33 835 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Nr. 126 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 juli 2019

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

over de brief van 15 april 2019 inzake over de onderzoeksrapporten van de Auditdienst Rijk (ADR) over de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) (Kamerstuk 33 835, nr. 118).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 2 juli 2019. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Leau-Kolkman

1

Acht u de mogelijkheid tot een nieuw onderzoek voor een andere benchmark haalbaar, nu blijkt dat de gevraagde benchmark in het rapport van de Auditdienst Rijk (ADR) over de kostenopbouw van tarieven als beperkt wordt beschreven?

Antwoord

In het vervolgonderzoek dat ik instel naar aanleiding van de openstaande vragen na de ADR-onderzoeken (Kamerstuk 33 835, nr. 118) vind ik een benchmark van groot belang. Daarom is nu de opzet om te benchmarken waar mogelijk, bijvoorbeeld op componenten zoals bedrijfsvoering(-processen) en overhead. De insteek en scope van deze benchmark hangt af van de mogelijkheden die de onderzoekers daartoe aanreiken.

2

De afnemers zijn niet tevreden over de prijs/kwaliteit verhouding van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), maar wat doet de NVWA specifiek op de werving, opleiding, planning, en wellicht ook communicatie, om deze verhouding te verbeteren?

Antwoord

De wervingsacties van de NVWA zijn er op gericht om te zorgen voor voldoende kwalitatief personeel, dat zo veel mogelijk voldoet aan de gestelde functie-eisen, zodat naast het toezicht ook aan de vraag om keuringen door het bedrijfsleven kan worden voldaan. Daarnaast hebben de interne opleidingen van de NVWA als doel om de toezichthouders in staat te stellen goed hun werk te doen. Daarbij wordt ook aandacht gegeven aan kwaliteit. Zoals aangegeven in de voortgangsrapportages NVWA 2020 heeft de NVWA een nieuw personeelsplanningssysteem en een systeem voor exportkanalisatie (EKS) ingevoerd. Dit moet bijdragen aan een betere planning. Het verhogen van de dienstverlening (meer flexibele inzet beschikbaar) heeft effecten op de tarieven voor het bedrijfsleven. De NVWA voert op dit moment hierover overleg met het bedrijfsleven.

3

Waarom is er geen centraal overzicht van de verbeteracties van de NVWA ten aanzien van kosteneffectiviteit en efficiëntie?

4

Hoe kan de NVWA aantonen dat het efficiënter en effectiever werkt aangezien een centraal overzicht ontbreekt?

Antwoord 3 en 4

De monitoring en sturing op de verbeteracties ten aanzien van een kosteneffectieve en efficiënte taakuitvoering is onderdeel van de algemene monitoring en sturing binnen de NVWA-organisatie. Ook binnen de versterkte sturing door de eigenaar in de driehoek eigenaar – opdrachtgever – opdrachtnemer is aandacht voor verbeteracties ten behoeve van een kosteneffectieve en efficiënte taakuitvoering. De ADR heeft geconstateerd dat de NVWA de uitvoering en voortgang op de verbeteracties monitort en hierop acteert.

Aanvullend zal het toegezegde vervolgonderzoek op de ADR-onderzoeken (Kamerstuk 33 835, nr. 118) een beter beeld geven over de mate van efficiëntie van de NVWA. Het onderzoek zal zo mogelijk een benchmark op componenten als de bedrijfsprocessen en overhead bevatten. Op zijn vroegst in het najaar van 2019 zal ik de onderzoeksresultaten van dit vervolgonderzoek met uw Kamer kunnen delen.

5

Hoeveel geld verwacht de NVWA anders te kunnen uitgeven door het efficiëntere en effectievere werken?

Antwoord

Of het mogelijk is efficiënter te werken en of dit budgettair vertaald kan worden en zo ja voor welk bedrag, maakt onderdeel uit van de vragen in het kader van het vervolgonderzoek.

6

Hoe kan het verschil tussen de klanttevredenheidsonderzoeken van de NVWA en de afnemers uit het ADR-onderzoek worden verklaard?

Antwoord

Verschillen tussen de onderzoeken van de ADR en de NVWA kunnen voortvloeien uit de methodiek en de insteek, bijvoorbeeld door verschillen in doelgroepsamenstelling, vraagmethodieken en grootte van populatie. Bij de klanttevredenheidsonderzoeken van de NVWA is niet gefocust op de prijs-kwaliteitverhouding, maar op de algemene tevredenheid van de afnemers over de kwaliteit, communicatie, ICT en adequaatheid van reageren. De resultaten van de klanttevredenheidsonderzoeken van de NVWA worden besproken met de relevante brancheorganisaties.

7

Wat zijn de prijzen voor de aangeboden diensten van de NVWA in omliggende landen?

Antwoord

In 2016 heeft PricewaterhouseCoopers (PwC) een internationaal vergelijkend onderzoek gedaan naar de tarieven van de toezichthouders in een aantal omringende landen (Kamerstuk 33 835, nr. 48). PwC heeft geen vergelijking gemaakt op tariefniveau, omdat een vergelijking op basis van systeem, kosten en bekostiging een evenwichtiger beeld geeft van de verschillen tussen de bevoegde autoriteiten dan wanneer alleen de tarieven die worden doorberekend aan het bedrijfsleven met elkaar vergeleken worden.

De algemene conclusie in het PwC-rapport was dat Nederland een kleiner aandeel van de totale kosten die het maakt via retributies in rekening brengt bij het bedrijfsleven dan België en Denemarken. Frankrijk brengt het kleinste aandeel van zijn kosten via retributies in rekening bij het bedrijfsleven. Hierbij moet worden opgemerkt dat de voor de analyse gebruikte cijfers zijn beïnvloed door systeemverschillen tussen de landen en daardoor slechts tot op beperkte hoogte vergelijkbaar zijn.

8

Waarom besteedt de NVWA laboratoriumonderzoeken niet uit aan de markt?

Antwoord

Sinds 1 juni jl. heeft de NVWA haar laboratoriumwerkzaamheden op het gebied van voeder- en voedselveiligheid buiten de organisatie geplaatst in een nieuw instituut onder de stichting Wageningen Research; Wageningen Food Safety Research (WFSR). Deze vorm van privatisering biedt het beste van beide werelden. Het is een instituut zonder winstoogmerk en groot genoeg om de flexibiliteit te waarborgen die de NVWA en de Ministeries van LNV en VWS noodzakelijk vinden. Daarnaast is er een speciaal statuut (uitvoeringsovereenkomst) opgesteld waarmee voldaan wordt aan de nationale en internationale wettelijke eisen van geschiktheid, accreditatie en onafhankelijkheid.

9

Hoe kunnen de tarieven voor laboratoriumonderzoeken in vergelijking met andere tarieven van de NVWA zo hoog zijn?

Antwoord

Het toezicht richt zich steeds meer op systemen, borging en kwaliteit, en op ketentoezicht, en minder op de activiteiten op een individuele locatie. Daardoor worden minder monsters geanalyseerd. Door een teruglopend aantal monsters zijn de mogelijkheden om naar efficiënte monsterafhandeling te komen beperkt, waardoor deze kosten stijgen.

10

Hoe is een klanttevredenheidsonderzoek van de NVWA opgebouwd?

Antwoord

Om NVWA-breed inzicht te krijgen in de klanttevredenheid meet de NVWA bij klantgroepen in uiteenlopende domeinen en via verschillende kanalen (e-mail, social media en telefonisch). Aan de hand van een korte vragenlijst krijgt de NVWA inzicht in de klantbeleving. Ook vraagt de NVWA in de korte vragenlijst om een inhoudelijke toelichting. Rapportages vinden plaats via een zogenaamde infographic die met de afnemers worden besproken. Op basis hiervan maakt de NVWA gericht keuzes waar verbeteracties op te richten.

11

Hoe vaak voert de NVWA een klanttevredenheidsonderzoek uit?

Antwoord

De NVWA heeft in 2018 vier klanttevredenheidsonderzoeken uitgevoerd en afgerond bij vier verschillende klantgroepen. Deze onderzoeken vonden plaats via de e-mail. De NVWA is voornemens deze onderzoeken in 2019 te herhalen en daarnaast zijn er in 2019 vier nieuwe onderzoeken bij andere klantgroepen gestart.

12

Kunt u de resultaten van de klanttevredenheidsonderzoeken van de afgelopen vijf jaar met de Kamer delen?

Antwoord

De NVWA maakt van elk onderzoek een samenvattende infografic. De infografics van de eerste vier onderzoeken uit 2018 zijn via de derde en vierde voortgangsrapportage NVWA2020 met uw Kamer gedeeld.

13

Op welke manier gaat de NVWA invulling geven aan het verzoek van de afnemers voor capaciteit en kennisbehoud bij de NVWA, de snellere dienstverlening in relatie tot het hogere tarief en de locatie van keurpunten?

Antwoord

De reguliere personeelsinstrumenten van de NVWA zijn erop gericht om continu te sturen op het borgen van capaciteit en kennisbehoud. Daarbij neem ik de zorgen van het bedrijfsleven over met name de fytosanitaire kant als belangrijk aandachtspunt mee. Het is ook in het belang van de NVWA om voldoende vakbekwaam personeel te hebben en aan zich te binden. De afgelopen jaren heeft de NVWA binnen het Plan van Aanpak NVWA 2020 een aantal verbeterpunten doorgevoerd op het gebied van dienstverlening. Onderdeel hiervan was het versterken van het gestructureerd overleg met het bedrijfsleven en het uitvoeren van klanttevredenheidsonderzoeken. In deze overleggen met het bedrijfsleven is de behoefte aan extra keurpunten besproken om vervolgens een afweging te kunnen maken of de extra kosten die hier het gevolg van zijn zich verhouden tot de snellere dienstverlening. Vooralsnog is hier gezamenlijk geconcludeerd dat dit niet het geval is.

Steeds moet de afweging worden gemaakt tussen de wens om extra capaciteit (bijvoorbeeld ten behoeve van markttoegang) en de kosten die dat met zich meebrengt.

Ten aanzien van de hoogte van de tarieven geldt als basis het beleid op het gebied van Maat Houden. Ik wacht het vervolgonderzoek af om te kijken of een bijstelling van de tarieven gerechtvaardigd is.

14

Wanneer kunt u aangeven welke aanbevelingen van de ADR u overneemt en uitvoert?

Antwoord

De ADR heeft totaal 15 aanbevelingen in de beide onderzoeken opgenomen. Deze aanbevelingen dragen bij aan het verbeteren van de sturing van de NVWA en het inzichtelijk maken van de opbouw van de tarieven. Ik neem alle aanbevelingen van de ADR over en monitor de voortgang van de implementatie daarvan.

15

Heeft de NVWA inmiddels inzicht in de verhouding tussen kosten en toegevoegde waarde van personeel en organisatie?

Antwoord

De NVWA beoordeelt jaarlijks de overheadkosten in het kader van de begrotingscyclus en de kostprijscalculaties. Ik verwacht met de in het toegezegde vervolgonderzoek (Kamerstuk 33 835, nr. 118) uit te voeren benchmark op bedrijfsprocessen en overhead meer zicht te krijgen op de verhouding tussen kosten en toegevoegde waarde van personeel en organisatie.

16

Heeft de NVWA een norm vastgesteld voor de omvang van de overhead? Zo ja, welke en hoe is die onderbouwd? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De NVWA heeft geen norm vastgesteld voor de omvang van de overhead. De NVWA beoordeelt jaarlijks de overheadkosten in het kader van de begrotingscyclus en de kostprijscalculaties en streeft daarbij naar een efficiënte inzet van haar personeel. Hierbij hanteert de NVWA een verhoudingsgetal tussen directe en indirecte functies. Dit getal is jaarlijks opgenomen in de tabel met doelmatigheidsindicatoren in de agentschapsparagraaf van de NVWA binnen het jaarverslag.

17

Waaruit bestaan de totale kosten per fte?

Antwoord

In bijlage 3 van het ADR-rapport Onderzoek beheersing kosteneffectiviteit en efficiëntie (bijlage bij Kamerstuk 33 835, nr. 118) staan in de tabel «Personele en materiële kosten NVWA» de totale kosten van de NVWA (2014–2017) en ook de uitsplitsing daarvan per kostensoort. De totale kosten per fte zijn berekend door de totale kosten te delen door de bezetting (inclusief externen) uitgedrukt in fte. De totale kosten bestaan uit zowel alle personele kosten als materiele kosten zoals huisvesting en vervoersmiddelen.

18

Bent u voornemens de ICT-kosten buiten de retributietarieven te houden? Zo ja, voor welke termijn?

Antwoord

De ADR constateert dat de tarieven van de NVWA niet kostendekkend zijn, onder andere doordat de kosten van de ICT niet volledig in de kostprijs zijn opgenomen. De ADR-rapporten geven wat betreft de verdeling van de kosten tussen bedrijven en overheid echter nog onvoldoende helderheid. In het vervolgonderzoek zal worden ingaan op de verdeling tussen de kosten die worden gedragen door het bedrijfsleven en die welke worden gedragen door de overheid. Op basis van de uitkomsten van het vervolgonderzoek bepaal ik hoe om te gaan met ICT-kosten.

19

Welk verschil in inzicht bestaat er tussen het bedrijfsleven en de NVWA over de interpretatie van specifieke onderdelen van de vigerende Europese verordening?

Antwoord

De brancheorganisaties Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) en NEPLUVI hebben namens een aantal slachterijen sinds 2016 bezwaar aangetekend tegen de rechtmatigheid van onderdelen van de NVWA-tarieven. De bezwaren richten zich op initiële opleidingskosten van bij officiële controles betrokken personen, de opbouw van weerstandvermogen bij de Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) en motivering van in rekening gebrachte kosten. Voor al deze punten wordt de rechtmatigheid betwist op grond van de Officiële Controleverordening (882/2004). Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft op 17 juli 2018 een tussenuitspraak gedaan en verder prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie in Luxemburg (ECLI:CBB:2018:340, dd. 17 juli 2018). Het Hof heeft deze zaak nu in behandeling. Een uitspraak wordt in de tweede helft van 2019 verwacht. Daarna zal het CBb nog een uitspraak doen in de zaak. In de tussenuitspraak heeft het CBb al wel geoordeeld dat de interne initiële opleidingskosten voor officiële assistenten en dierenartsen niet mogen worden doorbelast aan het bedrijfsleven. Het Ministerie van LNV en NVWA zijn in overleg met COV en NEPLUVI over hoe deze in rekening gebrachte kosten kunnen worden verrekend. Naar verwachting is de uitbetaling deze zomer geëffectueerd.

20

Waarom wil de ADR uitgaan van een benchmark als wordt aangegeven dat geen andere organisatie in Nederland te vergelijken is met de NVWA?

Antwoord

Eén van de onderzoeksvragen die de ADR gevraagd is te beantwoorden is hoe de door de NVWA gehanteerde kostprijzen en retributietarieven zich verhouden tot die van andere keuringsinstanties binnen het Ministerie van LNV. De ADR heeft deze vraag opgepakt door de gevraagde benchmark als tariefvergelijking vorm te geven. Voor de benchmark binnen het vervolgonderzoek verwijs ik naar mijn antwoord bij vraag 1.

21

Wat is de toegevoegde waarde van een benchmark wanneer deze geen juiste weergave geeft van de taken van de NVWA?

Antwoord

De ADR heeft bij het uitvoeren van de benchmark geconstateerd dat de taken van de NVWA niet vergelijkbaar zijn met een andere organisatie in Nederland. De toegevoegde waarde van de door de ADR uitgevoerde benchmark is in mijn ogen beperkt. Voor de benchmark binnen het vervolgonderzoek verwijs ik naar het antwoord bij vraag 1.

22

Welke argumenten geeft het bedrijfsleven voor het onvoldoende zicht hebben op de opbouw van de in rekening gebrachte retributietarieven?

Antwoord

Het bedrijfsleven ervaart een gebrek aan transparantie in de opbouw van de retributietarieven. De argumenten die het bedrijfsleven daarvoor heeft genoemd zijn:

  • de tarieven zijn gedifferentieerd naar slechts een beperkt aantal sectoren; de indruk leeft dat de ene sector voor de andere sector betaalt;

  • in de tarieven is een opslag begrepen voor (indirecte) tijdsbesteding en algemene kosten; het bedrijfsleven voert discussie of deze kosten mogen worden geïnd ter dekking van de kosten van officiële controles;

  • mede gezien de toepassing van de Europese regelgeving in ons omringende landen ervaart het bedrijfsleven geen level playingfield. Binnen de EU wordt divers omgegaan met de bekostiging en tarifering van keuringen. Er is nog geen inzicht in de verschillende methodieken die worden toegepast bij vergelijkbare organisaties in het internationale landschap.

Met de herziening van het retributiestelsel in 2014 is bewust gekozen voor het minder differentiëren van de tarieven naar sectoren om zodoende te komen tot een vereenvoudiging van het retributiestelsel.

23

Wat wordt er veranderd aan de opbouw van de retributietarieven zodat ook het bedrijfsleven voldoende zicht heeft op de opbouw van de rekening?

Antwoord

Het vervolgonderzoek moet handvatten geven om de vraag te kunnen beantwoorden of het gewenst is om de opbouw van de retributietarieven aan te passen. De ADR-onderzoeken hebben daar geen aanbevelingen voor gedaan.

24

Bent u voornemens om in de nieuwe onderzoeksopdracht aan de ADR ook het onderzoek naar de kosten, opbrengsten en retributietarieven per branche mee te nemen?

Antwoord

Het nieuwe onderzoek zal niet door de ADR worden uitgevoerd. Bij de formulering van de onderzoeksvragen voor het vervolgonderzoek wordt de differentiatie van de tarieven naar branches meegenomen.

25

Waarom schetst de ADR vijf alternatieven voor het huidige tariefstelsel?

Antwoord

De ADR is gevraagd om alternatieven voor het huidige tariefstelsel te schetsen. De ADR heeft de meest voor de hand liggende alternatieven als mogelijke denkrichting benoemd. In totaal zijn dit vijf alternatieven. De ADR heeft de alternatieven op hoofdlijnen geschetst en deze niet verder uitgewerkt. De uitkomsten van het vervolgonderzoek kunnen mogelijk aanknopingspunten bieden voor een alternatief tariefstelsel.

26

Waarom zijn niet alle kosten meegenomen in de tarieven van de NVWA?

Antwoord

Dat is onder andere een gevolg van keuzes in het verleden om de tarieven niet teveel te laten stijgen. Daarnaast is de NVWA gebonden aan juridische uitspraken zoals die van het CBb.

27

Waarom ziet de ADR graag een kostendekkend tarief bij de NVWA?

Antwoord

De ADR doet in het rapport de aanbeveling om vanuit een meerjarig perspectief na te gaan of het mogelijk en wenselijk is om kostendekkende tarieven te hanteren. De ADR heeft desgevraagd bij mij aangegeven dat het geen wens van de ADR is dat de NVWA een kostendekkend tarief hanteert, wel is dit het uitgangspunt van Maat Houden.

28

Wat wordt er in de tabel bedoeld met «plant»?

Antwoord

De term «plant» in de tabel heeft betrekking op de retributies in de domeinen fytosanitair (plant(gezondheid) en plantaardige producten) en gewasbescherming. Het betreft voornamelijk retributies voor werkzaamheden voor export en vergunningverlening.

29

Waarom is het starttarief onder «plant» in drie jaar tijd met bijna 140 euro gestegen en is bij andere starttarieven een toename te zien van maximaal tien euro?

Antwoord

Het starttarief onder «plant» is in 2017 meer kostendekkend gemaakt. Dit betrof in 2017 een verdere stap in de realisatie van het door het kabinet vastgestelde uitgangspunt (herziening retributiestelsel NVWA, Kamerstuk 33 835, nr. 2) om de werkelijke kosten in rekening te brengen bij het bedrijfsleven. De starttarieven voor Erkende Bedrijven (o.a. slachthuizen), Export Levende Dieren en herinspecties horeca waren al eerder meer kostendekkend gemaakt.

Naar boven