33 814 (R2022) Wijziging van het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie en vaststelling van het algemeen Postverdrag en van het Verdrag inzake postale financiële diensten; Doha, 11 oktober 2012

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 27 november 2013.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op 27 december 2013.

Het advies van de Afdeling advisering van Raad van State (van het Koninkrijk) wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 november 2013

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 11 oktober 2012 te Doha tot stand gekomen wijziging van het Algemeen Reglement van de Wereldpostunie en vaststelling van het Algemeen Postverdrag en van het Verdrag inzake postale financiële diensten (Trb. 2013, 208).

Een toelichtende nota bij dit verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 27 november 2013 over te leggen aan de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten.

De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

Van 24 september tot en met 15 oktober 2012 vond in Doha het 25e Congres plaats van de Wereldpostunie (naar de Franse benaming meestal aangeduid als «UPU»; hierna te noemen «de Unie»).

De Unie, als gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties, heeft momenteel 192 leden. De Unie bevat vier organen: het Congres, de Raad van Bestuur, de Postraad en het Internationaal Bureau. Het Congres is het hoogste orgaan van de Unie en bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten van de Unie. Het Congres houdt elke vier jaar zitting. Bij die gelegenheid komen onder meer de strategische en financiële plannen voor de Unie aan de orde. Daarbij kan tevens worden besloten tot wijziging en herziening van de verdragen van de Unie.

In tegenstelling tot het voorgaande (24e) Congres, in 2008 te Geneve (zie Kamerstuk 32 879 (R1960), A/nr. 2), is de Constitutie van de Wereldpostunie niet gewijzigd (zie laatstelijk Trb. 2010, 126). De volgende drie verdragen zijn bij het 25e Congres wel gewijzigd, c.q. opnieuw vastgesteld:

  • het Algemeen Reglement;

  • het Algemeen Postverdrag;

  • het Verdrag inzake postale financiële diensten.

De besluiten tot wijziging van het Algemeen Reglement en tot hernieuwde vaststelling van het Algemeen Postverdrag en het Verdrag inzake postale financiële diensten (hierna: de Akten) zijn voor het Koninkrijk der Nederlanden ondertekend. Bij het voorgaande Congres is het toen vastgestelde Verdrag inzake postale financiële diensten niet ondertekend. Omdat de regering van Curaçao nadien te kennen heeft gegeven binding aan dit verdrag te wensen, is dit verdrag bij het 25e Congres wel ondertekend. Deze toelichtende nota is dan ook mede van belang in het kader van de procedure voor de verkrijging van goedkeuring van dit verdrag voor Curaçao.

De goedkeuring voor de Akten wordt mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken gevraagd.

2. Wijziging van het Algemeen Reglement van de Unie

Bij de wijziging van het Algemeen Reglement is een aantal aspecten aangepast. Zo is met het oog op kostenbesparing de verplichting voor het Internationaal Bureau van de Unie vervallen om alle stukken per post naar de lidstaten te versturen. Er is bepaald dat het Internationaal Bureau alle documenten digitaal beschikbaar zal stellen. De transparantie in het handelen van de organen van de Unie is vergroot door te bepalen dat de Raad van Bestuur in plaats van tweejaarlijks ieder jaar een beleids- en financieel plan zal vaststellen en dat het Internationaal Bureau ook jaarlijks zal rapporteren over het werk van de Unie. Verder zijn de bepalingen ten aanzien van de arbitrageprocedure uitgewerkt. Ingevolge de Constitutie worden geschillen tussen de lidstaten over de uitvoering van de Akten van de Unie via arbitrage beslecht. In de nieuwe regeling is verduidelijkt hoe de arbitrageprocedure verloopt, onder meer met bepalingen over de aanwijzing van arbiters en het bindende karakter van het besluit van de arbiter(s). Ook is in het Algemeen Reglement een kader opgenomen voor de instelling en financiering van de zogeheten «user-funded subsidiary bodies». Het betreft comité»s die niet uit het reguliere budget van de Unie worden gefinancierd omdat zij activiteiten verrichten die direct verband houden met de zakelijke activiteiten van de postbedrijven die deelnemen. Om die reden is voorwaarde voor deelname aan deze comité»s dat men hun activiteiten meefinanciert. Deze organen worden ingesteld door de Postraad en vallen onder de verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur.

3. Vaststelling van het Algemeen Postverdrag

Het Congres heeft zoals gebruikelijk het Algemeen Postverdrag opnieuw vastgesteld, met inbegrip van een aantal wijzigingen. Het betreft onder meer, als gebruikelijk, de eindkostenvergoedingen die nu zijn bepaald voor de periode vanaf 1 januari 2014. Eindkostenvergoedingen zijn vergoedingen die postbedrijven elkaar betalen voor de binnenlandse bezorging van internationale post. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de vergoedingen voor landen die behoren tot het «doelsysteem» (de geïndustrialiseerde landen) en die voor landen in het overgangssysteem (ontwikkelingslanden). In verband met de ontwikkeling van elektronische handel is bij de diensten die landen kunnen aanbieden de retourdienst voor handelswaar expliciet opgenomen. Daarnaast is een nieuwe bepaling opgenomen waarin regels zijn opgenomen over persoonsgegevens. Deze gegevens mogen alleen door de relevante autoriteiten worden gebruikt voor het doel waarvoor ze zijn verstrekt in overeenstemming met de toepasselijke nationale regelgeving. Over een eventueel gebruik dienen de betrokken personen te worden geïnformeerd. Verder is de bepaling betreffende de veiligheid van de postdienstverlening aangescherpt. Dit hangt samen met incidenten die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan en het feit dat naar aanleiding daarvan binnen de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en de Werelddouaneorganisatie de regels ten aanzien van veiligheid zijn aangescherpt. Lidstaten en aangewezen postaanbieders moeten de door de Unie opgestelde minimum standaarden voor veiligheid naleven en moeten onder meer zorgen voor elektronische berichtgeving vooraf over bijvoorbeeld de aard van de te vervoeren poststukken. In het Postverdrag was een lijst opgenomen met producten die niet toelaatbaar waren in de post. Die lijst is nu in het verdrag geschrapt en wordt in een uitvoeringsregeling van de Unie opgenomen zodat gemakkelijker kan worden ingesprongen op actuele ontwikkelingen.

4. Vaststelling van het Verdrag inzake postale financiële diensten

Ook het verdrag inzake postale financiële diensten is opnieuw vastgesteld, met een aantal wijzigingen. Onder meer is een voorziening getroffen voor een zogenaamde cash on delivery (COD) money order. Het betreft een specifieke postwissel die wordt gebruikt om te garanderen dat de zender betaald krijgt voor de per post verzonden goederen via de aangewezen postaanbieders. Verder is onder meer een nieuwe bepaling opgenomen over persoonsgegevens die overeenkomt met de desbetreffende regeling in het Algemeen Postverdrag. Ook is bepaald dat voor postwissels die elektronisch worden verzonden bepaalde kwaliteitseisen moeten worden gehanteerd, waarvoor de Postraad een normatief kader opstelt.

Zoals hiervoor reeds is vermeld, strekt deze toelichting er toe goedkeuring van dit verdrag voor Curaçao te bewerkstelligen. Zoals vermeld in de toelichting bij de verdragen die bij het voorgaande Congres tot stand zijn gekomen (zie Kamerstuk 32 879 (R1960), A/nr. 2, paragraaf 5) wenst Curaçao de mogelijkheid te behouden om gebruik te maken van postwissels. In de andere landen van het Koninkrijk zijn postwissels in onbruik geraakt en daarom achten deze landen aansluiting bij dit verdrag niet van belang.

5. Positie van de Europese Unie

De lidstaten van de Europese Unie hebben, evenals bij eerdere congressen van de Unie, tijdens het Congres van Doha een verklaring afgelegd welke inhield dat zij de Akten, zoals aangenomen door het Congres, zullen toepassen in overeenstemming met hun verplichtingen voortvloeiend uit het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (nu het «Werkingsverdrag», Trb. 2008, 51) en met de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (verder: GATS, zie Trb. 1994, 235, blz. 304 en volgende) van de Wereldhandelsorganisatie. Hiermee wordt verduidelijkt dat bij een mogelijke strijdigheid met bepalingen uit de EU-verdragen of de GATS de bepalingen van deze laatste verdragen voorgaan.

6. Inwerkingtreding en voorlopige toepassing

In de slotbepalingen van de drie Akten over de inwerkingtreding wordt 1 januari 2014 als datum van inwerkingtreding genoemd. De officiële inwerkingtreding voor partijen vindt plaats op het moment van het deponeren van de instrumenten van bekrachtiging of toetreding. De datum van 1 januari 2014 wordt uitgelegd als de vroegste datum van inwerkingtreding voor partijen die hun instrument van bekrachtiging of toetreding hebben gedeponeerd. Aan de Akten wordt echter in de praktijk door de lidstaten van de Unie vanaf de in de Akten genoemde datum uitvoering gegeven, hetgeen kan worden beschouwd als een voorlopige toepassing van deze verdragen. Dit geldt ook voor het Koninkrijk.

7. Koninkrijkspositie

Het belang van medegelding van de desbetreffende Akten voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten en het belang voor Caribisch Nederland vloeit voort uit de noodzaak om aangesloten te blijven op het wereldnet van brieven, documenten- en pakkettransport. Dit is niet enkel in het belang van de burgers die gebruik maken van die diensten, maar ook in het belang van de economische ontwikkeling van die delen van het Koninkrijk.

De wijziging van het Algemeen Reglement en het Algemeen Postverdrag zullen voor het gehele Koninkrijk gelden. Het Verdrag inzake postale financiële diensten zal alleen voor Curaçao gelden (zie punt 4).

De bij het Congres van Doha namens de lidstaten van de Europese Unie afgelegde verklaring (zie punt 5) heeft alleen betrekking op het Europese deel van Nederland en niet op Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland.

Wanneer de wijzigingen zullen worden bekrachtigd, zal voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland ten tijde van de bekrachtiging van de Akten een verklaring worden afgelegd dat bij een mogelijke strijdigheid van de bepalingen van de Akten met bepalingen van de GATS de bepalingen van de GATS voor gaan.

8. Uitvoeringswetgeving en financiële verplichtingen

De drie Akten zullen voor het Koninkrijk der Nederlanden niet leiden tot wijzigingen op het gebied van wet- en regelgeving. Het budget van de Unie is gelijk aan het budget van de afgelopen vier jaar. De contributie van Nederland blijft evenals in de voorgaande jaren staan op 15 eenheden. De contributie voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten gezamenlijk blijft staan op 1 eenheid. Naar aanleiding van wijzigingen in de bijdragen van andere lidstaten kan het bedrag van de definitieve contributie nog licht wijzigen ten opzichte van voorgaande jaren.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven