33 783 Nucleaire ontwapening en non-proliferatie

Nr. 49 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 5 januari 2022

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen

voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 1 december 2021 over inzet Nederland tijdens de Tiende Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag (Kamerstuk 33 783, nr. 48).

De vragen en opmerkingen zijn op 21 december 2021 aan de Minister van Buitenlandse Zaken

voorgelegd. Bij brief van 4 januari 2022 zijn de vragen beantwoord

De fungerend voorzitter van de commissie, Wilders

De griffier van de commissie, Westerhoff

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

6

     

II

Antwoord / Reactie van de Minister

7

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inzet van Nederland tijdens de Tiende Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag. Zij hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de inzet van het kabinet om aan te sturen op ontwapening en het belang van het steunen en versterken van het Non-Proliferatieverdrag. Zij willen echter benadrukken dat zolang Rusland over strategische en tactische kernwapens beschikt en China het aantal kernwapens uitbreidt, er geen sprake kan zijn van eenzijdige ontwapening van westerse landen. Dit zorgt namelijk niet voor meer veiligheid, maar vermindert de afschrikking van militaire agressie en het gebruik van nucleaire wapens. Ontwapening is alleen effectief als dit tweezijdig plaatsvindt. Deelt het kabinet dit standpunt van de leden van de VVD-fractie? Zoals het kabinet aangeeft, dient het proces van nucleaire ontwapening de internationale veiligheid te vergroten. Deelt het kabinet de opvatting dat de veiligheid alleen vergroot kan worden door tweezijdige ontwapening en niet door eenzijdige ontwapening door westerse landen?

Het kabinet geeft aan dat «Nederland van mening is dat robuuste en effectieve verificatie van ontwapening een belangrijk onderdeel is van het bereiken en behouden van een wereld zonder kernwapens». Gezien het gebrek aan transparantie en de toenemende agressie van enkele kernmachten zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat robuuste en effectieve verificatie niet slechts een belangrijk onderdeel, maar zelfs een fundamentele voorwaarde is voor ontwapening. Deelt het kabinet deze opvatting? In dit licht steunen deze leden dat Nederland eerder heeft aangegeven geen verdrag te willen tekenen dat onvoldoende verifieerbaar is.

De leden van de VVD-fractie delen de analyse van het kabinet dat «het huidige geopolitieke klimaat het buitengewoon lastig maakt resultaten te boeken op ontwapening.» Is het gezien deze context niet effectiever om risicovermindering centraler te stellen in de Nederlandse inzet, in plaats van dit slechts te zien als een aanvulling op ontwapeningsinspanningen? Een realistische inzet draagt wellicht meer bij aan het vergroten van de internationale veiligheid.

Verder vragen de leden van de VVD-fractie of het kabinet mogelijkheden ziet om in internationaal verband meer kernmachten (tweezijdig) aan te sporen een no-first-use-verklaring te ondertekenen.

De leden van de VVD-fractie kunnen zich vinden in de voornemens van het kabinet om het belang van het «Joint Comprehensive Plan of Action» (JCPOA) te benadrukken en Iran aan te sporen tot een effectieve dialoog. Recente ontwikkelingen wekken echter de indruk dat Iran beperkt bereid is tot een terugkeer naar de naleving van de JCPOA. In hoeverre kan de Tiende Toetsingsconferentie bijdragen aan vooruitgang in de JCPOA-onderhandelingen? Ziet Nederland hierin een rol voor zichzelf weggelegd? Zo ja, welke? Wat is het standpunt van het kabinet ten aanzien van dreigementen van Israël om met unilaterale actie het nucleaire programma van Iran te saboteren?

De leden van de VVD-fractie delen de zorgen over Noord-Korea. Nederland steunt het lopende diplomatieke proces in de richting van de volledige, verifieerbare en onomkeerbare ontmanteling van de programma's voor ballistische raketten, kernwapens en andere massavernietigingswapens. Op welke andere manier kan Nederland in EU-verband en met andere bondgenoten effectieve druk uitoefenen op Noord-Korea?

De leden van de VVD-fractie delen de mening van het kabinet over vreedzaam gebruik van nucleaire techniek. Op welke manier zet Nederland zich in voor bewustmaking van het publiek over de voordelen van vreedzaam gebruik van nucleaire technologie?

Ten slotte valt in de kabinetsreactie op het AIV-adviesrapport (Kamerstuk 33 788, nr. 32, 18 april 2019) te lezen dat Nederland zich actiever zal inzetten om de strategische dialoog met Rusland aan te gaan. In hoeverre heeft deze strategische dialoog de afgelopen jaren plaatsgevonden en hoe wordt deze dialoog beïnvloed door de huidige militaire spanningen met Rusland? Ziet Nederland hierin voor zichzelf een bemiddelende rol tijdens de Tiende Toetsingsconferentie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde stukken voor de Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag (NPV). Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.

De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de verontrustende ontwikkelingen rondom de teloorgang van verschillende afspraken en normen die hebben bijgedragen aan onze mondiale collectieve veiligheid. Hoe beoordeelt de Minister de teloorgang van bijvoorbeeld het INF-verdrag en het Open Skies-verdrag? Hoe kunnen dergelijke verdragen in bilateraal en multilateraal verband hersteld worden? Wat zijn de huidige ontwikkelingen rondom een dergelijk herstel? Kan de Minister verder uitweiden over de houding van de VS en Rusland in dit proces?

Ook kijken de leden van de D66-fractie met zorg naar de negatieve huidige ontwikkelingen rondom het NPV. Hoe oordeelt de Minister over de zorgelijke uitbreiding van de nucleaire capaciteiten in Rusland en China? Kan de Minister verder uitweiden in hoeverre er dialogen zijn geweest met deze landen om deze uitbreiding te beperken? Wat was de precieze rol van Nederland hierin? Ook zijn deze leden bezorgd over de beperkte transparantie wat betreft de uitbreiding van de nucleaire capaciteiten. Hoe beoordeelt de Minister deze ontwikkelingen? Hoe denkt de Minister te kunnen bijdragen aan verhoogde transparantie van de nucleaire capaciteiten wereldwijd? Wat is de houding van Rusland en China op dit onderwerp? Hoe oordeelt de Minister verder over de uitbreiding van de nucleaire capaciteiten in westerse landen?

De leden van de D66-fractie kijken verder met belangstelling naar de onderhandelingen over het JCPOA. Kan de Minister uitweiden hoe de VS denkt continuïteit te kunnen bieden aan Iran in ruil voor het naleven van het JCPOA? Hoe zien de Europese coalitiepartners dit? Welke aanvullende rol kan de Europese coalitie hier verder in spelen? Hoe denkt de Minister verder in coalitieverband druk te kunnen zetten op Iran om zich aan het JCPOA te houden in de toekomst?

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de invulling van het Nederlandse vicevoorzitterschap tijdens de Tiende Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag. Wanneer is dit vicevoorzitterschap volgens de Minister een succes? Welke politieke doelen zijn er in een dergelijk succes bereikt? Hoe denken de Europese en internationale coalitiepartners van Nederland hierover?

De leden van de D66-fractie kijken verder met interesse naar de recente ontwikkelingen omtrent het anti-kernwapenverdrag van de VN. Is Nederland bereid in navolging van NAVO-partners Noorwegen en Duitsland aanwezig te zijn als waarnemer bij de aankomende vergadering van lidstaten over het VN-kernwapenverbod? Wat zijn de overwegingen achter deze beslissing? Waarom zouden deze landen wel als waarnemer kunnen optreden bij deze vergadering en Nederland niet? Erkent de Minister dat dit een politieke afweging is? Hoe oordeelt de Minister hierbij het belang om gezamenlijk op te trekken met Duitsland? Kan de Minister hiernaast verder uitweiden in hoeverre er dialogen zijn geweest met andere landen, Noorwegen en Duitsland in het bijzonder, om deze onderwerpen te bespreken?

In de brief lezen de leden van de D66-fractie dat Nederland blijft streven naar universalisering van het NPV en dat Nederland alle staten die dat nog niet gedaan hebben, oproept om toe te treden tot het Verdrag als niet-kernwapenstaat. Hoe denkt de Minister specifiek te kunnen bijdragen aan de bilaterale overtuiging van de verschillende landen die nog niet het Alomvattend Kernstopverdrag («Comprehensive Nuclear-Test-Ban Treaty» – CTBT) hebben geratificeerd? Welke diplomatieke manieren kunnen er hiervoor nog aanvullend worden ingezet?

De leden van de D66-fractie kijken verder met belangstelling naar de start van de onderhandelingen over een Splijtstofstopverdrag. Kan de Minister verder uitweiden over het politieke krachtenveld met betrekking tot dit verdrag? Wat zijn ondanks de geringe substantiële belemmeringen de redenen geweest voor de vertraging van de onderhandelingen over dit verdrag? Welke toekomstige hindernissen verwacht de Minister om dit verdrag te kunnen ratificeren?

De leden van de D66-fractie zijn verder bezorgd over de recente ontwikkelingen rondom het gebruik van tactische kernkoppen en zien deze graag beschreven in het NPV. Kan de Minister verder uitweiden over de huidige stand van zaken rondom deze tactische kernkoppen en het NPV? Wat is het politieke speelveld wat betreft dit onderwerp? Wat zijn de grootste uitdagingen om deze elementen in het verdrag te verkrijgen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre er afstemming is met de Europese partners en het Verenigd Koninkrijk over het in te nemen standpunt tijdens de Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag (NPV). Hoewel deze is afgestemd in raadsconclusies en de Nederlandse inzet zo veel mogelijk complementair is aan de Europese inzet vragen deze leden hoe er afstemming plaatsvindt tijdens de conferentie. Deze leden vragen bovendien of de Europese Unie eveneens is vertegenwoordigd door een hoge diplomaat of commissaris.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er sinds het aantreden van de nieuwe Amerikaanse regering-Biden ontwikkelingen zijn op het gebied van het Intermediate-Range Nuclear Forces (INF)-verdrag en Open Skies-verdrag. Worden de doelstellingen bijvoorbeeld wel nog gecontroleerd in het informele circuit? Deze leden vragen de Minister bovendien een update te geven van de actuele situatie van het JCPOA, het nucleaire akkoord met Iran.

Nederland onderhoudt goed contact met het Nederlandse en internationale maatschappelijk middenveld. Het Ministerie heeft op 10 december 2021 maatschappelijke consultaties georganiseerd over de Nederlandse inzet bij de Toetsingsconferentie. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister kort toe te lichten wat de NGO’s hebben ingebracht tijdens deze sessie.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of deze ook in bilaterale bijeenkomsten in de marge van de conferentie bij verschillende landen onze onvrede rondom het gebrek aan voortgang op ontwapening adresseert en wanneer dat het geval is met welke landen.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoeveel van de 64 acties waartoe de Toetsingsconferentie van 2010 besloten heeft, Nederland zelf heeft geïmplementeerd en wat het gemiddelde is van implementatie van de landen die zich hieraan hebben gecommitteerd.

Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie of de EU in de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) de conclusies van het NPV bespreekt en waar mogelijk opvolging geeft en, indien dat niet het geval is, Nederland dat agendeert. Deze leden vragen de Minister dit expliciet in het verslag van de betreffende RBZ weer te geven.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie stellen dat de toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag op een belangrijk moment komt. In een sfeer van oplopende vijandigheid dreigt een nieuwe Koude Oorlog te ontstaan. Dat geldt zowel de westerse verhouding tot Rusland als ook tot China. Het dwingt ons om extra kritisch te kijken naar het NPV, aldus deze leden.

De leden van de SP-fractie zijn verheugd over deze passage in het regeerakkoord: «We dragen binnen de bondgenootschappelijke verplichtingen bij aan een kernwapenvrije wereld.» Wel vragen deze leden welke concrete acties het kabinet onderneemt om dit waar te maken. Gaat het kabinet zich inspannen om het Verdrag op het Verbod van Kernwapens (het «Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons» – TPNW) te ondertekenen? De leden van de SP-fractie constateren dat artikel 6 van het NPV na 52 jaar geen nucleaire ontwapening heeft opgeleverd. Hun conclusie is dat het NPV op dit punt niet heeft gebracht wat het nastreefde. De Minister schrijft dat ontwapening een proces van lange adem is, maar naar de overtuiging van de leden van de SP-fractie is er meer nodig dan alleen tijd. Zij zien de totstandkoming van het Verdrag op het Verbod van Kernwapens als een motie van afkeuring over de effectiviteit van het Non-Proliferatieverdrag. De leden van de SP-fractie menen dat het kabinet veel hoger zou moeten inzetten. Het kabinet moet tot inkeer komen over het TPNW. Was het NPV 52 jaar geleden een middel om verspreiding van kernwapens te voorkomen, dan is het TPNW nu een middel om daadwerkelijk te komen tot kernontwapening, aldus deze leden.

Het kabinet staat uitgebreid stil bij artikel X van het NPV, het recht om het verdrag te verlaten. Hoewel de meeste staten in de wereld partij zijn bij het NPV, geldt dat niet voor die landen die sinds het begin van het verdrag een kernwapen hebben verworven: Israël, India, Pakistan en Noord-Korea. De laatste was lid van het NPV en heeft na een kernproef het NPV verlaten. Maar waarom zouden de vele landen in de wereld die totaal geen ambitie hebben om een kernwapen te verwerven, lid blijven van het NPV als zij zich kunnen aansluiten bij het veel ambitieuzere en serieuzere TPNW? Dat leidt bij de leden van de SP-fractie ook tot de vraag of het kabinet zich omstandigheden kan voorstellen dat zij uit het NPV treedt.

Het valt de leden van de SP-fractie op dat transparantie omtrent kernwapens hoog in het vaandel van het kabinet staat, maar dat Nederland daar zelf niet aan voldoet. Naast een beschrijving van de inmiddels negen kernwapenstaten, besteedt de regering geen aandacht aan de eigen Nederlandse positie als semi-kernwapenstaat. Als gevolg van het NAVO-beleid van «nuclear sharing» worden Nederlandse toestellen van de luchtmacht en haar personeel ter beschikking gesteld van de Amerikaanse c.q. NAVO-kernwapenstrategie. Desnoods met daadwerkelijke inzet. De leden van de SP-fractie hebben eerder vragen gesteld in hoeverre nuclear sharing door het NPV gebillijkt wordt. Het antwoord van het kabinet was dat deze situatie al bestond voor het totstandkomen van het NPV en daarom is gewettigd. Naar het oordeel van de leden van de SP-fractie is dat onwenselijk en in ieder geval in strijd met de geest van het NPV. Het zou sterk bijdragen aan kernontwapening als Nederland af zou zien van deze gedeelde kernwapentaak. In de zomer van 2022 komen de eerste vier JSF-toestellen naar luchtmachtbasis Volkel. In de komende jaren, nog in deze regeerperiode, zouden ook de nieuwe kernbommen voor de JSF, de B-61-12, moeten komen. De leden van de SP-fractie blijven erop aandringen daarvan af te zien. Het is een uitgelezen kans om Nederland te profileren als sterke voorstander van kernontwapening. Is de Minister bereid in de toetsingsconferentie te verklaren dat u in de komende regeerperiode af wil zien van de kernwapentaak voor de F-35? Is de Minister bereid om met staten die in dezelfde positie verkeren, te werken aan een plan waarin van deze taak wordt afgezien? Daarbij gaat het om Duitsland, België, Italië en in zekere mate ook Turkije. Is de Minister in dat kader ook bereid om een dergelijk voornemen in te zetten als middel tot onderhandelingen met andere Europese kernwapenstaten om te komen tot een kernwapenvrije zone in Europa? Is de Minister bereid om zo'n kernwapenvrije zone als officiële doelstelling te willen nastreven voor de 11e toetsingsconferentie over vijf jaar?

In maart is er een toetsingsconferentie van het TPNW in Wenen. Is het kabinet alsnog bereid zijn goede wil te tonen inzake kernontwapening en als waarnemer in Wenen deel te nemen? Kan het kabinet zich voorstellen dat overname van toetsingsmechanismen en het controle-instrumentarium van het NPV door het TPNW kan leiden tot hervorming en versterking van het TPNW teneinde te komen tot een daadwerkelijk kernwapenvrije wereld? Zo nee, wat is de passage in het regeerakkoord dan nog waard?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de inzet van Nederland tijdens de Tiende Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag. De leden hebben naar aanleiding van de brief nog enige vragen.

De leden van de PvdA-fractie realiseren zich dat ontwapening een proces is van lange adem. Het kabinet geeft dat dat Nederland alle middelen tot zijn beschikking maximaal inzet en erkent de noodzaak van een effectief NPV als hoeksteen van de inspanningen. Het coalitieakkoord maakt ook duidelijk dat het aankomende kabinet werk wil blijven maken van een kernwapenvrije wereld. Daarom is het deze leden niet geheel duidelijk waarom het kabinet het VN-verdrag inzake het verbod op kernwapens (TPNW) niet wil ondertekenen. Het kabinet stelt dat het TPNW het Non-Proliferatieverdrag (NPV) ondermijnt. Het TPNW erkent echter dat haar uitvoering «geen afbreuk mag doen aan de verplichtingen die de staten zijn aangegaan met betrekking tot bestaande internationale overeenkomsten waarbij zij partij zijn, indien deze verplichtingen in overeenstemming zijn met het Verdrag»1. Verder erkent het verdrag het belang van het NPV in het creëren van internationale vrede en veiligheid2. Deelt het kabinet de opvatting dat het VN-kernwapenverbod juist laat zien hoe staten de verplichtingen van artikel VI van het NPV kunnen nakomen en dat het een krachtig statement vormt van de morele, politieke en juridische normen die oproepen tot de afschaffing van kernwapens? Zo ja, zou ondertekening van dit verdrag het streven, dat zowel het huidige kabinet als het coalitieakkoord uitspreekt, in de richting van een kernwapenvrije wereld juist niet kunnen onderstrepen? En zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie vragen het kabinet al langer om zich maximaal in te zetten voor een internationale dialoog met de nucleaire machten over een alomvattende, verifieerbare uitbanning van kernwapens conform artikel 6 NPV3. Ondertussen liggen er in Nederland nog kernwapens opgeslagen en blijft het kabinet op het standpunt staan dat er een kernwapentaak op Nederland rust op grond van NAVO-verplichtingen. Toch zijn er landen voor wie het beëindigen van hosting agreements mogelijk is geweest, te weten Engeland, Griekenland en Canada. Kan het kabinet aangeven op welke wijze en hoe vaak de verwijdering van de kernwapens uit Nederland besproken is met de VS? Al eerder hebben de leden van de PvdA-fractie aangegeven dat de modernisering van de kernwapens hiervoor een gepast moment zou zijn, aangezien de VS voor deze modernisering de huidige kernwapens uit Nederland moet verwijderen. Daarbij menen de leden van de PvdA-fractie dat de moderniseringsplannen van de VS strijdig zijn met het streven naar een kernwapenvrije wereld. Kan het kabinet toelichten hoe zij deze tegenstrijdigheden kan verenigen? Ook vragen deze leden of de modernisering van de kernwapens, en de bijbehorende vergroting van de capaciteiten, niet strijdig zijn met de uitgangspunten van het NPV en de afspraken die gemaakt zijn tijdens verschillende herzieningsconferenties gericht op het elimineren van bestaande kernwapens? Is het kabinet bereid recht te doen aan de uitgangspunten van het NPV en de gemaakte afspraken en aan te geven dat de gemoderniseerde (nieuwe) kernwapens om die reden niet in Nederland geplaatst kunnen worden?

II Antwoord/ Reactie van de Minister

Inleiding

Mede namens de Minister van Defensie stuur ik u de beantwoording van de vragen gesteld in het schriftelijk overleg inzake de «Inzet Nederland tijdens de Tiende Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag».

Eind december jl. heeft de organisatie van de Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag besloten de conferentie vanwege de aanhoudende Coronapandemie in januari niet door te laten gaan. In overleg met verdragspartijen wordt nu gesproken over de planning en vorm van de toetsingsconferentie. Er is nog geen helderheid hoe deze conferentie eruit komt te zien of wanneer deze plaats zal vinden. Uiteraard zullen wij uw Kamer hierover informeren zodra hier een besluit over is genomen.

1.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de inzet van het kabinet om aan te sturen op ontwapening en het belang van het steunen en versterken van het Non-Proliferatieverdrag. Zij willen echter benadrukken dat zolang Rusland over strategische en tactische kernwapens beschikt en China het aantal kernwapens uitbreidt, er geen sprake kan zijn van eenzijdige ontwapening van westerse landen. Dit zorgt namelijk niet voor meer veiligheid, maar vermindert de afschrikking van militaire agressie en het gebruik van nucleaire wapens. Ontwapening is alleen effectief als dit tweezijdig plaatsvindt. Deelt het kabinet dit standpunt van de leden van de VVD-fractie?

Antwoord kabinet:

Ja.

2.

Zoals het kabinet aangeeft, dient het proces van nucleaire ontwapening de internationale veiligheid te vergroten. Deelt het kabinet de opvatting dat de veiligheid alleen vergroot kan worden door tweezijdige ontwapening en niet door eenzijdige ontwapening door westerse landen?

Antwoord kabinet:

Ja.

3.

Het kabinet geeft aan dat «Nederland van mening is dat robuuste en effectieve verificatie van ontwapening een belangrijk onderdeel is van het bereiken en behouden van een wereld zonder kernwapens». Gezien het gebrek aan transparantie en de toenemende agressie van enkele kernmachten zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat robuuste en effectieve verificatie niet slechts een belangrijk onderdeel, maar zelfs een fundamentele voorwaarde is voor ontwapening. Deelt het kabinet deze opvatting?

Antwoord kabinet:

Ja.

4.

De leden van de VVD-fractie delen de analyse van het kabinet dat «het huidige geopolitieke klimaat het buitengewoon lastig maakt resultaten te boeken op ontwapening.» Is het gezien deze context niet effectiever om risicovermindering centraler te stellen in de Nederlandse inzet, in plaats van dit slechts te zien als een aanvulling op ontwapeningsinspanningen?

Antwoord kabinet:

Zoals u weet zet Nederland zich in voor alomvattende, onomkeerbare en controleerbare nucleaire ontwapening. Dit is in lijn met artikel VI van het NPV. Om duurzame nucleaire ontwapening te bewerkstelligen, moet deze hand-in-hand gaan met inspanningen om de internationale wapenbeheersings- en non-proliferatiearchitectuur te versterken. Deze stappen versterken elkaar, zijn niet afhankelijk van elkaar en zijn op geen enkele manier voorwaardelijk.

Een van deze onafhankelijke stappen is nucleaire risicovermindering. Risicobeperkende maatregelen hebben tot doel voorspelbaarheid te vergroten, de kans op escalatie tijdens een crisis te verminderen en miscalculaties te voorkomen. Communicatie staat hierbij centraal. Risicobeperking draagt bij aan het behoud en de bevordering van internationale vrede en veiligheid en het opbouwen van het vertrouwen dat bevorderlijk is voor samenwerking op het gebied van ontwapening. Nederland steunt daarom inspanningen voor nucleaire risicoreductie, als doel op zich en als een belangrijke stap in de richting van totale uitbanning van kernwapens.

5.

Verder vragen de leden van de VVD-fractie of het kabinet mogelijkheden ziet om in internationaal verband meer kernmachten (tweezijdig) aan te sporen een no-first-use-verklaring te ondertekenen.

Antwoord kabinet:

Een no first use-beleid kan onder de juiste omstandigheden de drempel voor de inzet van kernwapens verhogen en op die wijze bijdragen aan een veiliger wereld. Gezien de verslechterende internationale veiligheidssituatie en het gebrek aan wederzijds vertrouwen tussen de VS, Rusland en China, draagt een eenzijdig of een meerzijdig no-first-use beleid in de ogen van het kabinet momenteel echter niet bij aan strategische stabiliteit of aan het verlagen van de geweldsdrempel en dus aan een veiliger wereld.

Wel heeft Nederland bilateraal en ook in multilateraal verband de P5 opgeroepen de Reagan-Gorbatchov uitspraak «a nuclear war cannot be won and should therefore never be fought» te omarmen. Ook steunt Nederland het P5 proces in het kader van het NPV en de Strategic Stability Dialogue tussen de VS en Rusland, waarin onder andere doctrines worden besproken. Nederland is bovendien co-voorzitter van het Creating an Environment for Nuclear Disarmament (CEND) initiatief, waaraan alle kernmachten (ook de niet-NPV lidstaten) deelnemen. Deze processen kunnen bijdragen aan het versterken van het onderling vertrouwen en daarmee mogelijk ook aan het perspectief van breder no first use-beleid.

Voor Nederland en andere NAVO-bondgenoten is het ondertussen van belang dat een eventuele wijziging van de nucleaire doctrine afgestemd wordt met bondgenoten en dat de nucleaire afschrikking veilig en effectief blijft, met behoud van strategische stabiliteit.

6.

De leden van de VVD-fractie kunnen zich vinden in de voornemens van het kabinet om het belang van het «Joint Comprehensive Plan of Action» (JCPOA) te benadrukken en Iran aan te sporen tot een effectieve dialoog. Recente ontwikkelingen wekken echter de indruk dat Iran beperkt bereid is tot een terugkeer naar de naleving van de JCPOA. In hoeverre kan de Tiende Toetsingsconferentie bijdragen aan vooruitgang in de JCPOA-onderhandelingen? Ziet Nederland hierin een rol voor zichzelf weggelegd? Zo ja, welke?

Antwoord kabinet:

Sinds eind november wordt er weer onderhandeld in Wenen over het JCPOA. Nederland maakt geen deel uit van de onderhandelende partijen. Wel ondersteunt en onderschrijft Nederland het werk van de Europese Unie en de E3 (Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk). Het kabinet onderschrijft dan ook de verklaringen van de E3 van 14 december 2021 dat de deur voor onderhandelingen voor Iran open staat en dat Teheran moet kiezen tussen het einde van het JCPOA of een overeenkomst die in het belang van Iran en de Iraniërs is.

Tijdens de toetsingsconferentie zal het JCPOA ook ter sprake komen. Afhankelijk van de ontwikkelingen de komende tijd kunnen discussies over het JCPOA bijdragen aan het bewerkstelligen van een akkoord, mede door het opvoeren van de diplomatieke druk op Iran. Nederland zal zich inzetten om bij te dragen aan het opvoeren van deze diplomatieke druk. Om verdere escalatie te voorkomen is het in het belang van de gehele internationale gemeenschap, inclusief Iran, dat er snel wordt gekomen tot een terugkeer naar volledige implementatie van het JCPOA.

7.

Wat is het standpunt van het kabinet ten aanzien van dreigementen van Israël om met unilaterale actie het nucleaire programma van Iran te saboteren?

Antwoord kabinet:

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 27 september 2019 (Kamerstuk 30 821, nr. 87) steunt Nederland de onderhandelingen over het JCPOA omdat het effectief is in het voorkomen van een Iraans kernwapen en daarmee het voorkomen van verdere proliferatie in de regio. Dat is een hard Nederlands en Europees veiligheidsbelang. Bovendien vindt Nederland het van groot belang de integriteit van internationale afspraken te waarborgen. Multilateralisme en dialoog zijn immers belangrijke uitgangspunten van het Nederlandse buitenlandbeleid.

Tegelijkertijd deelt het kabinet de Israëlische zorgen over de huidige ontwikkelingen in het Iraanse nucleaire programma. Onder meer het verrijken tot percentages van 60%, het experimenteren met uraniummetaal, de verslechterde samenwerking met het IAEA en het uitbreiding van de verrijkingscapaciteit zijn redenen tot grote zorg. Juist om verdere escalatie te voorkomen zijn onderhandelingen met een succesvolle uitkomst in het belang van alle betrokken partijen en de internationale gemeenschap als geheel.

8.

De leden van de VVD-fractie delen de zorgen over Noord-Korea. Nederland steunt het lopende diplomatieke proces in de richting van de volledige, verifieerbare en onomkeerbare ontmanteling van de programma's voor ballistische raketten, kernwapens en andere massavernietigingswapens. Op welke andere manier kan Nederland in EU-verband en met andere bondgenoten effectieve druk uitoefenen op Noord-Korea?

Antwoord kabinet:

Nederland maakt zich grote zorgen over de geavanceerdere kernwapen- en ballistische raketprogramma's van Noord-Korea (DPRK). Nederland steunt het diplomatieke proces en de inspanningen om de onderhandelingen met de DPRK nieuw leven in te blazen. We verwachten van DPRK concrete en geloofwaardige stappen in de richting van de volledige, verifieerbare en onomkeerbare ontmanteling van de programma's voor ballistische raketten, kernwapens en andere massavernietigingswapens. Nederland verwelkomt het werk van het 1718 Committee en het panel van deskundigen, en benadrukt het belang van informatie-uitwisseling over het ontduiken van sancties en illegale activiteiten.

Nederland blijft verschillende initiatieven ondersteunen die zijn opgezet tijdens ons lidmaatschap van de Veiligheidsraad, zoals het onderzoek ter ondersteuning van het VN-panel van deskundigen over de verbetering van sanctie-implementatie en handhaving in derde landen (SAENK-project).

Ook de EU uit ernstige bezorgdheid en veroordeelt de voortzetting van ontwikkeling van de kernwapen- en ballistische raketprogramma’s. De EU roept DPRK op concrete stappen te ondernemen om de massavernietigingswapens, ballistische raketten en bestaande nucleaire programma's op een volledige, controleerbare en onomkeerbare manier te ontmantelen, volgens Resolutie 2397 (2017) van de VN Veiligheidsraad. De EU dringt erop aan dat DPRK het NPV en de IAEA-overeenkomsten inzake alomvattende veiligheidscontroles opnieuw naleeft, het IAEA Aanvullend Protocol in werking doet treden, en het CTBT ondertekent en ratificeert.

Tot slot draagt Nederland samen met Europese partners internationaal actief bij aan de handhaving van de sancties op Noord-Korea. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het opvoeren van de druk op Noord-Korea.

9.

De leden van de VVD-fractie delen de mening van het kabinet over vreedzaam gebruik van nucleaire techniek. Op welke manier zet Nederland zich in voor bewustmaking van het publiek over de voordelen van vreedzaam gebruik van nucleaire technologie?

Antwoord kabinet:

Nederland herbevestigt het recht van alle NPV-lidstaten op toegang tot bredere vreedzame toepassingen van nucleaire technologie. Nucleaire toepassingen kunnen een rol spelen ten aanzien van menselijke gezondheid (o.a. kankerdiagnose en behandeling); de bestrijding van plastic vervuiling, zoönose, plaagdieren en andere ziektedragers; waterbeheer; duurzame landbouw; inzet tegen COVID (d.m.v. testkits); voedselveiligheid en voeding en milieubescherming (bijvoorbeeld d.m.v. het IAEA NUTEC project, waarbinnen plasticvervuiling aangepakt wordt door recycling met behulp van stralingstechnologie).

Nederland heeft in 2019 bijgedragen aan de modernisering van de IAEA nucleaire laboratoria in het kader van het ReNuAL+ project. Ook heeft Nederland voor een bedrag 1,5 miljoen euro bijgedragen aan het COVID-testkit programma van het IAEA, en voor 1 miljoen euro aan projecten op het gebied van nucleaire beveiliging. Tot slot financiert Nederland met 250.000 euro het Marie Curie Fellowship programma waarin 100 getalenteerde, vrouwelijke studenten worden gesteund om een opleiding op gebied van non-proliferatie te volgen, een stage te volgen bij het IAEA en vervolgens in deze sector door te stromen. Er is geen specifiek beleid m.b.t. de bewustmaking van het bredere publiek over de voordelen van vreedzaam gebruik van nucleaire technologie.

10.

Ten slotte valt in de kabinetsreactie op het AIV-adviesrapport (Kamerstuk 33 788, nr. 32, 18 april 2019) te lezen dat Nederland zich actiever zal inzetten om de strategische dialoog met Rusland aan te gaan. In hoeverre heeft deze strategische dialoog de afgelopen jaren plaatsgevonden en hoe wordt deze dialoog beïnvloed door de huidige militaire spanningen met Rusland? Ziet Nederland hierin voor zichzelf een bemiddelende rol tijdens de Tiende Toetsingsconferentie?

Antwoord kabinet:

Het kabinet onderschrijft het belang van dialoog met Rusland, conform het tweesporenbeleid van druk en dialoog dat Nederland hanteert ten aanzien van Rusland. Veiligheidsdialoog met Rusland heeft als doel om misverstanden te voorkomen, waar mogelijk te de-escaleren en ongelukken te voorkomen. Daarnaast is dialoog nodig om afspraken over nucleaire of conventionele wapenbeheersing, militaire transparantie en vertrouwenwekkende maatregelen mogelijk te maken. Ondanks het steeds agressievere Russische gedrag blijft Nederland om bovenstaande redenen voorstander van dialoog met Rusland, zonder daarbij over te gaan tot «business as usual». Nederland steunt in dit kader ook de Strategic Stability Dialogue tussen de VS en Rusland.

Zoals in een eerdere Kamerbrief (Kamerstuk 33 783, nr. 32) staat vermeld, is mede op Nederlands initiatief een NAVO-Rusland Raad bijeengekomen over het INF-verdrag op 25 januari 2019. Nederland zal in nauwe samenwerking met NAVO-bondgenoten de mogelijkheden blijven verkennen om de dialoog mogelijk te maken, met name binnen de NRR en middels versterking van de militaire contacten.

De Russische opstelling is daarbij ook bepalend en de agressieve handelingen van Rusland dragen niet bij aan het creëren van het noodzakelijk vertrouwen voor een constructieve dialoog.

11.

De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de verontrustende ontwikkelingen rondom de teloorgang van verschillende afspraken en normen die hebben bijgedragen aan onze mondiale collectieve veiligheid. Hoe beoordeelt de Minister de teloorgang van bijvoorbeeld het INF-verdrag en het Open Skies-verdrag? Hoe kunnen dergelijke verdragen in bilateraal en multilateraal verband hersteld worden? Wat zijn de huidige ontwikkelingen rondom een dergelijk herstel? Kan de Minister verder uitweiden over de houding van de VS en Rusland in dit proces?

Antwoord kabinet:

Nederland betreurt de terugtrekking van Rusland en de VS uit het Open Skies verdrag. 18 december is Rusland definitief uit het verdrag teruggetreden. Met de terugtrekking van deze landen boet het verdrag in aan waarde, het werkingsgebied neemt af met circa 80%. Niettemin blijft Nederland waarde hechten aan het verdrag als een van de pilaren van de Europese veiligheidsarchitectuur en een belangrijke vertrouwenwekkende maatregel. Nederland is in dit kader bereid om na te denken en te praten over alternatieven, maar dat is alleen zinvol als vaststaat dat de VS en Rusland bereid zijn hier aan deel te nemen.

Het INF-verdrag heeft meer dan dertig jaar een grote bijdrage geleverd aan stabiliteit en veiligheid in Europa. Een situatie waarin één van de partijen het verdrag voortdurend schendt was echter niet houdbaar. Nederland heeft eigenstandig kunnen bevestigen dat Rusland zijn verplichtingen onder het verdrag had geschonden door het ontwikkelen en de introductie van een nieuw grondgelanceerd kruisvluchtwapen met een bereik van tussen de 500 en 5.500 kilometer, hetgeen onder het INF-verdrag verboden was. Deze systemen kunnen de stabiliteit en veiligheid in Europa verzwakken (zie ook Kamerstuk 33 694, nr. 34). Met name de Verenigde Staten als verdragspartij, maar ook Nederland en andere NAVO-bondgenoten hebben Rusland jarenlang opgeroepen terug te keren naar complete en verifieerbare naleving van het verdrag.

Echter, de Russische regering heeft geweigerd hierover een oprechte dialoog aan te gaan of aantoonbare stappen te zetten om het verdrag te redden. Het Russische tarten van wapenbeheersingsverdragspartners kan niet eindeloos doorgaan, dus hebben Nederland en alle andere NAVO-bondgenoten unaniem de Amerikaanse aankondiging om het verdrag op te zeggen gesteund.

Nederland en de NAVO-bondgenoten blijven sterk gecommitteerd aan dialoog en wapenbeheersing. In dit kader onderschrijft Nederland het belang van de Strategic Stability Dialogue tussen de VS en Rusland. We willen een wapenwedloop voorkomen, en mogelijkheden voor de-escalatie en nieuwe, effectieve wapenbeheersingsstappen moeten worden geïdentificeerd en uitgewerkt. Het is van belang ook China en andere landen te betrekken bij nieuwe wapenbeheersingsinitiatieven. Daartoe is Nederland actief binnen het mede door Nederland gecoördineerde en momenteel twaalf landen tellende Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI) dat zich richt op onderwerpen als transparantie door kernwapenstaten, negatieve veiligheidsgaranties, en stapsgewijze nucleaire ontwapening in NPV-verband. Ook levert Nederland een actieve bijdrage aan het Creating an Environment for Nuclear Disarmament (CEND) initiatief.

12.

Ook kijken de leden van de D66-fractie met zorg naar de negatieve huidige ontwikkelingen rondom het NPV. Hoe oordeelt de Minister over de zorgelijke uitbreiding van de nucleaire capaciteiten in Rusland en China? Kan de Minister verder uitweiden in hoeverre er dialogen zijn geweest met deze landen om deze uitbreiding te beperken? Wat was de precieze rol van Nederland hierin?

Antwoord kabinet:

Het kabinet deelt de zorgen van de D66 fractie over de militaire modernisering en uitbreiding van Rusland en China, waaronder in het nucleaire domein. Nederland beschouwt het als cruciaal om deze zorgen te blijven overbrengen én tegelijkertijd de dialoog over wapenbeheersing en nucleaire risicobeperking op te zoeken. Dit doet Nederland in tal van formele en informele multilaterale overleggen, zoals het CEND initiatief, de ontwapeningsconferentie in Geneve, of de eerste commissie in New York. Ook zoekt Nederland de dialoog op in directe bilaterale overleggen, zoals de bilaterale veiligheidsconsultaties met China in het najaar 2020. In deze gesprekken onderschrijft Nederland het belang van het NPV en de verantwoordelijkheid die alle verdragsstaten, zeker kernwapenstaten Rusland en China, hebben om dit verdrag te versterken.

13.

Ook zijn deze leden bezorgd over de beperkte transparantie wat betreft de uitbreiding van de nucleaire capaciteiten. Hoe beoordeelt de Minister deze ontwikkelingen? Hoe denkt de Minister te kunnen bijdragen aan verhoogde transparantie van de nucleaire capaciteiten wereldwijd?

Antwoord kabinet:

Het verhogen van wederzijdse militaire transparantie draagt bij aan voorspelbaarheid en het voorkomen van misverstanden, en kan de onderhandelingen tussen kernwapenstaten faciliteren. Het kabinet heeft zich hiervoor in het recente verleden ingezet en zet dit onverminderd en onvermoeibaar voort, bijvoorbeeld middels transparantie-initiatieven van het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI) en door het stimuleren van discussies binnen de P5 over transparantie en doctrines.

Het NPDI heeft sinds de vorige NPV Toetsingsconferentie een tiental werkdocumenten gemaakt met concrete ideeën op deelonderwerpen, inclusief de verbetering van de transparantie en het aanleveren van een standaard rapportageformat voor alle NPV states parties. Het NPDI heeft gedetailleerd commentaar geleverd op de door de kernwapenstaten ingediende rapportages en heeft verbeteringen voorgesteld. Als coördinator van het NPDI (2021–2022) zal Nederland deze inzet voortzetten.

14.

Wat is de houding van Rusland en China op dit onderwerp? [zie vraag 13 voor context] Hoe oordeelt de Minister verder over de uitbreiding van de nucleaire capaciteiten in westerse landen?

Antwoord kabinet:

Het kabinet maakt zich zorgen over het gebrek aan nucleaire transparantie aan Chinese en Russische zijde. Er is beperkt zicht op de nucleaire doctrines van beide landen en het is onduidelijk over hoeveel kernwapens China beschikt. Wat Rusland betreft beoordeelt het kabinet het besluit van Rusland en de VS om het New START verdrag te verlengen echter als positief. Bij het besluit van het VK om zijn plafond voor het aantal kernkoppen te verhogen en de ambiguïteit, met het oog op de versterking van de nucleaire afschrikking, te vergroten heeft Nederland, zoals aangegeven in de Kamerbrief «Inzet Nederland tijdens de Tiende Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag» vragen of dit bijdraagt aan nucleaire ontwapening.

15.

Kan de Minister uitweiden hoe de VS denkt continuïteit te kunnen bieden aan Iran in ruil voor het naleven van het JCPOA? Hoe zien de Europese coalitiepartners dit? Welke aanvullende rol kan de Europese coalitie hier verder in spelen? Hoe denkt de Minister verder in coalitieverband druk te kunnen zetten op Iran om zich aan het JCPOA te houden in de toekomst.

Antwoord kabinet:

Nederland is geen onderhandelende partij bij het JCPOA. In die hoedanigheid is het niet aan Nederland en de Europese coalitiepartners om een inschatting te maken van de Amerikaanse onderhandelingsinzet. Het is aan de VS om aan te geven hoe zij deze continuïteit kunnen bieden, om te voorkomen dat een eventueel nieuw akkoord slechts van korte duur kan zijn.

In het geval van een nieuw akkoord, is een van de manieren om vanuit Europese coalitiepartners continuïteit te kunnen bieden aan Iran het Instrument in Support of Trade Exchanges (INSTEX). Het Nederlands aandeelhouderschap van INSTEX maakt deel uit van de inzet om legitieme handel tussen Europa en Iran te faciliteren in het licht van het behoud van het JCPOA.

16.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de invulling van het Nederlandse vicevoorzitterschap tijdens de Tiende Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag. Wanneer is dit vicevoorzitterschap volgens de Minister een succes? Welke politieke doelen zijn er in een dergelijk succes bereikt? Hoe denken de Europese en internationale coalitiepartners van Nederland hierover?

Antwoord kabinet:

Het vicevoorzitterschap betekent dat Nederland zitting heeft in het «NPV-bureau», dat bestaat uit de President van de conferentie (Argentijns Ambassadeur Gustavo Zlauvinen) en de voorzitters van de Main Committees: Nederland, Polen en Maleisië. De Main Committees behandelen elk een pijler van het NPV: ontwapening, non-proliferatie, en vreedzaam gebruik. Nederland is voorzitter van Main Committee 3 (vreedzaam gebruik). Als voorzitter beoogt Nederland zich neutraal en objectief op te stellen.

De inhoudelijke invulling van deze pijler van het verdrag hangt af van de inbreng van de verdragspartijen tijdens de Toetsingsconferentie. Nederland zet zich in voor een duidelijke toekomststrategie. Het rapport van een toetsingsconferentie, evenals een Main Committee, bestaat traditioneel uit een terugblik en een vooruitblik met afspraken. Nederland stelt zichzelf tot doel om in Main Committee III overeenstemming te bereiken over een uitgebreide appreciatie van de implementatie van het recht op vreedzaam gebruik onder het NPV en over een pakket aan vervolgstappen, om zo een positieve impuls te geven aan het verloop van de conferentie in brede zin en bij te dragen aan het bereiken van een breed akkoord over zowel ontwapening, non-proliferatie als het vreedzaam gebruik van kernenergie. De indruk van het kabinet is dat als we op alle drie hoofdonderwerpen afspraken voor de toekomst – de komende toetsingscyclus – kunnen maken, we dan kunnen spreken van een geslaagde conferentie.

Nederland heeft regionale NPV-conferenties geïntroduceerd als nieuw platform voor de voorzitter om voorafgaand aan de bijeenkomsten outreach te doen. Door op die manier contact te leggen met meer landen dan gewoonlijk, wordt de inclusiviteit en transparantie van het voorzitterschap (en dus van het NPV-proces) enorm verhoogd. Dit voorbeeld oogstte alom lof en de praktijk van «regionale conferenties» is voortgezet door Polen en Argentinië. Tijdens de uitgebreide consultaties met o.a. Europese partners bleek brede steun voor het Nederlandse voorzitterschap. Nederland zal zich hiervoor inzetten als nationale delegatie samen met de EU partners en via samenwerkingsverbanden als NAVO, NPDI en het Stockholm initiatief.

17.

De leden van de D66-fractie kijken verder met interesse naar de recente ontwikkelingen omtrent het anti-kernwapenverdrag van de VN. Is Nederland bereid in navolging van NAVO-partners Noorwegen en Duitsland aanwezig te zijn als waarnemer bij de aankomende vergadering van lidstaten over het VN-kernwapenverbod? Wat zijn de overwegingen achter deze beslissing? Waarom zouden deze landen wel als waarnemer kunnen optreden bij deze vergadering en Nederland niet? Erkent de Minister dat dit een politieke afweging is? Hoe oordeelt de Minister hierbij het belang om gezamenlijk op te trekken met Duitsland? Kan de Minister hiernaast verder uitweiden in hoeverre er dialogen zijn geweest met andere landen, Noorwegen en Duitsland in het bijzonder, om deze onderwerpen te bespreken?

Antwoord kabinet:

Nederland steunt het verdrag voor het kernwapenverbod (TPNW) niet. Desalniettemin waardeert het kabinet dat het TPNW nucleaire ontwapening in de schijnwerpers heeft gezet en een brede impuls voor ontwapening heeft gecreëerd. Hoewel we graag meer ambitie in de verdragstekst hadden gezien, leert het verdrag ons de waardevolle les dat niet-kernwapenstaten hun eigen verantwoordelijkheden hebben.

Net als vele anderen hebben wij betoogd dat de TPNW het NPV moet versterken en aanvullen. De verdragstekst doet dat momenteel niet. In plaats daarvan plaatst het verdrag zich boven het NPV en stelt het mogelijk een alomvattend parallel herzieningsmechanisme in, waaraan het een mandaat toekent dat op zijn minst gedeeltelijk overlapt met dat van het NPV. Dit is een recept voor concurrentie en fragmentatie op een moment dat al onze inspanningen op het gebied van ontwapening moeten worden geconcentreerd. Het NPV bevat de enige ontwapeningsverplichtingen die de kernwapenstaten binden. Wat de tekortkomingen ook mogen zijn, dit maakt het ons primaire kader voor het nastreven van een wereld zonder kernwapens.

Bovendien is het TPNW in wezen niet verifieerbaar. Verificatie van nucleaire ontwapening is nog in ontwikkeling en het verdrag biedt geen ruimte of flexibiliteit voor toekomstige ontwikkelingen. Daarnaast bevat het verdrag een veiligheidsnorm die voor het IAEA ook vandaag de dag niet voldoet om een conclusie te trekken over de afwezigheid van niet-aangegeven nucleaire activiteiten. Het zal zeker niet het soort garanties bieden dat nodig is voor een kernwapenvrije wereld.

Brede steun voor dit verdrag – inclusief de nodige steun van landen met kernwapens – is nog ver te zoeken. Nederland zet zich in om fragmentatie binnen het ontwapenings- en non-proliferatieregime te voorkomen en de inspanningen terug te brengen naar het gemeenschappelijke doel: versterking en implementatie van het NPV. Dit omvat uiteraard de uitwerking van effectieve ontwapeningsmaatregelen op grond van artikel VI. In dit kader zal Nederland zich ook blijven inzetten voor andere ontwapeningsgerelateerde initiatieven zoals het Splijtstofstopverdrag (Fissile Material Cut-off Treaty; FMCT) en ontwapeningsverificatie. Daarnaast blijven we ook samen met onze partners zoeken naar andere manieren om de implementatie van het NPV te bevorderen. We zullen blijven streven naar het vergroten van de transparantie en inclusiviteit van het beoordelingsproces, voortbouwend op de waardevolle ervaring die we hebben opgedaan als voorzitter van de 2017 PrepCom en voorzitter van Main Committee III, en de regionale conferenties die we hebben georganiseerd in de aanloop ernaartoe.

Nederland heeft in 2017 tegen het verdrag voor het kernwapenverbod gestemd. Dat was mede omdat al onze pogingen om het kernwapenverbod meer in overeenstemming te brengen met onze criteria zijn verworpen. Wij hebben onze tegenstem gebaseerd op een grondige analyse van de voor- en nadelen van het kernwapenverbod. Deze is met de Kamer gedeeld en besproken. De situatie is sindsdien niet gewijzigd; er is dus geen reden voor nieuw onderzoek. Nederland zal het Verdrag niet ondertekenen.

Nederland hoeft ook geen waarnemer te zijn om een brugfunctie te kunnen vervullen. Nederland onderhoudt al nauw contact met de voorstanders van het kernwapenverbod binnen de context van het NPV. Nederland vervult daar een brugfunctie, bijvoorbeeld als lid van het NPDI en het Stockholm Initiatief, samen met Duitsland.

Noorwegen en Duitsland hebben recent een andere politieke keuze gemaakt ten aanzien van het waarnemerschap van het TPNW, maar hebben ook duidelijk aangegeven dat hun waarnemerschap geen opstap is naar ondertekening.

18.

In de brief lezen de leden van de D66-fractie dat Nederland blijft streven naar universalisering van het NPV en dat Nederland alle staten die dat nog niet gedaan hebben, oproept om toe te treden tot het Verdrag als niet-kernwapenstaat. Hoe denkt de Minister specifiek te kunnen bijdragen aan de bilaterale overtuiging van de verschillende landen die nog niet het Alomvattend Kernstopverdrag («Comprehensive Nuclear-Test-Ban Treaty» – CTBT) hebben geratificeerd? Welke diplomatieke manieren kunnen er hiervoor nog aanvullend worden ingezet?

Antwoord kabinet:

Het kernstopverdrag is een belangrijk onderdeel van de internationale non-proliferatie architectuur. Nederland zet zich internationaal actief in voor de inwerkingtreding van dit verdrag. Om dit mogelijk te maken neemt Nederland deel aan gezamenlijke demarches bij landen die het verdrag nog moeten ondertekenen en ratificeren. Ook neemt Nederland deel aan verschillende formele en informele internationale initiatieven ter ondersteuning van het verdrag. Zo organiseerde de Minister van Buitenlandse Zaken in juli 2020 een digitaal seminar op hoog niveau over het belang van het kernstopverdrag. Nederland zal deze inzet de aankomende jaren voortzetten.

19.

De leden van de D66-fractie kijken verder met belangstelling naar de start van de onderhandelingen over een Splijtstofstopverdrag. Kan de Minister verder uitweiden over het politieke krachtenveld met betrekking tot dit verdrag? Wat zijn ondanks de geringe substantiële belemmeringen de redenen geweest voor de vertraging van de onderhandelingen over dit verdrag? Welke toekomstige hindernissen verwacht de Minister om dit verdrag te kunnen ratificeren?

Antwoord kabinet:

De onderhandelingen over het Splijtstofstopverdrag moeten nog van start gaan. Vanuit onder meer China en Pakistan is er weerstand tegen de start van de onderhandelingen over dit verdrag, vanwege de nucleaire wapenprogramma’s van deze landen en de splijtstof die zij ontwikkelen. Doordat de onderhandelingen plaatsvinden in de ontwapeningsconferentie in Geneve moet er met unanimiteit worden besloten. Nederland blijft zich samen met gelijkgezinden zoals Canada en Duitsland inzetten voor de start van de onderhandelingen over dit verdrag.

20.

De leden van de D66-fractie zijn verder bezorgd over de recente ontwikkelingen rondom het gebruik van tactische kernkoppen en zien deze graag beschreven in het NPV. Kan de Minister verder uitweiden over de huidige stand van zaken rondom deze tactische kernkoppen en het NPV? Wat is het politieke speelveld wat betreft dit onderwerp? Wat zijn de grootste uitdagingen om deze elementen in het verdrag te verkrijgen?

Antwoord kabinet:

Discussies over tactische kernwapens maken geen deel uit van de onderhandelingen in het kader van het NPV. Gesprekken over deze wapens zouden in bilaterale contacten tussen kernwapenbezitters, moeten worden gevoerd. In dit kader onderschrijft Nederland het belang van de Strategic Stability Dialogue tussen de VS en Rusland. Nederland steunt de inzet van de VS om tactische kernwapens onderdeel van deze dialoog te maken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

21.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre er afstemming is met de Europese partners en het Verenigd Koninkrijk over het in te nemen standpunt tijdens de Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag (NPV). Hoewel deze is afgestemd in raadsconclusies en de Nederlandse inzet zo veel mogelijk complementair is aan de Europese inzet vragen deze leden hoe er afstemming plaatsvindt tijdens de conferentie. Deze leden vragen bovendien of de Europese Unie eveneens is vertegenwoordigd door een hoge diplomaat of commissaris.

Antwoord kabinet:

Tijdens de Toetsingsconferentie zal Nederland zo veel mogelijk in EU-verband opereren. Interventies op nationale titel zullen complementair zijn aan EU interventies. De uitgangspunten voor het EU optreden worden in Raadconclusies neergelegd. Nederland zet zich ervoor in dat de EU effectief extern optreedt en een ambitieuze gezamenlijke positie uitdraagt, hoewel dit met de verschillende inzichten binnen de EU – met name ten aanzien van de discussie over humanitaire impact – niet altijd eenvoudig zal zijn. Ook bilateraal probeert Nederland landen bij elkaar te brengen om te zoeken naar een gemeenschappelijke basis om zo verschillen van inzicht op een constructieve manier te overbruggen. De EU zal vertegenwoordigd worden door Marjolijn van Deelen, de Speciaal gezant voor ontwapening en non-proliferatie van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO).

22.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er sinds het aantreden van de nieuwe Amerikaanse regering-Biden ontwikkelingen zijn op het gebied van het Intermediate-Range Nuclear Forces (INF)-verdrag en Open Skies-verdrag. Worden de doelstellingen bijvoorbeeld wel nog gecontroleerd in het informele circuit? Deze leden vragen de Minister bovendien een update te geven van de actuele situatie van het JCPOA, het nucleaire akkoord met Iran.

Antwoord kabinet:

De VS zet zich ervoor in dat tactische kernwapens onderdeel zijn van de Strategic Stability Dialogue met Rusland. Nederland en andere NAVO-bondgenoten steunen dit. De NAVO vindt de Russische voorstellen voor een moratorium op het plaatsen van INF-systemen in Europa ongeloofwaardig. Rusland heeft immers zelf het INF-verdrag geschonden, hetgeen heeft geleid tot de teloorgang van dit verdrag. Een nieuw INF verdrag is onwaarschijnlijk zolang Rusland het schenden van het INF-verdrag ontkent, grondgelanceerde tactische kernwapens blijft ontplooien, een oprechte dialoog daarover ontloopt verificatie van de INF-naleving weigert.

Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 11, betreurt Nederland de terugtrekking van Rusland en de VS uit het Open Skies verdrag.

Zie voor beantwoording van de vragen over Iran en het JCPOA antwoorden 6, 7 en 16.

23.

Nederland onderhoudt goed contact met het Nederlandse en internationale maatschappelijk middenveld. Het Ministerie heeft op 10 december 2021 maatschappelijke consultaties georganiseerd over de Nederlandse inzet bij de Toetsingsconferentie. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister kort toe te lichten wat de NGO’s hebben ingebracht tijdens deze sessie.

Antwoord kabinet:

Tijdens de door Nederland georganiseerde maatschappelijk consultaties op 10 december jl. heeft Nederland kort de Nederlandse inzet uiteengezet van de twee delegaties, zoals ook beschreven in de Kamerbrief omtrent de inzet tijdens de NPV Toetsingsconferentie.

De aanwezige ngo’s en academici gaven aan deze mogelijkheid tot gesprek te waarderen, waarop een interessante inhoudelijke discussie volgde over gender, het TPNW, het Nederlandse beleid op het gebied van ontwapening in het algemeen, de relatie tussen ontwapening en afschrikking, de vermindering van de rol van kernwapens in doctrines, en inzet op het gebied van transparantie en risicovermindering. Na afloop van deze consultaties heeft het Ministerie twee papers nagestuurd die tijdens het gesprek aan bod kwamen (de NPDI aanbevelingen voor de Toetsingsconferentie, en het Risk Reduction paper van het Stockholm Initiative).

24.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of deze ook in bilaterale bijeenkomsten in de marge van de conferentie bij verschillende landen onze onvrede rondom het gebrek aan voortgang op ontwapening adresseert en wanneer dat het geval is met welke landen.

Nederland zet zich onverminderd internationaal in voor, en spreekt zich publiekelijk en tijdens bilaterale gesprekken uit over, het belang van wapenbeheersing, ontwapening en non-proliferatie. Wanneer de toetsingsconferentie in persoon plaatsvindt zal Nederland gesprekken aanvragen met de P5 en marge van de conferentie.

25.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoeveel van de 64 acties waartoe de Toetsingsconferentie van 2010 besloten heeft, Nederland zelf heeft geïmplementeerd en wat het gemiddelde is van implementatie van de landen die zich hieraan hebben gecommitteerd.

Antwoord kabinet:

Het verhogen van wederzijdse transparantie kan onderhandelingen tussen kernwapenstaten en gesprekken met niet-kernwapenstaten faciliteren. Het kabinet heeft zich in het recente verleden ingezet voor toename in transparantie en zet dit onverminderd en onvermoeibaar voort, bijvoorbeeld middels transparantie-initiatieven van het Non- Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI) en door het stimuleren van discussies binnen de P5 over transparantie en doctrines.

Nederland heeft in de huidige toetsingscyclus drie maal gerapporteerd, aan de hand van het door het NPDI ontwikkelde standaard rapportageformat voor alle NPV states parties. De meest recente rapportage, waarin de Nederlandse implementatie van het 2010 actieplan uiteengezet wordt, is gepubliceerd onder de NPV documenten: NPT/CONF.2020/10/Rev.1 (Implementation of the action plan of the 2010 Review Conference of the Parties to the Treaty on the Non Proliferation of Nuclear Weapons and previous Review Conference outcomes Report submitted by the Netherlands).

26.

Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie of de EU in de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) de conclusies van het NPV bespreekt en waar mogelijk opvolging geeft en, indien dat niet het geval is, Nederland dat agendeert. Deze leden vragen de Minister dit expliciet in het verslag van de betreffende RBZ weer te geven.

Antwoord kabinet:

Nederland zal zich inzetten voor een agendering van het NVP in de RBZ, wanneer er meer duidelijkheid is over wanneer de conferentie zal worden gehouden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

27.

De leden van de SP-fractie zijn verheugd over deze passage in het regeerakkoord: «We dragen binnen de bondgenootschappelijke verplichtingen bij aan een kernwapenvrije wereld.» Wel vragen deze leden welke concrete acties het kabinet onderneemt om dit waar te maken. Gaat het kabinet zich inspannen om het Verdrag op het Verbod van Kernwapens (het «Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons» – TPNW) te ondertekenen?

Antwoord kabinet:

Nederland blijft zich binnen bondgenootschappelijke kaders onverminderd inzetten voor een kernwapenvrije wereld. Enkele voorbeelden hiervan zijn: steun voor formele initiatieven, zoals de rol van Nederland als Vicevoorzitter van de toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag; onze actieve en financiële bijdragen aan het werk van onder meer het Internationaal Atoomagentschap, of de organisatie verantwoordelijk voor de uitvoering van het kernstopverdrag het CTBTO (); onze politieke steun voor terugkeer naar het Joint Comprehensive Plan of Action met Iran; inzet voor het behoud van wapenbeheersingsafspraken». Ook spreken we met de grote spelers tijdens bilaterale non-proliferatie dialogen, zoals VS en China. Nucleaire ontwapening is niet mogelijk zonder de landen met kernwapens mee te krijgen. Voorts heeft Nederland een actieve rol in een door de VS opgezette multilaterale dialoog over het creëren van internationale omstandigheden die het ontwapeningsproces kunnen bevorderen (het Creating an Environment for Nuclear Disarmament / CEND) – daarbij bijdragend aan vergroten van begrip over bereiken kernwapenvrije wereld. Daarnaast zijn er tal van andere informele internationale fora en overlegstructuren die nucleaire ontwapening ten goede komen, zoals het International Partnership for Nucleair Disarmament Verification (IPNDV), Non-Proliferation and Disarmament Innitiative (NPDI, waarvan Nederland in 2021–22 coördinator is), en het Stepping Stones initiatief.

Voor de inzet ten aanzien van het TPNW verwijs ik u naar het antwoord op vraag 17.

28.

Maar waarom zouden de vele landen in de wereld die totaal geen ambitie hebben om een kernwapen te verwerven, lid blijven van het NPV als zij zich kunnen aansluiten bij het veel ambitieuzere en serieuzere TPNW? Dat leidt bij de leden van de SP-fractie ook tot de vraag of het kabinet zich omstandigheden kan voorstellen dat zij uit het NPV treedt.

Antwoord kabinet:

De kwalificaties van de SP-fractie dat het TPNW veel ambitieuzer en serieuzer zou zijn dan het NPV deelt het kabinet niet.

Net als vele anderen hebben wij betoogd dat de TPNW het NPV moet versterken en aanvullen. De verdragstekst doet dat momenteel niet. In plaats daarvan plaatst het verdrag zich boven het NPV en stelt het mogelijk een alomvattend parallel herzieningsmechanisme in, waaraan het een mandaat toekent dat op zijn minst gedeeltelijk overlapt met dat van het NPV. Dit is een recept voor concurrentie en fragmentatie op een moment dat al onze inspanningen op het gebied van ontwapening moeten worden geconcentreerd. Het NPV bevat de enige ontwapeningsverplichtingen die de P5 binden. Dit maakt het ons primaire kader voor het nastreven van een wereld zonder kernwapens.

29.

Het valt de leden van de SP-fractie op dat transparantie omtrent kernwapens hoog in het vaandel van het kabinet staat, maar dat Nederland daar zelf niet aan voldoet. Naast een beschrijving van de inmiddels negen kernwapenstaten, besteedt de regering geen aandacht aan de eigen Nederlandse positie als semi-kernwapenstaat. Als gevolg van het NAVO-beleid van «nuclear sharing» worden Nederlandse toestellen van de luchtmacht en haar personeel ter beschikking gesteld van de Amerikaanse c.q. NAVO-kernwapenstrategie. Desnoods met daadwerkelijke inzet. De leden van de SP-fractie hebben eerder vragen gesteld in hoeverre nuclear sharing door het NPV gebillijkt wordt. Het antwoord van het kabinet was dat deze situatie al bestond voor het totstandkomen van het NPV en daarom is gewettigd. Naar het oordeel van de leden van de SP-fractie is dat onwenselijk en in ieder geval in strijd met de geest van het NPV. Het zou sterk bijdragen aan kernontwapening als Nederland af zou zien van deze gedeelde kernwapentaak. In de zomer van 2022 komen de eerste vier JSF-toestellen naar luchtmachtbasis Volkel. In de komende jaren, nog in deze regeerperiode, zouden ook de nieuwe kernbommen voor de JSF, de B-61–12, moeten komen. De leden van de SP-fractie blijven erop aandringen daarvan af te zien. Het is een uitgelezen kans om Nederland te profileren als sterke voorstander van kernontwapening. Is de Minister bereid in de toetsingsconferentie te verklaren dat u in de komende regeerperiode af wil zien van de kernwapentaak voor de F-35? Is de Minister bereid om met staten die in dezelfde positie verkeren, te werken aan een plan waarin van deze taak wordt afgezien? Daarbij gaat het om Duitsland, België, Italië en in zekere mate ook Turkije. Is de Minister in dat kader ook bereid om een dergelijk voornemen in te zetten als middel tot onderhandelingen met andere Europese kernwapenstaten om te komen tot een kernwapenvrije zone in Europa? Is de Minister bereid om zo'n kernwapenvrije zone als officiële doelstelling te willen nastreven voor de 11e toetsingsconferentie over vijf jaar?

Antwoord kabinet:

De NAVO is een nucleaire alliantie en blijft dit zolang er kernwapens bestaan. Nederland heeft binnen de NAVO een kernwapentaak. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is met de uitvoering van deze taak één squadron F-16’s belast en zijn deze dual-capable-jachtvliegtuigen gestationeerd op de vliegbasis Volkel.

Zoals eerder aangegeven in de beantwoording op vragen van het lid Jasper Van Dijk over de oefening Steadfast Noon 1 november 2021 (Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 501): De kernwapentaak van Nederland draagt bij aan de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging, en dus aan de veiligheid van de NAVO en van Nederland. Het garanderen van onze veiligheid is niet gratis, en Nederland is bereid daaraan een relevante bijdrage te blijven leveren. Hierdoor wordt ook de cohesie binnen NAVO vergroot en doen we aan feitelijke lastenverdeling.

Dankzij de kernwapentaak is Nederland daarnaast in een positie om op constructieve wijze een actieve rol te blijven spelen binnen het bondgenootschap op het gebied van wapenbeheersing. Tegen de achtergrond van de huidige geopolitieke ontwikkelingen, de committering van Nederland aan zijn bondgenootschappelijke verplichtingen en de onwenselijkheid van eenzijdige ontwapeningsstappen houdt het kabinet vast aan hetgeen door opeenvolgende regeringen sinds 2002 is gesteld, namelijk dat het altijd de bedoeling is geweest dat de F-35 de bestaande nucleaire taak van de F-16 overneemt.

Zoals bekend: over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens kunnen, op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken, geen mededelingen worden gedaan. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag.

30.

In maart is er een toetsingsconferentie van het TPNW in Wenen. Is het kabinet alsnog bereid zijn goede wil te tonen inzake kernontwapening en als waarnemer in Wenen deel te nemen? Kan het kabinet zich voorstellen dat overname van toetsingsmechanismen en het controle-instrumentarium van het NPV door het TPNW kan leiden tot hervorming en versterking van het TPNW teneinde te komen tot een daadwerkelijk kernwapenvrije wereld? Zo nee, wat is de passage in het regeerakkoord dan nog waard?

Antwoord kabinet:

Voor de inzet ten aanzien van het TPNW verwijs ik u naar het antwoord op vraag 17.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

31.

Het coalitieakkoord maakt ook duidelijk dat het aankomende kabinet werk wil blijven maken van een kernwapenvrije wereld. Daarom is het deze leden niet geheel duidelijk waarom het kabinet het VN-verdrag inzake het verbod op kernwapens (TPNW) niet wil ondertekenen. Het kabinet stelt dat het TPNW het Non-Proliferatieverdrag (NPV) ondermijnt. Het TPNW erkent echter dat haar uitvoering «geen afbreuk mag doen aan de verplichtingen die de staten zijn aangegaan met betrekking tot bestaande internationale overeenkomsten waarbij zij partij zijn, indien deze verplichtingen in overeenstemming zijn met het Verdrag»4. Verder erkent het verdrag het belang van het NPV in het creëren van internationale vrede en veiligheid5. Deelt het kabinet de opvatting dat het VN-kernwapenverbod juist laat zien hoe staten de verplichtingen van artikel VI van het NPV kunnen nakomen en dat het een krachtig statement vormt van de morele, politieke en juridische normen die oproepen tot de afschaffing van kernwapens? Zo ja, zou ondertekening van dit verdrag het streven, dat zowel het huidige kabinet als het coalitieakkoord uitspreekt, in de richting van een kernwapenvrije wereld juist niet kunnen onderstrepen? En zo nee, waarom niet?

Antwoord kabinet:

Voor de inzet ten aanzien van het TPNW verwijs ik u naar het antwoord op vraag 17.

32.

De leden van de PvdA-fractie vragen het kabinet al langer om zich maximaal in te zetten voor een internationale dialoog met de nucleaire machten over een alomvattende, verifieerbare uitbanning van kernwapens conform artikel 6 NPV6. Ondertussen liggen er in Nederland nog kernwapens opgeslagen en blijft het kabinet op het standpunt staan dat er een kernwapentaak op Nederland rust op grond van NAVO-verplichtingen. Toch zijn er landen voor wie het beëindigen van hosting agreements mogelijk is geweest, te weten Engeland, Griekenland en Canada. Kan het kabinet aangeven op welke wijze en hoe vaak de verwijdering van de kernwapens uit Nederland besproken is met de VS?

Antwoord kabinet:

De NAVO is een nucleaire alliantie en blijft dit zolang er kernwapens bestaan. Nederland heeft binnen de NAVO een kernwapentaak. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, is met de uitvoering van deze taak één squadron F-16’s belast en zijn deze dual-capable-jachtvliegtuigen gestationeerd op de vliegbasis Volkel. De kernwapentaak van Nederland draagt bij aan de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging, en dus aan de veiligheid van de NAVO en van Nederland. Het garanderen van onze veiligheid is niet gratis, en Nederland is bereid daaraan een relevante bijdrage te blijven leveren. Hierdoor wordt ook de cohesie binnen NAVO vergroot en doen we aan feitelijke lastenverdeling. Dankzij de kernwapentaak is Nederland daarnaast in een positie om op constructieve wijze een actieve rol te blijven spelen binnen het bondgenootschap op het gebied van wapenbeheersing.

Zoals bekend: over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens kunnen, op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken, geen mededelingen worden gedaan. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag.

33.

Al eerder hebben de leden van de PvdA-fractie aangegeven dat de modernisering van de kernwapens hiervoor een gepast moment zou zijn, aangezien de VS voor deze modernisering de huidige kernwapens uit Nederland moet verwijderen. Daarbij menen de leden van de PvdA-fractie dat de moderniseringsplannen van de VS strijdig zijn met het streven naar een kernwapenvrije wereld. Kan het kabinet toelichten hoe zij deze tegenstrijdigheden kan verenigen? Ook vragen deze leden of de modernisering van de kernwapens, en de bijbehorende vergroting van de capaciteiten, niet strijdig zijn met de uitgangspunten van het NPV en de afspraken die gemaakt zijn tijdens verschillende herzieningsconferenties gericht op het elimineren van bestaande kernwapens? Is het kabinet bereid recht te doen aan de uitgangspunten van het NPV en de gemaakte afspraken en aan te geven dat de gemoderniseerde (nieuwe) kernwapens om die reden niet in Nederland geplaatst kunnen worden?

Antwoord kabinet:

De modernisering van Amerikaanse kernwapens heeft als doel de veiligheid en effectiviteit van deze wapens blijvend te garanderen. Gezien de verslechterende internationale veiligheidssituatie en de militaire uitbreiding en modernisering van Rusland en China is het van belang dat de nucleaire afschrikking van de VS, en van de NAVO, effectief blijft. De modernisering van Amerikaanse kernwapens is niet in strijd met artikel VI van het NPV dat geen eenzijdige nucleaire ontwapening afdwingt of kernwapenstaten verbiedt hun capaciteiten aan te passen aan hun veiligheidsomgeving.

Wat betreft het tweede deel van de vraag, verwijst het kabinet graag naar de beantwoording van vraag 32.


X Noot
1

Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons (2017), p. 11 art. 18.

X Noot
2

Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons (2017), preambule, p. 2.

X Noot
3

Motie-Ploumen c.s. Kamerstuk 33 694, nr. 33.

X Noot
4

Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons (2017), p. 11 art. 18.

X Noot
5

Treaty on the Prohibition of Nuclear Weapons (2017), preambule, p. 2.

X Noot
6

Motie van het lid Ploumen c.s., Kamerstuk 33 694, nr. 33.

Naar boven