33 805 V Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) en van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2013 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 31 oktober 2013

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 5 december 2013 voorgelegd. Bij brief van 13 december 2013 zijn ze door de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Vraag 1

Binnen beleidsartikel 2 is het betalingsritme van de NAVO-afdrachten aangepast. Waarom is dit gebeurd?

Antwoord 1

Ten aanzien van contributies wordt sinds 2011 BZ-intern de systematiek gehanteerd dat de advance call of afroep betaald wordt in het jaar dat deze binnenkomt. De bijdrage aan de NAVO liep tot voor kort nog uit de pas, maar gaat vanaf heden geheel mee in deze systematiek. Het voorafgaande leidt in 2013 tot incidenteel hogere uitgaven op de post NAVO-afdrachten.

Vraag 2

Ook horen de leden van de VVD-fractie graag waarom de Raad van Europa meer geld heeft ontvangen dan verwacht.

Antwoord 2

Per saldo heeft de Raad van Europa niet meer ontvangen dan verwacht. In 2013 is de bijdrage EUR 219.000 hoger uitgevallen dan voorzien. Daar tegenover staat dat de Raad van Europa in 2013 EUR 396.000 heeft teruggegeven, omdat de uitgaven in 2012 lager uitvielen dan voor dat jaar geraamd (artikel 3.30). De bijdrage aan de Raad van Europa betreft een voorschot op de verwachte uitgaven voor het begrotingsjaar. De definitieve uitgaven worden eerst in het uitvoeringsjaar bekend (artikel 3.3).

Vraag 3

De regering geeft aan dat artikel 4 voor 35,2 miljoen euro wordt verhoogd daar waar het een effectief armoedebeleid in ontwikkelingslanden betreft. Binnen hetzelfde artikel wordt 41,7 miljoen euro gekort op het budget voor private sectorontwikkeling. De leden van de VVD-fractie zien het ontwikkelen van de private sector als een belangrijke voorwaarde voor de bestrijding van armoede en horen graag waarom deze keuze is gemaakt, welke projecten binnen de private sectorontwikkeling hierdoor geen doorgang hebben kunnen vinden en of deze verschuiving structureel is.

Antwoord 3

Er is geen sprake van een structurele verschuiving en er zijn geen projecten binnen de private sectorontwikkeling die geen doorgang hebben kunnen vinden door de verlaging van het budget voor private sectorontwikkeling. De lagere uitgaven voor private sectorontwikkeling bestaan uit een saldo van stijgingen en dalingen. De per saldo verlaging wordt voornamelijk veroorzaakt door een vertraging van de uitgaven voor bijdragen aan de financiële sector, het programma ORET-ORIO, PUM en infrastructuur algemeen als gevolg van een lagere liquiditeitsbehoefte op de lopende programma’s. Daarnaast is het budget voor innovatieve financiering geschrapt. Onderdelen hiervan worden in 2014 opgenomen in het Dutch Good Growth Fund. De per saldo toename van artikel 4.2 «Effectief armoedebeleid in ontwikkelingslanden» is een gevolg van het feit dat de minpost «Nog te verdelen daling van het BNP-budget» is afgenomen (d.w.z. deze daling is bij Najaarsnota voor een deel verdeeld naar andere artikelen, waardoor de minpost op artikel 4.2 is afgenomen en het totaalbedrag op artikel 4.2 dus per saldo toegenomen).

Vraag 4

Verder verzoeken deze leden van de artikelen 4.2 en 4.3 een totaaloverzicht van de mutaties van de begrotingsstaten die leiden tot de 35,2 miljoen en 41,7 miljoen.

Antwoord 4

De mutaties worden in de Najaarsnota toegelicht op instrumentniveau. Het resterende verschil op artikel 4.2 is het gevolg van het feit dat de minpost «Nog te verdelen daling van het ODA-budget» is afgenomen. Wijzigingen in het totale ODA-budget als gevolg van bijstelling van de BNP-ramingen van het CPB worden tijdelijk op dit artikel opgevangen (zie ook het antwoord op vraag 3).

Vraag 5

Het Nuffic krijgt zowel binnen beleidsartikel 4 als 5 extra geld. De leden van de VVD-fractie horen graag wat hier de achtergrond van is.

Antwoord 5

Het NFP/NICHE programma is gericht op de ondersteuning van de capaciteitsopbouw in het hoger onderwijs. Omdat een deel van dit programma specifiek gericht is op voedselzekerheid, vindt de financiering plaats lastens zowel artikel 4 als 5. Stijging op artikel 5 heeft te maken met betalingen op lopende verplichtingen en op artikel 4 met de betaling aan ECDPM. De betaling aan het ECDPM is abusievelijk opgenomen als ophoging van het NUFFIC in de 2e suppletoire begroting.

Vraag 6

Tot slot zien de leden van de VVD-fractie graag een overzicht van welke afdrachten binnen beleidsartikel 5 hoofdstuk XVII vrijwillig zijn en welk deel juridisch verplicht is.

Antwoord 6

Binnen artikel 5 is alleen de bijdrage aan de WHO een verplichte bijdrage op basis van het met de betreffende organisatie gesloten verdrag. Daarnaast worden vrijwillige bijdragen betaald aan UNFPA, UNAIDS, UNWOMEN en het WHO-partnerschapsprogramma. Alle betalingen onder artikel 5 in 2013 zijn inmiddels juridisch vastgelegd in contracten.

Vraag 7

Kan de regering toezeggen dat er in 2013 geen vrijwillige afdrachten meer worden gedaan zonder dat de Kamer hierover per brief geïnformeerd wordt?

Antwoord 7

Nederland zal in 2013 geen andere algemene vrijwillige bijdragen meer afdragen dan die welke reeds aan de Kamer zijn gemeld.

Vraag 8

Binnen beleidsartikel 7 is ruim 2 miljoen euro extra uitgegeven aan ICT-systemen. Zijn de ICT-uitgaven structureel?

Antwoord 8

Nee, deze uitgaven zijn niet structureel. Het betreft kosten voor de implementatie van online consulaire dienstverlening zoals het aanvragen van visa en paspoorten.

Vraag 9

In artikel 2.5 zijn de uitgaven ten behoeve van Matra verlaagd met ongeveer € 2 miljoen. Is overwogen deze verlaging door te schuiven naar de begroting van 2014?

Antwoord 9

Voor de eindejaarsmarge is een bedrag van EUR 1,4 mln. opgenomen. Dit bedrag schuift door naar de begroting voor 2014 onder voorbehoud van de HGIS besluitvorming voorjaar 2014.

Vraag 10

De verwachte onderuitputting op het non-ODA deel van de HGIS nota is € 106,9 miljoen. Uit de brieven van het kabinet over de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Mali, de verlenging Patriot-missie Turkije en de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan EU-Atalanta en NAVO-Ocean Shield (Kamerstuk 29 521, nr. 213, en 32 623, nr. 117) kunnen de leden van de PvdA-fractie opmaken dat de additionele uitgaven van deze operaties in 2014 ten laste komen van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) en daarmee ten laste van de HGIS. Het kabinet zal hiervoor het BIV in 2014 bij Voorjaarsnota via de eindejaarsmarge van de HGIS verhogen met de onderbesteding op de begrote uitgaven aan crisisbeheersingsoperaties in 2013 binnen de HGIS. Tevens kan het kabinet, indien nodig, nog extra financiële ruimte scheppen door de restitutie van de VN voor de MINUSMA-missie via een kasschuif binnen de HGIS naar voren te halen. Welk deel van de verwachte onderuitputting van de HGIS is de onderbesteding op de begrote uitgaven aan crisisbeheersingsoperaties in 2013?

Antwoord 10

Zoals op pagina 5 van de artikelsgewijze toelichting staat vermeld komt 35 miljoen van de totale verwachte onderbesteding van 106,9 miljoen binnen de HGIS uit onderbesteding op crisisbeheersingsoperaties binnen de HGIS op de begroting van het ministerie van Defensie. Inmiddels is de verwachting dat deze onderbesteding op crisisbeheersingsoperaties uiteindelijk op ongeveer 55 miljoen uitkomt.

Vraag 11

De leden van de PvdA-fractie zouden graag een nadere toelichting hebben op de stijging van de uitgaven voor personeel op het ministerie. Hoe hoog is deze stijging? Wat zijn de oorzaken van deze stijging? Is er een relatie met de daling van de kosten voor personeel, onderhouds- en investeringen in huisvesting op de buitenlandse posten? Welk deel van de daling van de kosten van de uitgaven voor de posten is het gevolg van de daling van de loonkosten?

Antwoord 11

Als gevolg van regionalisering van bedrijfsvoerings- en consulaire taken op posten neemt het aantal medewerkers werkzaam in het buitenland af. Omdat één RSO gevestigd is in Nederland vallen de personeelsuitgaven hiervoor onder de noemer personeel ministerie. Daarnaast zijn er als gevolg van de bezuinigingen onder het kabinet Rutte/Verhagen minder functies binnen het postennet. De verschuiving behelst een bedrag van EUR 2,4 miljoen. Als gevolg van een afname van het personeelsbestand op de posten dalen ook de uitgaven voor huisvesting en bedrijfsvoeringskosten op de posten.

Vraag 12

De leden van de CDA-fractie zijn verbaasd over de reservering voor Greenpeace borgstelling in Rusland. Zij hadden eerder van de regering begrepen dat Greenpeace de garantstelling een op een zou dragen en dat de overheid een doorgeefluik zou zijn. Dan zouden er toch twee tegen elkaar wegvallende posten moeten zijn in de begroting?

Antwoord 12

De Staat heeft naar aanleiding van de voorlopige voorziening door het Zeerechttribunaal in de Arctic Sunrise zaak een bankgarantie afgegeven, omdat dit door het tribunaal als voorwaarde is gesteld voor vertrek van schip en bemanning uit Rusland. Daarmee heeft de Staat uitvoering gegeven aan zijn verplichting opgelegd door het tribunaal. Uitsluitend in het geval het bevoegd arbitraal tribunaal Nederland als vlaggestaat veroordeelt tot betaling van een bedrag aan Rusland, kan Rusland dit bedrag onder de bankgarantie vorderen.

De Staat heeft met Greenpeace afspraken gemaakt over terugbetaling voor het geval de Staat op enig moment een bedrag aan Rusland moet betalen onder de garantie. Dit is de kern van de overeenkomst met Greenpeace. In de tweede suppletoire wet is de uitgave voor de bankgarantie opgenomen onder artikel 10 nominaal en onvoorzien. Afhankelijk van toekomstige ontwikkelingen in onderhavige zaak zal er wel of niet op de reservering getrokken worden. Indien dit wel gebeurt dan zal er in de begroting een ontvangst van Greenpeace tegenover worden opgenomen.

Vraag 13

De leden van de CDA-fractie missen een overzicht van de begrote douane inkomsten per land in de EU en de gerealiseerde douane inkomsten. Kan de regering dat overzicht verschaffen?

Antwoord 13

In de Kamerbrief van 14 november jl. (Kamerstuk 21 501-03, nr. 72) staat onder Tabel 1 het gevraagde overzicht van de geraamde bruto douaneontvangsten per land. Helaas is niet bekend hoeveel elk land op dit moment heeft afgedragen. De meest recente informatie van de Commissie laat zien dat het totaal van afdrachten van bruto douaneontvangsten tot begin augustus € 12,9 miljard hebben bedroeg.

Vraag 14

Verder verzoeken zij de regering aan te geven wie de raming van de douane inkomsten gemaakt heeft en waarom die er zo ver naast zat dit jaar.

Antwoord 14

De raming wordt vastgesteld in overleg tussen de Europese Commissie en het Adviescomité Eigen Middelen van de Raad. De macro-economische ramingen van de Europese Commissie vormen hierbij het uitgangspunt. Het Adviescomité Eigen Middelen bestaat uit ambtelijk vertegenwoordigers van alle lidstaten. In dit Adviescomité is de raming in mei jl. met € 2,5 miljard neerwaarts bijgesteld (waarvan het Nederlandse aandeel € 151 miljoen bedroeg) met name vanwege het lager dan verwachte gemiddelde tarief. Aangezien de afdracht van douaneontvangsten twee maanden na de inning plaatsvindt, was het pas in augustus mogelijk het beeld verder bij te stellen op basis van realisatiecijfers. Dit heeft tot een aanvullende neerwaartse bijstelling geleidt van € 2,7 miljard (waarvan het Nederlandse aandeel € 296 miljoen bedroeg).

Vraag 15

Kan de regering toelichten hoe het compensatie-effect van de hogere BNI-afdracht zich verhoudt tot de BNI-ontwikkeling van Nederland die anders verloopt dan de andere EU lidstaten?

Antwoord 15

De bni-afdracht is de sluitpost voor de financiering van de EU-begroting. De inkomsten van de EU bestaan uit boeteopbrengsten, landbouwheffingen en douanerechten, de btw-afdrachten en bni-afdrachten. Circa 70% van de begroting wordt gefinancierd vanuit bni-afdrachten. Deze afdrachten zijn gebaseerd op de bni-sleutel, ofwel het aandeel van een land in het totale bni van de Europese Unie. Aangezien volgens de huidige inzichten de Nederlandse bni-groei achterblijft bij de bni-groei van de EU als geheel valt de bni-sleutel voor Nederland lager uit dan eerder dit jaar geraamd.

Vraag 16

Kan de regering toelichten hoe de verhoging van de afdrachten aan de Europese Unie bij de Voorjaarsnota zich verhoudt tot de verlaging van de afdrachten aan de Europese Unie bij de Najaarsnota? Zijn dit soort grote mutaties ook te voorzien in 2014?

Antwoord 16

In de Voorjaarsnota is rekening gehouden met extra EU-afdrachten van € 474 miljoen, onder andere vanwege een Commissievoorstel voor een aanvullende begroting van € 11,2 miljard voor 2013 en de verwachting dat deze zou worden aangenomen. De meevaller die zich nu voordoet is het gevolg van bijstellingen aan de inkomstenkant van de begroting, die bij de Voorjaarsnota nog niet bekend waren.

Het kabinet voorziet geen grote mutaties voor 2014. De omvang van de aanvullende begrotingen in 2013 was uitzonderlijk. De betalingsplafonds in het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 zijn strakker dan in het huidige MFK. Hierdoor is de ruimte tussen de begroting en het betalingsplafond beperkter: in 2014 is deze ruimte slechts € 361 miljoen, waar deze in 2013 nog € 11,2 miljard was. Aan de inkomstenkant van de begroting is het mogelijk dat de inkomsten uit douanerechten opnieuw tegenvallen, aangezien deze afhankelijk zijn van wereldwijde macro-economische ontwikkelingen.

Vraag 17

Kan de regering een volledig beeld geven van alle mutaties bij de EU-afdrachten zoals toegezegd in de brief van de minister van Financiën van 14 november 2013 (Kamerstuk 21 501-03, nr. 72)?

Antwoord 17

Voor een volledig beeld verwijs ik u naar de artikelen 3.1 en 3.10 van de memorie van toelichting bij de tweede suppletoire begroting van Buitenlandse Zaken. Daarin is de volledige ontwikkeling van de mutaties op de EU-afdrachten weergegeven.

Vraag 18

Het is de leden van de CDA-fractie niet duidelijk waarom in 2013 verplichtingen worden aangegaan in verband met een subsidietender voor 2014 en verder. Kan de regering toelichten waarom op artikel 1 een stijging van het verplichtingenbudget wordt opgenomen terwijl de subsidie-tender de periode 2014–2017 betreft?

Antwoord 18

In de aankondiging van de subsidietender voor het Mensenrechtenfonds 2014–2017 is opgenomen dat uiterlijk 10 december 2013 besluiten worden genomen over het al of niet toekennen van een subsidie op de ingediende voorstellen. Organisaties die voorstellen hebben ingediend waarvoor een subsidie zal worden toegekend worden nog in 2013 middels toezending van een subsidie-beschikking daarvan in kennis worden gesteld. Vigerende comptabele voorschriften bepalen dat de financiële consequenties voortkomend uit die beschikkingen op de datum van verzending als verplichting in de financiële administratie dienen te worden opgenomen. Het tijdstip van het besluit tot het uitschrijven van de subsidietender leidde ertoe dat pas later in het jaar het verplichtingenbudget kon worden aangepast i.c. verhoogd.

Vraag 19

De leden van de CDA-fractie willen graag een update over de schuldhulpverlening van Soedan. Hoe staat het met de onderhandelingen in de club van Parijs? En wat gebeurt er met het geld nu er dit jaar geen schuldhulpverlening is.

Antwoord 19

De Club van Parijs onderhandelt momenteel niet met Soedan. Soedan komt voorlopig niet in aanmerking voor schuldverlichting onder het Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) initiatief, omdat (nog) niet is voldaan aan de strenge voorwaarden die hieraan verbonden zijn.

Wel is er een technische werkgroep opgericht in het kader van de verdeling van de schuld tussen Noord en Zuid Sudan. In deze werkgroep, waar ook het Secretariaat van de Club van Parijs is vertegenwoordigd, wordt gesproken over de technische aspecten van HIPC en een eventuele schuldbehandeling. Ook worden er data (schuldcijfers) uitgewisseld.

In 2013 is er geen sprake van schuldverlichting. Daarmee valt het voor 2013 gereserveerde bedrag (EUR 150 mln.) vrij. Dit vrijgevallen budget wordt, door middel van een kasschuif met betalingen aan de Wereldbank in 2013 en 2014, ingezet ter invulling van de ODA-taakstelling in 2014.

Vraag 20

Kan de regering aangeven hoeveel geld uiteindelijk aan ODA is uitgegeven in 2013, zo vragen de leden van de CDA-fractie en kan de regering dat uitdrukken in percentage van het BNP?

Antwoord 20

De gerealiseerde ODA-uitgaven zijn nu nog niet bekend, hierover zal gerapporteerd worden in het jaarverslag 2013.

Naar boven