft aan dat er problemen worden ervaren. Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de gezamenlijke bespreking die de regering voert met alle betrokken partijen over deze problematiek? Welke instantie voert onderzoek uit naar sluitingen van verzorgingstehuizen en daarmee gepaard gaande verhuizingen?

In het kader van de bescherming van persoonsgegevens, horen de leden van de SP-fractie graag van de regering wat de gevolgen zijn wanneer gemeenten niet voorzien in het waarborgen van artikel 8 EVRM en de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp). Deze leden vragen op welke wijze dit gecontroleerd gaat worden en of uitgesloten is dat de burger hier de dupe van wordt. De leden van de SP-fractie zijn van mening dat de conclusie neergelegd in de visie «Zorgvuldig en bewust, gegevensverwerking en privacy in een gedecentraliseerd sociaal domein» van de Minister van BZK, dat voor het verzamelen en uitwisselen van gegevens bij gemeenten geen nieuwe wetgeving nodig is, onjuist is. Op dit moment is het niet toegestaan gegevens te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor ze verzameld zijn. Onder andere de Privacy Barometer wees er in een brief aan de leden van de Eerste Kamer van 29 oktober 2013 op dat er geen juridische grondslag is voor grootschalig gebruik van gegevens. «Volgens artikel 9 van de Wbp mogen gegevens alleen worden aangewend voor de doelen waarvoor ze zijn verzameld».14 De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zei in het debat over de Jeugdzorg wet op 11 februari jl. dat een wetswijziging nodig is voor domein overstijgende uitwisseling van gegevens: «Als de noodzaak tot het uitwisselen van gegevens inderdaad blijkt te bestaan, moet er een solide wettelijke grondslag komen voor domein overstijgende gegevensuitwisseling. Daarvoor moet ook een Privacy Impact Assessment (hierna: PIA) worden gemaakt. Ik zeg de Kamer toe dat het kabinet het op die manier zal doen en niet anders».15 Hoe zijn de visie van de Minister van BZK en de toezegging van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie met elkaar te rijmen? Wordt er al werk gemaakt van het uitvoeren van PIA’s op gemeentelijk niveau?

Artikel 1.2.1 Wmo kent maatwerkvoorzieningen toe aan een ingezetene van Nederland. Artikel 1.2.2 Wmo brengt hierop een beperking aan ten aanzien van een onrechtmatig verblijvende vreemdeling. Artikel 1.2.2., lid 3 Wmo formuleert de mogelijkheid hierop bij algemene maatregel van bestuur een uitzondering te maken voor bepaalde categorieën vreemdelingen. Is de regering van oordeel dat het toelaatbaar is wetgeving te maken die in strijd is met artikel 1 van de grondwet en dit vervolgens bij algemene maatregel van bestuur te repareren? Kan de regering inzicht geven in de categorieën voor wie de uitzondering zal gelden? Hoe wordt het recht op zorg voor kinderen geregeld? Wordt deze algemene maatregel van bestuur voorgehangen? Zo ja, wanneer kunnen de leden van de SP-fractie deze verwachten?

Artikel 2.6.1 Wmo regelt dat gemeenten verplicht kunnen worden om met een bepaalde gemeente samen te werken. De Raad van State constateert dat deze bepaling onnodig is omdat de regeling van het interbestuurlijk toezicht voldoende mogelijkheden biedt voor het Rijk om in te grijpen bij taakverwaarlozing. De VNG wijst erop dat door deze bepaling de horizontale controle op de colleges door de gemeenteraden in gevaar komt.16 Deelt de regering de opvatting van deze leden dat wetten sober moeten zijn en geen bepalingen dienen te bevatten die niet strikt noodzakelijk zijn voor een goed begrip en een goede uitvoering? Zo ja, waarop baseert de regering de verwachting c.q. de angst dat deze bepaling noodzakelijk zal zijn? Over de vraag wat de burger geacht wordt zelf nog te kunnen is een grote hoeveelheid rechtspraak beschikbaar, meer dan duizend rechtszaken zijn er gevoerd over de verstrekking van individuele voorzieningen. Is deze rechtspraak verwerkt in het wetsvoorstel en op welke wijze zal rekening worden gehouden met toekomstige jurisprudentie?

Een burger kan op elke gewenste manier, informeel, een melding doen. Het wetsvoorstel schrijft imperatief voor dat daarop een onderzoek volgt (artikel 2.3.2 Wmo). De memorie van toelichting stelt dat niet elk onderzoek volledig hoeft te zijn.17 Elders wordt in de memorie van toelichting gewag gemaakt van een informatie verzoek. De leden van de SP-fractie hebben dit in het wetsvoorstel zelf niet terug kunnen vinden. Het lijkt erop dat de regering, door in de toelichting het informatieverzoek te introduceren, de verplichting om altijd een onderzoek te doen heeft willen mitigeren. Begrijpen deze leden dat goed? Als dus aanstonds voor de gemeente duidelijk is dat verwezen kan worden naar een algemene voorziening zal toch op de melding altijd een onderzoek moeten volgen, terwijl dit na een informatieonderzoek niet nodig is. Kan de regering verduidelijken wanneer een mondeling gesprek aan het loket of door de telefoon als een melding, dan wel als een informatieverzoek moet worden opgevat? Als het eerste contact (melding dan wel informatie) ertoe leidt dat geen dan wel een beperkt onderzoek plaats vindt omdat verwezen wordt naar een algemene voorziening, zal de melder/informant toch een aanvraag kunnen doen. De gemeente is dan verplicht het onderzoek alsnog in te stellen c.q. te completeren, alvorens zij een afwijzende beschikking kan geven. Zien deze leden dat goed? Aan de ene kant werpt de eis van een formele aanvraag een drempel op om een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking te kunnen vragen, aan de andere kant is daardoor steeds een onderzoek nodig wat weer een extra belasting voor de gemeente meebrengt. De vraag dringt zich op of dit systeem niet meer werk voor de gemeente betekent in plaats van de bedoelde beperking van werk. Daarenboven komt het deze leden voor dat ingeval de gemeente geen onderzoek instelt onder het motto dat het hier een informatieverzoek betreft, ook zonder aanvraag het niet instellen van een onderzoek een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Is de regering dat met deze leden eens? Al met al is hier een procedure opgetuigd die voor de burger belastend is, en ook soms niet zal worden begrepen. In het zogenaamde keukentafel gesprek is immers duidelijk geworden wat de verzoeker wil en hoe de reactie van de gemeente daarop is. Het doen van een formele melding is niet voor ieder burger even eenvoudig. Is het denkbaar dat de verzoeker aan het einde van het gesprek door de gemeenteambtenaar een formulier verstrekt krijgt waarop hij meteen zijn handtekening zet? Dit is dan, tezamen met het verslag van het gesprek de aanvraag waarop de gemeente vervolgens beslist. Dit zou een oplossing zijn om een onnodige extra drempel makkelijker te nemen maken en daarbij veel irritatie onder burgers voorkomen. Hoe denkt de regering daarover?

Zien deze leden het goed dat minderjarige gehandicapten te maken krijgen met twee en soms drie loketten? Namelijk voor rolstoel en begeleiding, Jeugdwet, Wmo, woningaanpassingen en de zorgverzekeringswet voor lijfgebonden zorg?

GroenLinks-fractie

Met de Wmo 2015 wordt getracht een aantal doelen te bereiken. Kan de regering aangeven hoe deze doelen zich onderling verhouden?

Het wetsvoorstel beoogt een breder doel, zo stelt de regering, namelijk: de gemeenschap regie geven. Wie bedoelt de regering met de gemeenschap? Zijn dat uitsluitend de burgers zelf, waarbij de (lokale) overheid een faciliterende en ondersteunende rol heeft of houdt de (lokale) overheid ook een bepaalde vorm van regie? En indien dit laatste het geval is: hoe verhoudt – in de visie van de regering – de regierol van gemeenten zich tot regierollen van burgergemeenschappen?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben vragen gesteld over de onderlinge samenhang tussen bestaande wetten en wetsvoorstellen en voorliggend voorstel. De regering geeft in de memorie van antwoord aan bij gelegenheid van de Rijksbegroting – op Prinsjesdag – het koopkrachtbeeld te presenteren dat de cumulatieve effecten van de verschillende wetsvoorstellen (Wijziging Wwb, Hervorming kindregelingen, Participatiewet, Wmo 2015) weergeeft en daarmee te voldoen aan het verzoek van deze fractie om een cumulatieve effectrapportage. De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat het onduidelijk is of de beoogde doelstellingen met de cumulatie van maatregelen gehaald zullen worden. Sterker nog, het zou niet voor het eerst zijn dat de regering groepen mensen buitensporig benadeelt als gevolg van weeffouten tussen verschillende wetsvoorstellen (verwezen wordt hiermee naar de zogenoemde DIVOSA-ouders van Minister Asscher). Verwacht de regering dat de Kamer zonder deze gegevens haar werk zorgvuldig kan uitvoeren en voorliggend wetsvoorstel op kwaliteit en doelmatigheid kan wegen?

De leden van deze fractie hebben gevraagd of de regering het voorstel van de Rekenkamer om een transitieautoriteit in te stellen, overneemt. De regering merkt naar aanleiding daarvan op dat zij een transitiecommissie zal instellen. Over de invulling van deze transitiecommissie zal de Kamer vóór de zomer een brief van de Minister van BZK ontvangen. De leden van deze fractie zien nu de zomer nadert vol verwachting uit naar deze brief. Wordt in de brief ook aandacht besteed aan de mate waarin de transitiecommissie bevoegdheden krijgt om in het geval van onvoorziene (financiële) gevolgen van de stelselwijziging oplossingen voor te stellen of aanwijzingen te geven? Wordt bovendien aandacht besteed aan de onderlinge samenhang tussen de transitiecommissie sociaal domein en de transitieautoriteit jeugd? En geeft de brief ook antwoord op de vraag in hoeverre burgers en zorginstellingen terecht kunnen bij de transitiecommissie en hoe zij dit kunnen doen? Wordt dit ook zorgvuldig onder de aandacht van burgers en zorginstellingen gebracht?

In de memorie van antwoord stelt de regering dat zij wetgeving zal aanpassen wanneer uit jurisprudentie blijkt dat de wetgeving niet optimaal bijdraagt aan het behalen van de beoogde doelen. Op welk moment vindt dan een evaluatie plaats en welke vorm zal deze hebben? Zullen – bijvoorbeeld – burgers betrokken worden bij deze evaluatie en zo ja, op welke wijze?

De leden van de fractie van GroenLinks hechten grote waarde aan de eigen regie van mensen. Zij zijn benieuwd hoe de regering hen informeert over hun mogelijkheden voor het nemen van de eigen regie, waardoor zij de afhankelijkheid van wisselend beleid door gemeenten kunnen verminderen. Deelt de regering de opvatting van de leden van deze fractie dat dit eerst en vooral afhangt van goede informatie over de wederzijdse rechten en plichten (diepgaander dan de grote lijnen) tussen (lokale) overheden en burgers en zo ja, hoe zal de regering hieraan invulling geven?

De regering meldt in de memorie van antwoord dat cliëntgegevens tot en met 2015 toegankelijk moeten zijn voor gemeenten, zodat deze over adequate informatie beschikken ten aanzien van zorgverstrekking. Hoe is de aansluiting geborgd tussen administraties van gemeenten en instellingen als CAK en CIZ? CIZ en CAK hebben tot 31 december 2014 cliënten in behandeling, terwijl gemeenten vóór 1 oktober 2014 hun inkoop voor 2015 klaar moeten hebben, zo wordt in de memorie van antwoord gesteld. Voorziet de regering problemen op dit punt en zo ja, hoe gaat zij deze oplossen of ondervangen?

Tevens is het noodzakelijk dat fiscale consequenties van «de meest voorkomende samenwerkingsstructuren» helder moeten zijn voordat gemeenten uiterlijk op 1 oktober overeenkomsten afsluiten met zorgaanbieders. Wanneer verwacht de regering deze doorrekeningen in samenwerking met onder meer Actiz, VSN, GGZ Nederland en VNG beschikbaar te hebben en is dat in de opvatting van de regering tijdig genoeg voor zorgvuldige inkoop door gemeenten?

Gemeenten lijken hogere kortingen op de inkoop van zorg door te voeren dan strikt noodzakelijk is op basis van centrale bezuinigingen. Kan de regering in kaart brengen welke kortingen gemeenten op dit moment doorvoeren bij het aangaan van nieuwe contracten en welke risico's dit met zich meebrengt?

Alhoewel de leden van deze fractie bureaucratische aangelegenheden, zoals administratie van cliëntgegevens, niet in de weg van voortvarende en adequate hulpverlening en ondersteuning willen laten staan, zijn zij tevens van mening dat individuele rechten niet geschaad mogen worden. In de memorie van antwoord verwijst de regering naar artikel 12 van de Wbp. Kan de regering hen informeren over jurisprudentie rond dit artikel? Hoe is geborgd dat cliënten regie houden over hun eigen gegevens?

Kan de regering aangeven in hoeverre het beheer van gegevens van cliënten in het kader van de Wmo 2015 overeenkomt met de wijze waarop dit geregeld is voor cliënten in het kader van de Jeugdwet en waarin het verschilt?

Mocht op grond van jurisprudentie rond artikel 12 van de Wbp blijken dat toestemming van elke cliënt afzonderlijk nodig is voor het verstrekken van persoonsgegevens en dossiergegevens aan derden, hoe voorziet de regering dan in de situatie waarin cliënten dit, om welke reden dan ook, niet of niet tijdig doen?

Inspraak (in de vorm van cliëntraden) is geregeld bij zorginstellingen en de Wmo-raden. Hoe is dit geregeld bij wijk- en buurtteams? Wie zijn de direct betrokkenen voor wie inspraak zou moeten gelden? Zijn dat buurtbewoners? Zo ja, hoe wordt de inspraak dan geregeld?

Deelt de regering de mening van de leden van de GroenLinks-fractie dat het voor een goede werking van de Wmo 2015 van essentieel belang is dat burgers in staat worden gesteld om adequaat regie te nemen over hun zorgvraag? Wat vindt de regering in dat kader van de instelling van een knelpuntencoach op lokaal niveau – die vooral goed toegankelijk en vindbaar moet zijn voor burgers en het vertrouwen geniet van lokale overheden – om knelpunten aan de orde te kunnen stellen en bij te dragen aan oplossingen daarvoor? Een dergelijke knelpuntencoach zou bijvoorbeeld verantwoording moeten kunnen afleggen aan zowel colleges als cliëntenraden en burgeradviesorganen.

ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie zouden graag zicht krijgen op de betekenis van de Wmo voor specifieke groepen met een bijzondere zorgvraag. Neem bijvoorbeeld de situatie voor mensen met Niet Aangeboren Hersenletsel (hierna: NAH). Deze patiënten zijn een specifieke doelgroep met behoefte aan een specifieke benadering. Dat kan niet zomaar door ongeschoolde mensen of door niet-specifiek gerichte organisaties worden overgenomen. Hoe wordt gegarandeerd dat gemeenten de juiste zorg inkopen voor dit soort groepen, ook voor toekomstige gevallen? Hoe wordt de specifieke kennis en kunde van professionele organisaties met ervaring in de begeleiding van mensen met bijvoorbeeld NAH veilig gesteld? Wat vindt de regering ervan dat organisaties die werken met mensen met NAH aangeven onvoldoende kwaliteit te kunnen bieden in de nieuwe situatie met de nieuwe financiering?

Identiteitsgebonden zorg is straks wettelijk geborgd voor de gedwongen jeugdzorg in het kader van bescherming en reclassering. Gemeenten moeten voor deze zorg keuzevrijheid bieden aan haar inwoners. In het vrijwillig kader lijkt dat anders te liggen. Hoe wordt identiteitsgebonden zorg geborgd voor vrijwillige jeugdzorg?

Gemeenten hebben geen prikkels om preventieve programma's op te zetten om zorgvragen te voorkomen die uiteindelijk vallen onder bijvoorbeeld de zorgverzekeringswet. Hoe wordt dit probleem opgevangen? Wat kunnen gemeenten doen om ook op scholen aan preventie te doen en hoe kunnen gemeenten dit financieren?

Hoe kunnen huisartsen verwijzen naar hulp via de Wmo? Hoe wordt dit concreet vormgegeven? Hoe kan hier een preventieve aanpak tot stand komen?

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Slagter-Roukema

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dupuis (VVD) (vice-voorzitter), Linthorst (PvdA), Slagter-Roukema (SP) (voorzitter), Thissen (GL), Nagel (50PLUS), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Quik-Schuijt (SP), Reuten (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Flierman (CDA), Barth (PvdA), Martens (CDA), vac. (CDA), Scholten (D66), Backer (D66), Ganzevoort (GL), De Lange (OSF), Ter Horst (PvdA), Beuving (PvdA), Frijters-Klijnen (PVV), Van Dijk (PVV), De Grave (VVD), Bröcker (VVD), Beckers (VVD), Van Beek (PVV), Bruijn (VVD), Koning (PvdA)

X Noot
2

In het voorlopig verslag (33 841, F) staat abusievelijk 7.11

X Noot
3

Kamerstukken I, 33 841, G, pagina 44.

X Noot
4

Kamerstukken II, 33 841, G, pagina 87.

X Noot
5

Kamerstukken I, 33 841, G, pagina 28.

X Noot
6

Kamerstukken I, 33 841, G, pagina 59–60.

X Noot
7

Kamerstukken I, 33 841, G, pagina 41.

X Noot
8

Kamerstukken I, 33 841, G, pagina 63.

X Noot
9

Kamerstukken I, 33 841, G, pagina 61.

X Noot
10

Kamerstukken I, 33 841, G, pagina 56.

X Noot
11

De term «outcomecriteria» is te vinden in Artikel 2.1.2, lid 6 Wmo en Artikel 2.5.3 Wmo.

X Noot
12

Kamerstukken I, 33 841, G, pagina 60.

X Noot
13

Kamerstukken I, 33 841, G, pagina 63.

X Noot
14

De brief van de Privacy Barometer is op te vragen onder griffienummer 155411.

X Noot
15

Deze toezegging is geregistreerd onder nummer T01885.

X Noot
16

Kees Jan de Vet in VNG Magazine, nummer 12, 20 juni 2014, pagina 7.

X Noot
17

Kamerstukken II, 33 841, nr. 3, pagina 24.

Naar boven