33 816 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en Wetboek van Strafvordering in verband met het laten vervallen van de maximale duur van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, het verlengen van de proeftijden van de voorwaardelijke invrijheidsstelling en de invoering van een langdurige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel voor ter beschikking gestelden en zeden- en geweldsdelinquenten (langdurig toezicht, gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking)

Nr. 8 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN TOORENBURG EN HELDER TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 71

Ontvangen 4 september 2014

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel E, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «8 artikelen» vervangen door: 9 artikelen.

2. Na artikel 38z wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38zbis

  • 1. Ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen kan de rechter, indien geen toepassing is gegeven aan artikel 38z, eerste lid, op vordering van het openbaar ministerie, een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opleggen aan een persoon die:

    • a. bij rechterlijke uitspraak ter beschikking is gesteld als bedoeld in de artikelen 37a of 37b;

    • b. bij rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een gevangenisstraf, of een gevangenisstraf waarvan een gedeelte niet zal worden ten uitvoer gelegd, wegens een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of meer is gesteld;

    • c. bij rechterlijke uitspraak is veroordeeld tot een gevangenisstraf, of een gevangenisstraf waarvan een gedeelte niet zal worden ten uitvoer gelegd, wegens een misdrijf als omschreven in de artikelen 240b, 248c, 248d, 248e, 250, 273f, 317, eerste lid.

  • 2. Een vordering als bedoeld in het eerste lid, dient uiterlijk tien weken voor de beëindiging van de terbeschikkingstelling dan wel voor ommekomst van de termijn als bedoeld in artikel 15c dan wel indien voorwaardelijke invrijheidstelling niet heeft plaatsgevonden voordat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt beëindigd, te worden ingediend bij de rechter die in eerste aanleg kennisgenomen heeft van het misdrijf ter zake waarvan een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking wordt gevorderd.

  • 3. Artikel 38z, tweede lid, is van toepassing.

II

In artikel I, onderdeel E, wordt in artikel 38aa als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «De in artikel 38z, eerste lid, bedoelde maatregel» vervangen door: De in artikel 38z, eerste lid, dan wel 38zbis, eerste lid, bedoelde maatregel.

2. In het derde lid wordt «als bedoeld artikel 38z, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, dan wel artikel 38zbis, eerste lid.

III

In artikel I, onderdeel E, wordt in artikel 38ab, eerste lid, de zinsnede «als bedoeld in artikel 38z, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, dan wel artikel 38zbis, eerste lid.

IV

In artikel I, onderdeel E, wordt in artikel 38ac, eerste lid, onderdeel a, de zinsnede «als bedoeld in artikel 38z, eerste lid» vervangen door: als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, dan wel artikel 38zbis, eerste lid.

V

In artikel II, onderdeel A, wordt na «38z» telkens ingevoegd:, 38zbis.

Toelichting

Dit amendement regelt dat een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, eveneens kan worden opgelegd indien een persoon reeds bij rechterlijke uitspraak ter beschikking is gesteld of is veroordeeld is tot een (voorwaardelijke) gevangenisstraf. Daartoe dient het openbaar ministerie uiterlijk tien weken voor de beëindiging van de terbeschikkingstelling dan wel voor de beëindiging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling dan wel indien voorwaardelijke invrijheidstelling niet heeft plaatsgevonden voordat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf wordt beëindigd, een vordering in bij de rechter die in eerste aanleg kennisgenomen heeft van het misdrijf ter zake waarvan een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking wordt gevorderd.

In onderhavig wetsvoorstel is een lacune zichtbaar, namelijk in de situatie dat de maatregel niet is opgelegd in het vonnis, maar het Openbaar Ministerie aan het einde van de detentie/tbs meent dat langer toezicht middels een zelfstandige maatregel gewenst is. Zij kan tot dit inzicht zijn gekomen door een reclasseringsrapport waarin nieuwe inzichten over de gronden zoals geformuleerd in artikel 38ab, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht naar voren zijn gekomen. Dit is geen ondenkbare situatie. De rechter kan bij het opleggen van het vonnis immers niet voorzien of er tijdens detentie en/of tbs iets zal veranderen in het gedrag van de veroordeelde wat invloed heeft op de kans op recidive en/of ernstig belastend gedrag jegens slachtoffers of getuigen. Hoewel de inzet van werknemers in de sector erop gericht is het gedrag van veroordeelden positief te beïnvloeden, zou het naïef zijn om in de jaren van detentie en/of tbs geen rekening te houden met een realisatie van de gronden zoals genoemd in artikel 38ab, eerste lid. De samenleving en slachtoffers van misdrijven lopen in het bijzonder dan een risico wanneer een passende maatregel die langer toezicht mogelijk maakt, niet opgelegd kan worden, terwijl deskundigen dit wel noodzakelijk achten. De noodzaak van dit amendement wordt voorts versterkt door de verwachting van de regering dat rechters terughoudend zullen omgaan met het opleggen van de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (Kamerstukken II 2013/14, 33 816, nr. 6, blz. 23).

Van Toorenburg Helder


X Noot
1

Vervanging in verband met wijziging van de ondertekening.

Naar boven