33 799 Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de introductie van de bevoegdheid tot het bevelen van een middelenonderzoek bij geweldplegers en enige daarmee samenhangende wijzigingen van de Wegenverkeerswet 1994

F VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VEILIGHEID EN JUSTITIE1

Vastgesteld 12 juli 2016

De nadere memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

In de nadere memorie van antwoord stelt de regering het volgende: "In de Aanwijzing kader voor strafvordering en OM-afdoeningen zijn de algemene uitgangspunten beschreven die het openbaar ministerie hanteert bij het gebruik van deze strafvorderingsrichtlijnen. Daarin is het gebruik van alcohol en drugs bij geweldsmisdrijven als specifieke strafverzwarende factor opgenomen. Alcohol- en drugsgebruik moet volgens de aanwijzing tot een verhoging van 75% van de strafmaat leiden indien een duidelijke relatie is vastgesteld tussen het geweldsmisdrijf en het gebruik van die stoffen, maar kan ook, afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de geweldpleger leiden tot het stellen of eisen van voorwaarden die gericht zijn op gedragsbeïnvloeding."2

Zien de leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie het goed dat aldus zodra deze relatie is vastgesteld (en hoe wordt deze dan vastgesteld?) de strafverhoging dient te worden geëist, los van eventueel ter terechtzitting gebleken feiten en omstandigheden? In de beantwoording wordt namelijk de suggestie gewekt dat die persoonlijke omstandigheden slechts kunnen leiden tot het stellen of eisen van voorwaarden die gericht zijn op gedragsbeïnvloeding. Indien de vorenstaande vraag bevestigend zou worden beantwoord, zou dit volgens deze leden betekenen dat de facto een minimumstraf voor dit type delicten wordt geïntroduceerd.

Hoe zou de uitkomst zijn als de zaak via de ZSM-route (buiten de rechter) wordt afgedaan? Dient de officier van justitie dan ook standaard 75% verhoging toe te passen?

De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie zien de reactie van de regering ̶ bij voorkeur voor 1 september 2016 ̶ met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Duthler

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Dooren


X Noot
1

Samenstelling: Kox (SP), Engels (D66), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA), (vicevoorzitter), Duthler (VVD), (voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Backer (D66), Knip (VVD), Barth (PvdA), Beuving (PvdA), Hoekstra (CDA), Popken (PVV), Schouwenaar (VVD), Schrijver (PvdA), Bikker (CU), Bredenoord (D66), Van Dijk (SGP), Markuszower (PVV), Van Rij (CDA), Rombouts (CDA), Van Weerdenburg (PVV), Wezel (SP) en Van de Ven (VVD).

X Noot
2

Kamerstukken I 2015/16, 33 799, E, p. 4.

Naar boven